Leerstoornissen
Doelstellingen
Dit opleidingsonderdeel draagt bij tot de volgende beroepsrollen van een psychologisch
consulent: psychodiagnosticus.
Aan het einde van dit opleidingsonderdeel is de student in staat om binnen het inhoudelijke domein
‘leerstoornissen’:
- de theoretische inzichten over leerstoornissen te vertalen naar diagnostiek en begeleiding
van de verschillende betrokken partijen (kinderen, ouders, leerkrachten, hulpverleners, ...).
- een testbatterij voor onderzoek naar lees-, spelling- en rekenmoeilijkheden samen te stellen
resultaten te analyseren en interpreteren met als doel het formuleren van een
handelingsgericht advies.
- eventuele sociale en emotionele moeilijkheden van cliënten te identificeren en te
ondersteunen.
- een voorstel voor psycho-educatie aan cliënten met leerproblemen uit te werken.
- de behandelingsprincipes voor leerproblemen toe te passen op de school- en
opvoedingssituatie.
- schriftelijk te communiceren naar cliënten, ouders, leerkrachten en andere hulpverleners.
STELLINGEN
Dyslexie is het omwisselen van letters zoals b en d
➔ Er zijn geen typische fouten. Automatisatie en koppeling tussen klank en teken loopt
moeilijker. Blijft de fouten van een beginnende lezer langer aanhouden.
Als een jongere met dyslexie leesproblemen heeft, is er ook altijd sprake van spellingproblemen.
➔ Dyslexie: OF problemen schrijven OF lezen OF lezen en spellingsproblemen -> het is altijd
dyslexie die je specifieker moet opdelen (je hoort een klank die je moet schrijven OF je leest
een letter die je moet zeggen) Komen apart voor maar ook samen. Het is dus niet ALTIJD.
Oefenen op het ene helpt ook het andere. Maar moeilijkheden blijven ook na veel oefenen.
Dyslexie wordt vaker vastgesteld bij jongens.
➔ Het komt vaker voor bij jongens (zoals de meeste ontwikkelingsstoornissen)
Leerlingen met dyslexie zijn minder intelligent
➔ Mensen met hoog/laag IQ kunnen dyslexie hebben
CHC model : verschillende vaardigheden, mensen met dyslexie doen bij fonologische
vaardigheden slechter. Kunnen wel compenseren met andere zaken.
1
,CASUS TINI – 2E LEERJAAR. LVS SPELLING M2
Analyses
Leerplan – methode – eindtermen
Kwantitatieve analyse
= analyse van cijfermateriaal. Hoeveel foute antwoorden, hoeveel goede antwoorden en daar een
analyse uit stellen.
Woorden
- Score Woorden= optelsom van alle correcte woorden
- Percentiel woorden= Pc X
Zinnen
- Score Zinnen= optelsom van alle correcte woorden in de zinnen
- Percentiel zinnen = Pc x
Totaal
- Score Totaal= score woorden + score zinnen
- Percentiel totaal= Pc x
Basis en Uitbreiding
- Score basis= optelsom van aantal correcte woorden (2 keer 1-10) en correcte woorden in
zinnen 1-4
- Score Uitbreiding = optelsom van aantal correcte woorden (2 keer 11-15) en correcte
woorden in zinnen 5 en 6
Kwalitatieve analyse (basis-, regel-, materiaalfout)
= wat voor soort fouten worden er gemaakt. -> dan weet je waar je moet op antwoorden
Foutenclassificatie voor lees- en spellingsproblemen
Een foutenclassificatie helpt zinvolle informatie te verzamelen in functie van het opstellen van een
individueel handelingsplan. In een handelingsplan wordt beschreven waarmee het kind
moeilijkheden heeft, hoe het kind werkt en hoe we dat kunnen beïnvloeden.
De foutenclassificatie die we hier voorstellen werd ontwikkeld door het Centrum Orthopedagogische
Behandeling (1990) (zie bijlage 1).
