Sociale psychologie
gedrag percept
H1: SOCIALE WAARNEMING
= hoe we kijken naar elkaar, hoe vormen we beeld over elkaar, ...
= start v meeste sociale interacties
concept
1.2 EERSTE INDRUK
Waarneming; grote hoeveelheid prikkels w door ons brein gefilterd tot aantal patronen waaraan we
betekenis geven
Sociale waarneming;
- Percept: zintuiglijke, eerste waarneming, wat zie/hoor/voel ik (ik zie mensen)
- Uiterlijk
- Lichaamstaal
- Gedrag
Bv. de man met de laptop vormt een percept
- Concept: invulling vd waarneming, dingen toeschrijven aan mijn waarneming, ik geef een
betekenis aan waarneming, de invulling, verschilt van persoon tot persoon
Bv. de man is een professor
- Gedrag
Bv: blind getrouwd; zien hun partner en hebben al een oordeel (eerste indruk blijft niet altijd
hangen)
1.2.1 WAAROP BASEREN WE ONS VOOR ONZE EERSTE INDRUK
Welke prikkes gaan we percipiëren en welke w weggefilterd?
Mehrabian; 7-38-55 regel
o 1e die onderzocht dat zowel lichaamstaal, intonatie en woorden een rol spelen bij vertellen
o Boodschap bestaat voor 7% uit de woorden (inhoud), 38% door de toon (intonatie) en 55%
door de lichaamstaal
enkel wanneer intonatie en inhoud elkaar tegenspreken, bij incongruentie (ambigu
boodschap). Indien mijn boodschap niet overeenkomt met hoe dat ik mij gedraag,
onthouden mensen maar 7% van die boodschap
Bv: iemand zegt op droge toon: bedankt, kei leuk cadeau je onthoudt dat hij het cadeau niet leuk
vond
!! Gevaar voor incongruentie bij gevoelens en meningen, sms en mail
Mensen gaan zich anders gedragen naargelang de betekenis (concepten)
Percept dat verandert in concept is automatisch
Waarneming is ook cultuurgebonden
Bv. mensen kijken verschillend naar gezichten
o Onderzoek Jack; Aziatische proefpersonenn kijken naar uitdrukking vd ogen, Europese
proefpersonen richten zich op de mond, ...
,1.2.2 SPONTANE BEELDVORMING
we vormen vrij snel een beeld v persoon obv weinig gegevens. Onze evaluatie verloopt
automatisch en snel (spontane beeldvorming egbeurt vanaf baby)
Met automatisch bedoelen we:
- niet met opzet
- niet altijd bewust
- zonder dat het moeite/aandacht vraagt
- zonder dat je het kunt tegenhouden
voorbeeld baby
percept: ik hoor zware stem ik hoor zachte stem
concept: ik ken deze niet dit is mama
gedrag: ik ga wenen lief lachen
Mensen die vasthouden aan stereotypen zijn luie denkers, ze dagen zichzelf niet uit
Wat maakt dat wij voor een bepaald concept/invulling gaan kiezen? Bv. rood, geel, groen
1.2.2.1 COGNITIEVE SCHEMA’S
= innerlijke structuren over de wijze waarop bepaalde zaken/gebeurtenissen samenhangen
door ervaringen leren we dat bepaalde dingen samenhoren of op elkaar volgen, die ervaringen
vormen cognitieve schema’s
bv: jongen – lint – studentenvereniging – uitgaan – drinken – te laat – gebuisd
Cognitieve schema’s bepalen welke betekenis wij gaan verlenen
Voordelen cognitieve schema’s;
- sneller kunnen reageren op prikkels
- het is gemakkelijker en minder vermoeiend om met vele prikkels om te gaan
Basis van cognitieve schema’s wordt opgedaan door ervaringen
- zien, horen, meemaken
- Cognitieve schema’s zijn veranderbaar
-
3 functies van cognitieve schema’s (Vonk)
1. schijnwerper: zorgen ervoor dat je aandacht naar het meest relevante, opvallende gaat
vb harde praters tijdens de les
vb. als er een agent voor je staat, zorgt het schema ervoor dat het de juiste reactie uitlokt
2. gatenvuller: we vullen met onze cognitieve schema’s de ontbrekende informatie in
vb
3. gedragswijzer; door de info te activeren weten we hoe we ons moeten gedragen
voordeel: we moeten niet meer lang nadenken over ons gedrag
bv: schijnwerper: ik zie conducteur
gatenvuller: hij zal de kaartjes willen controleren
gedragswijzer: ik pak mijn kaartje
,Nadelen/gevaren aan de schema’s
- accuraatheid daalt; zien dingen over het hoofd
bv. rode bultjes doen denken aan mazelen maar als dokter iedereen meteen in quarantaine
plaats, zorgt dat voor problemen
- stereotypering stijgt; plakken alles vast aan schema’s die we al hebben gemaakt, dingen
invullen, veralgemeningen
bv. de politie zag afrikaanse man voor voortvluchtige verkrachter, toen ze naar hem toe
gingen wou de jongen zijn pas uit zijn zak halen, de politie dacht dat hij een wapen wou
pakken dus schoten de jongen neer
politie: schr; hand v jongen in zak, gatenv; hij pakt pistool, gedragsw; verdedigen
jongen: schr; uniform, gatenv; identiteitscontrole, gedragsw; papieren nemen
experiment videogame
!! Als we ons bewust zijn van bepaalde schema’s kunnen we ons gedrag veranderen
1.2.2.2 WELKE SCHEMA’S W GEMOBILISEERD
Wanneer houden we welke schema’s aan?
