Aardrijkskunde De Geo 'Systeem Aarde' - Samenvatting VWO Bovenbouw
Aardrijkskunde Systeem Aarde H1 t/m 3
Samenvatting De Geo Systeem aarde hoofdstuk 3 landschappen en hun gebruikers
Tout pour ce livre (8)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Aardrijkskunde
6
Tous les documents sur ce sujet (2438)
Vendeur
S'abonner
sofievndijk
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 1. De actieve aarde
Hoe kunnen de endogene processen die samenhangen met de platentektoniek, worden
verklaard?
• Hoe kunnen wij het verre verleden van de aarde bestuderen en begrijpen?
• Hoe is de aarde ontstaan en opgebouwd?
Actualiteitsbeginsel: Hutton ging ervan uit dat de processen die we nu op aarde zien,
vroeger onder gelijke omstandigheden ook zo hebben gewerkt.
Het verleden vormt dus de sleutel tot het verleden.
Processen herhalen zich gedurende de tijd. Het resultaat kan mogelijk hetzelfde zijn.
Geomorfologie is de wetenschap die landvormen bestudeert en de ontwikkelingen en
processen die daarbij een rol spelen.
Paleografie is de wetenschap die de ligging en beweging van aardplaten, en de verdeling
van land, zee en gebergten bestudeert.
De zon is ontstaan uit samentrekking van gas en stof. In de nevel rondom de zon ontstonden
acht planeten. De zon vormt met miljarden andere sterren het Melkwegstelsel. In het heelal
bevinden zich talloze sterrenstelsels.
Onze aarde heeft twee belangrijke eigenschappen die een grote rol spelen in de vorming:
vloeibaar water op het aardoppervlak & inwendige gelaagdheid; de aarde bestaat uit
verschillende schillen met specifieke eigenschappen.
• De chemische samenstelling (uit welke materialen bestaan de schillen)
Inslagen van meteorieten zorgden voor veel warmte, de aarde smolt. Zware
elementen zakten naar de diepte. Zo ontstond een kern van ijzer en nikkel en een
mantel. Door afkoeling ontstond een gelaagdheid van schillen. Door de bij de klap
vrijkomende warmte smolt de aarde opnieuw.
1. Binnenste van de aarde bestaat uit de aardkern, voornamelijk uit ijzer.
2. De laag om de aardkern is de aardmantel, een laag vooral uit magnesium en ijzer.
3. De buitenste, dunne laag van de aarde (aardkorst)
• De fysische eigenschappen (hoe hard zijn de schillen)
1. Lithosfeer (hard) - de aardkorst en het harde bovengedeelte van de mantel.
Onder de oceanen is de lithosfeer dunner dan onder de continenten.
Het voornaamste verschil is dat de lithosfeer bestaat uit
vaste tektonische platen die bewegen ten opzichte van
elkaar, terwijl de asthenosfeer als het ware vloeit.
2. Asthenosfeer (zachtere laag) - het grootste gedeelte
van deze laag is
plastisch gesteente → vast gesteente dat onder invloed van
druk en tijd iets stropiger wordt en makkelijker beweegt dan
de harde lithosfeer.
, Vast: warmtegeleiding door de stof heen, conductie.
Vloeibaar: warmtegeleiding door verplaatsing van het
materiaal, convectie.
De aarde krijgt haar warmte van inwendige- en uitwendige bronnen:
Bij het ontstaan van de aarde uit hete nevelgassen en stof kreeg de aarde warmte mee. Ook
door vroegere inslagen van meteorieten. Daarna hoopte de warmte zich in de aarde op. Een
andere warmtebron wordt gevormd door de radioactiviteit van sommige gesteenten, die nog
steeds warmte afgeven.
De uitwendige warmte is afkomstig van de zon, geeft op dit moment vele malen meer
warmte aan het aardoppervlak af dan de inwendige warmte. Grote invloed op uitwendige
processen als exogene krachten.
1.2 Het verhaal van de gesteenten
• Welke soorten gesteenten komen voor op aarde?
• Wat zegt een gesteente over de geologische geschiedenis van een gebied?
De gesteentekringloop speelt een rol bij de op- en afbraak van landschapsvormen en het
reliëf.
De lithosfeer is opgebouwd uit verschillende soorten stenen.
Een gesteente is opgebouwd uit een mengsel van mineralen en/of organische stoffen
(bestanddelen).
Een mineraal is een verbinding die in de natuur voorkomt en die bepaalde
chemische/fysische eigenschappen heeft. Een andere eigenschap van mineralen is de
hardheid. Organische stoffen zijn ontstaan uit levende organismen.