Volgens deze classificatie worden fouten ingedeeld in drie hoofdcategorieën:
2
,3 algemene categorieën:
Basisfouten
Bij het schrijven moet het kind in de eerste plaats leren dat het woorden kan schrijven zoals het die
hoort. Basisfouten zijn fouten tegen de fonetische structuur van het woord. Fouten bij het lezen of
schrijven van klankzuivere woorden zijn dus basisfouten aangezien deze woorden fonetisch
opgebouwd zijn. De één-één relatie tussen klank en teken wordt niet gerespecteerd. Basisfouten
kunnen voorkomen op het niveau van letters en op het niveau van het gehele woord. Letterfouten
hebben betrekking op het onvoldoende beheersen van de klank-letter koppelingen. Deze vaste
koppelingen betreffen niet alleen losse letters maar ook lettergroepen. Onder lettergroepen verstaan
we twee, drie of vier letters die fonetisch samen horen, voorbeeld eu, ooi, aai, ch, … . Strikt genomen
hoor je bij lettergroepen als ooi en aai de klanken ooj en aaj. Aangezien het echter om vaste
koppelingen gaat, beschouwen we deze klankengroepen wel als fonetisch. Lettergroepen zoals ooi,
aai, eeuw, … worden in alle woorden op dezelfde wijze geschreven. Wanneer je fouten gaat scoren of
classificeren, vertrek je steeds van de juiste letter en duid je aan waardoor het kind deze vervangen
heeft. Basisfouten kunnen verwisselingen, toevoegingen en weglatingen van één of meerdere letters
betreffen, voorbeelden:
• man -> maan: basisfout- letterfout – klinkerfout – omwisseling kort-lang
• zwaai -> zwaaj: basisfout – letterfout – tweeklankfout
• pek -> bek: basisfout – letterfout – medeklinkerfout
• korst -> krost: basisfout – woordfout (verandering van de structuur van het woord)
• banken -> bank: basisfout – woordfout (weglating van lettergroep)
• witte -> witten: basisfout – woordfout (toevoeging van letter)
Regelfouten zijn fouten die het kind maakt tegen de spellingsregels.
Voorbeelden:
• katten -> katen: regelfout – verdubbelingsregel (het niet verdubbelen van een medeklinker
wanneer de syllabe eindigt op een korte klinker)
• apen -> aapen: regelfout – verenkelingsregel (het foutief schrijven van een lange klinker
wanneer de syllabe eindigt in een open lettergreep)
• beest -> beesd: regelfout – verlengingsregel (niet toepassen van de verlengingsregel)
• ik word -> ik wordt: regelfout – werkwoorden (fout aan werkwoordsvorm in O. T. T.)
• ik vond -> ik vont: regelfout – werkwoorden (fout in O.V.T.)
Materiaalfouten zijn fouten die niet kunnen vermeden worden door het woord te schrijven zoals
je het hoort (fonetisch) of door een spellingsregel toe te passen. De moeilijkheid ligt in de aard van
het materiaal (het woord) zelf. Je moet ze dus gewoon onthouden om ze correct te
schrijven. Weetwoorden: woorden dat je op 2 manieren kan schrijven, dat je niet kan horen
Voorbeelden:
• Klein -> klijn: materiaalfout – ei-ij fouten
• goud -> gaud: materiaalfout – ou(w) – au(w) cowboy [Symbool] cowboi: materiaalfout –
fouten bij moeilijke en vreemde woorden
3
,Extra voorbeelden
Vligen ipv vliegen: basisfout
Gezag ipv gezaag: basisfout
Pikn ipv pink: basisfout
Leew ipv leeuw: basisfout (2 klank)
Kaus ipv kous: materiaalfout (au-ou)
Zeman ipv zeeman: basisfout (tegen volgorde van letters)
Ruts ipv rust: basisfout (tegen volgorde van letters)
Stomr ipv storm: basisfout (tegen volgorde van letters)
Sjok ipv schok: basisfout (schrijft wat je hoort)
Sous ipv saus: materiaalfout (au-ou)
Tai ipv taai: basisfout (tweeklanken)
Kluer ipv kleurt: basisfout (e en u omgedraaid en vergeten van letter –t-)
Gign ipv ging: basisfout (letters omgedraaid)
Striuk ipv struik: basisfout
Trijn ipv trein: materiaalfout (ij-ei)
Wingkel ipv winkel: basisfout (schrijft wat je hoort)
Sleht ipv slecht: basisfout (c vergeet bij ch, met een ‘g’ geschreven -> materiaalfout)
Liue ipv luie: basisfout (tegen tweeklank)
Niew ipv nieuw: basisfout
Woort ipv woord: regelfout (verlengen om te weten of het eindigt op een d of t)
Moojer ipv mooier: basisfout (tweeklank)
Heplt ipv helpt: basisfout
Blat ipv blad: regelfout (verlengen om te weten of het eindigt op een d of t)
Schrijfen ipv schrijven: basisfout (omdat je dit moet horen)
Gijt ipv geit: materiaalfout
Bangk ipv bang: basisfout
Deknt ipv denkt: basisfout
Hep ipv heb: regelfout (verlenging, hebben – heppen)
Huisdeiren ipv huisdieren: basisfout (je hoort dat het –ie- moet zijn maar schrijft met –ei-)
Groejen ipv groeien: basisfout
Maant ipv maand: regelfout (verlengingsregel)
Vaader ipv vader: regelfout (tegen open en gesloten lettergrepen)
Verekt ipv vertrekt: basisfout (je hoort de –r- maar schrijft te niet)
Tijt ipv tijd: regelfout (verlengingsregel)
THEORIE VAN DYSLEXIE
Na deze les:
- Ken je de definitie en criteria van dyslexie
- Weet je welke moeilijkheden iemand met dyslexie ondervindt
- Weet je hoe je dyslexie kan vaststellen
- Heb je zicht op mogelijke oorzaken
Protocol toepassen op casus
4
,DEFINITIE
“Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het
aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van
omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking.”