Negatieve stimuli krijgen voorrang, trekken sneller onze aandacht aan
snelle evaluatie heeft af
Daptieve functie; snelle evaluatie zorgt dat je snel kunt handelen, iets + vraagt minder
dwingend om actie dan iets -
Bv: je hoort koelkast veel harder brommen wanneer je wil slapen
Bv: 1 slecht punt naast 5 goede punten
Cultuur: specifiek gedrag zal in ≠ culturen ≠ schema’s activeren (werk, school, huiscultuur)
Bv: competitief gedrag is bij ons ambitie, in andere cultuur respectloos
Bv: je draagt geen sexy kleding naar het werk, wel op een avondje uit
Particuliere ervaringen die we hebben gehoord activeren bepaalde schema’s
Bv: van thuis werd gehamerd dat taal heel belangrijk is, op tijd komen is belangrijk
Bv. bedrogen vrouw kijkt anders naar mannen dan niet bedrogen vrouwen
Actuele gemoedstoestand; soort priming maar van interne aard
Bv: je vindt liedje leuk als je verliefd bent maar vreselijk als je net gedumpt bent
Persoonlijkheidseigenschappen; je persoonlijkheid activeert schema’s die daarbij passen
Bv: rommelige bureau stoort je niet omdat je chaotisch bent | optimisten vs pessimisten
Situatie
bv: in een kippenpak lesgeven is niet normaal, in carnavalstoet wel
Priming; recente gebeurtenis verhoogt de toegankelijkheid v een schema voor bepaalde tijd
Higgins (& rholes en jones) heeft hier onderzoek over gedaan dmv experiment
o ze deelden groep in 2 groepen.
o Groep A moest woorden uit het hoofd leren die te maken hebben met avontuurlijk,
groep B met als thema roekeloos.
o Nadien kregen ze een vh te lezen over een man die risicosporten uitoefenden en de
atlantische oceaan wou over varen
o De studenten moesten een persoonsbeschrijving maken
o Het priming effect zorgde ervoor dat groep A de man moedig en dapper vonden
terwijl groep B hem onverantwoordelijk vond
De meest recente info bepaalt wat je denkt
, Invloed context en ervaringen ( situatie)
Veldonderzoek Rosenhan (1973)
Veinzen van ‘holle stemmen’
Iedereen 1 opgenomen : schizofreen
Tussen 752 dagen tot ontslag !
Gevaar van diagnose, modetrends en focus
bv: borderline die vriendelijk is, verslaafde die gebruik ontkent
1.3 ATTRIBUTIE
Attributie = toeschrijven, iets gaan verklaren vanuit een waarneming, wat is de oorzaak van bepaald
gedrag/fenomen
= oorzaak toeschrijven aan gedrag/iemand
Bv: armoede: het zal hun eigen schuld we zijn/ ze hebben pech gehad/ het zijn moeilijke tijden/
maatschappij systemen kloppen niet
Verschillende attributies zullen het beeld dat we hebben v een persoon op een andere manier
beinvloeden en ons gedrag bepalen
Bv. je ziet persoon op straat liggen, je zal een andere neiging tot helpen hebben wanneer je denkt dat
het komt door dronkenschap dan dat het komt door een aanval v een dier
2 variabelen
Interne attributie; gedrag v persoon toeschrijven aan persoon zelf
Externe attributie; gedrag v persoon toeschrijven aan factor buiten de persoon
Stabiele factoren; zaken die je als vaststaand interpreteert, zal altijd zo blijven
Variabele factoren; zaken die je als veranderbaar, variëerbaar zien
INTERN EXTERN
STABIEL Persoonlijkheidstrekken, talenten, Systemen, structuren, persoonlijkheid v anderen...
gebreken...
VARIABEL Fysieke en mentale toestand, gedrag... Geluk, toeval, gedrag en toestand v anderen...
Vb intern stabiel; student is geslaagd want hij is slim
Vb intern variabel; student is geslaagd want hij heeft hard gewerkt
Vb. extern stabiel; student is geslaagd want docent laat iedereen door
Vb. extern variabel; student is geslaagd want hij had geluk met examenvragen
Belang van attributie; De manier waarop wij attribueren bepaalt ons gedrag
Bv: armoede eigen schuld geef geen geld Bv: armoede door maatschappelijke systemen (extern) geef geld
Bv: vervelende jongen, hij is gewoon zo ik luister niet Bv vervelende jongen, ouders gescheiden (extern) ik steun en luister
Op het moment wanneer je gedrag gaat verklaren moet je je bewust zijn van je gatenvullers, jouw
verklaring is niet de enige. Je moet nagaan op welke manier je het nog kan verklaren
Intern stabiel is de meest gemaakte attributiefout !! (iemand is gwn zo, ik ben zo)