Drie hoofdgroepen gesteenten
Stollingsgesteenten: ontstaat wanneer lava of magma afkoelt, als het stolt.
Dieptegesteente wordt gevormd door het langzaam ondergronds stollen van magma. Het
dieptegesteente graniet is een mengsel van mineralen.
Graniet is de belangrijkste bouwsteen van de continentale korst. .
Uitvloeiingsgesteenten wordt gevormd aan het aardoppervlak of er net iets onder door het
stollen van lava. Ontstaan als het hete magma bij een vulkaanuitbarsting als lava uit de
krater over de hellingen van een vulkaan stroomt. Door de lage buitentemperatuur koelt de
massa heel snel af en stolt. Zo ontstaat basalt. De oceaanbodem bestaat voor een groot
deel uit basalt.
Sedimentgesteenten: ontstaan wanneer afzettingen van zand of klei in lagen worden
neergelegd en samengeperst.
Klastische sedimenten worden zand en klei in de zee, in meren of in riviervlakten
gesedimenteerd tot dikke lagen. Door de druk van de bovenliggende lagen worden de zand-
en kleilagen samengeperst tot een hard gesteente. Zand wordt op deze manier zandsteen
en klei wordt kleisteen of schalie.
, Organische en chemische sedimentgesteenten ontstaan door een opeenhoping van
organisch materiaal. Door neerslaan van mineralen, druk en verharding. Door de druk van
bovenliggende lagen wordt kalk kalksteen. Zout in de zee wordt steenzout.
Metamorfe gesteenten: ontstaat wanneer stollingsgesteente of sedimentgesteente dieper
wegzakt in de aardkorst en daar onder langdurige invloed van nog hogere druk en
temperatuur wordt omgevormd tot metamorf gesteente.
De samenstelling van het gesteente is veranderd (metamorf = van vorm veranderd). Deze
processen vinden bij gebergtevorming of het binnendringen van magma in een laag
gesteenten plaats.
Zandsteen wordt kwartsiet; kleisteen wordt leisteen, kalksteen wordt marmer.
Toekomstige processen met gesteentekringloop beschrijven: marmer kan uiteenvallen
(verwering en erosie), meegenomen worden (rivieren) en in zee gesedimenteerd worden.
1.3 Schuivende continenten
• Hoe oud is de aarde en hoe kunnen we dat meten?
• Welke theorieën bewijzen de beweeglijkheid van de platen?
Ouderdom aarde wordt bepaald met feiten:
1. Alle sedimenten worden horizontaal neergelegd. Daarna eventueel nog geplooid of
gekanteld.
2. Superpositie: de onderliggende gesteentelaag is ouder dan de bovenliggende laag.
Met behulp van deze twee principes kan men relatieve ouderdom van gesteenten bepalen.
Lagen kunnen wegslijten en door gebergtevorming omhooggeduwd worden. Dit kost veel
tijd: de aarde is oud. Zo heeft men eerst een relatieve geologische tijdschaal opgesteld.
De geologische tijdschaal is de indeling van de geschiedenis van de aarde in verschillende
tijdperken.
• De fysische processen (processen die met de natuur te maken hebben) vinden nu
op dezelfde manier plaats als in het verleden.
In de twintigste eeuw ontdekte men dat je met het radioactieve verval van bepaalde
elementen in gesteenten de absolute ouderdom van die gesteenten kunt bepalen. De
relatieve geologische tijdschaal kon sindsdien verfijnd en aangepast worden → absolute
tijdschaal.
Vroeger zag men al de overeenkomst in vorm tussen Zuid-Amerika en Afrika.
• De flora en fauna op de verschillende continenten vertonen veel overeenkomsten.
• De gesteenten in Zuid-Amerika en Afrika sluiten op elkaar aan.
• Er zijn aanwijzingen gevonden dat grote delen van verschillende continenten
gelijktijdig bedekt zijn geweest met een grote ijskap.
Ooit vormden de continenten een aangesloten supercontinent dat Wegener Pangea noemde.
Ontdekking in 1960 van Mid-oceanische bergrug.
Paleomagnetisme: met deze methode kan men het aardmagnetisch veld in oude
gesteenten vaststellen (de richting die een gesteente aantrekt). Aangezien het magnetische
noorden en zuiden regelmatig zijn omgeslagen, is die wisselende gerichtheid naar het
magnetisch noorden ook in stollingsgesteenten aan weerszijden van de mid-oceanische
ruggen te ontdekken.
Magma komt bij de bergrug onder zee omhoog, stolt en wordt door nieuw magma
weggeduwd naar weerszijden. Het gesteente wordt ouder, verder van de bergrug vandaan.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sofievndijk. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,83. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.