- Stichting dyslexie Nederland, 2016 -
→ tempo van lezen kan een probleem zijn en ‘accuraatheid’ gaat over de juistheid
→ lezen en/of spellen: je kan problemen hebben met beide of elk apart (3 verschillende
gevallen waarbij je spreekt over dyslexie)
→ bij casus teruggrijpen naar deze definitie om te zien of het gaat over dyslexie
Herken je dyslexie aan typische fouten?
➔ Geen typische fouten, de fouten die voorkomen zijn wel frequenter en hardnekkiger. Fouten
die een beginnende lezer maakt, maken de kinderen met dyslexie langer en vaker (meer
basisfouten).
Ook niet:
- Dansende lettertjes
- Het omdraaien van letters
- Schrijven in spiegelschrift
- Achterstevoren lezen van woorden
WEL:
Traag lezen en/of veel fouten lezen
EN/OF
Veel spellingfouten maken
Dyslexie is meer dan lezen en spellen alleen:
Jongeren met dyslexie hebben de meeste moeite met:
- Het onthouden van leerstof
- Het foutloos spellen in vreemde talen
- Het begrijpen van teksten
- Het lezen zonder fouten in het Nederlands
- Spellen NL fouten
- Lezen vreemde taal fouten
- Lezen vreemde taal traag
- structuur van het schrijven (zinsbouw, tekstopbouw)
- tijdsinschatting en planning
- samenvatten leerstof
5
, Moeilijkheden bij het volgen van lessen
- Achtergrondlawaai: concentratie is lastig
- Tegelijk begrijpen van leerstof en notities nemen
- Onthouden van (meervoudige) instructies die uit
meerdere losse opdrachten bestaan: bv neem je boek
op p14 en maak oefening 3, 4 en 7. Instructies mogen
niet te lang worden.
Moeilijkheden bij het verwerken van de leerstof
- Verwerken van grotere hoeveelheden leerstof
- Uit het hoofd leren van feiten en namen, bv: koningen van België -> moeilijk
- Vreemde talen
- Spellingfouten / fouten tegen zinsbouw / ongestructureerde teksten in werkjes en examens.
Als je een opstel leest, de structuur is niet optimaal. Als je uw tekst al eens laat voorlezen,
dan hoor je vaker waar het niet helemaal klopt en kan je het nog aanpassen.
L. Over trage leestempo: “Ja, vooral dat ik traag lees, dat vind ik heel storend. En soms zie ik sommige mensen
dubbel zo snel lezen als ik. En het feit dat ik er dan dubbel zo veel tijd in moet steken is wel frustrerend. En dan
wil je gewoon niet meer lezen omdat iemand anders daar zo snel over gaat terwijl ik dan zoveel tijd daarin moet
steken. Dan word je er ook mee geconfronteerd, met die beperking dat je traag leest. En soms snap ik dan ook
iets niet en dan moet ik dat terug opnieuw lezen en dat kost allemaal zoveel tijd.”
E. over Frans: “Dan zeggen ze iets wat we moeten opschrijven. En in het Nederlands hebt ge dat al wel eens
gehoord of hebt ge dat al eens opgeschreven of kunt ge dat nog horen. Maar bij het Frans kan ik absoluut niet
horen aan een woord hoe dat ik dat moet schrijven.”
Moeilijkheden bij opdrachten en examens
- Moeilijkheden bij interpretatie examenvragen. Kleine woordjes zoals (duidt aan wat er niet
klopt) zorgen er voor dat je fouten maakt.
- Tijd te kort om alle vragen te lezen en/of te beantwoorden
- Spellingfouten / fouten tegen zinsbouw bij het formuleren van antwoorden
M. Over opdrachten: “Vroeger maakte ik vooral spellingfouten, daar is dan veel op geoefend geweest. En
tegenwoordig is het vaak bij papers schrijven, de zinsconstructie. Op ‘dt’-fouten heb ik wel getraind dus dat
gaat.”
Andere moeilijkheden
- Structuurproblemen: planning, gestructureerd aan taken beginnen…
- Moeite met het verwerken en onthouden van losse feiten (zoals data bij geschiedenis, weinig
logica)
- Moeilijkheden met lange en meervoudige instructie
- Socio – emotionele moeilijkheden: schaamte, faalangst, laag zelfbeeld
S. Over lezen: “Ik kan niet lezen. Ik schaam me daar echt voor.”
E. Over dyslexie: “Dyslexie is een stuk van mij. Die maakt wie ik ben. Die heeft gemaakt, denk ik, dat ik zo
strijdlustig ben om er te komen.”
6