Klassieke sociologische theorie
Les 1
Wat is een theorie?
Theorie:
Algemene verklaring van welomschreven verzameling feiten of gebeurtenissen, zo
mogelijk bevestigd door consistente dataverzameling of experimenten
- Voorbeeld van een theorie: evolutietheorie
- Het is een afgebakende verzameling van feiten waarover je een uitspraak maakt. Een
theorie is opengesteld voor toetsing, dus ook mogelijke kritiek.
- DUS een ideale theorie bestaat uit uistpraken die een verklaring geven over een
verzameling van feiten die je eventueel kan toesten.
Model:
Model: Visuele, verbale of wiskundige representatie van een wetenschappelijk idee of
theorie
Theorie en paradigma
Een sociologisch paradigma, in de eenvoudigste betekenis, is een basisvoorbeeld dat
sociale fenomenen helpt te begrijpen en verklaren.
Bekende sociologische paradigma’s zijn: ruil, conflict, samenwerking, ‘betekenis’
- Een paradigma is een voorbeeld dat je kan toepassen op vele andere dingen
- Voorbeeld van een vervoeging op een bepaald woord, kan je toepassen op andere
woorden
- Een paradigma opent ons de ogen om bepaalde fenomenen en dimensies die we
anders niet zouden zien
- Paradigma’s zijn hulpmiddelen om je sociologische verbeelding op gang te brengen
Paradigma volgend T.Kuhn
Kritiek op ‘kennis als groeiende boom’
- ‘Kennis als groeiende boom’: als je kennis hebt, kan je hier enkel op verder bouwen
en op die manier groeit de kennis
o Voorbeeld: in de 14de eeuw was de kennis laag, deze si verrijkt tot een groot
geheel van kennis
- Kuhn was hier niet mee eens
o Wetenschap kan vergeleken worden met politiek, af en toe is er een breuk die
de regime veranderd
, o Er zijn dus ook in de wetenschap momenten waarbij er een breuk is en
waarbij wij ons loskoppelen van bepaalde kennis in plaats van er verder op te
bouwen
o vandaar gebruikt hij de term ‘revolutie’
hij onderscheidt 4 fasen van evolutie
De 4 fasen van wetenschap
Faze 1 Normale wetenschap als oplossen van puzzels
- je begint vanaf de hoeken van een puzzel, deze vil je verder aan totdat je een kader
hebt goede basis
- bijna alle wtenschappers zijn het eens met elkaar consensus
- er is een bepaalde kaders van uitspraken en uitgangspunten, waarvan iedereen
vertrekt
Faze 2 Anomalieën en wetenschappelijke ontdekkingen
- Er wordt ontdekt dat er bepaalde puzzelstukken ontbreken
Faze 3 Crisis en wetenschappelijke ontdekkingen
- We krijgen een wetenschappelijke revolutie waarbij de oudere kaders worden
afgestoten
- Meestal een generatiefenomeen
Faze 4 Nieuwe faze van ‘normale wetenschap’
- Terug in een fase van normale wetenschap, hieruit kan de cyclus terug beginnen
Theorie, stroming en traditie
Sociologisch denken werd gevoed door:
- erfenis van positivisme
o bepaalde opvattingen worden niet zomaar verworpen, we geven ze een plek
zelfs al het verkeerde opvattingen zijn
- sociale problemen
o Het kan over vanalles gaan
o Zeer belangrijke basis
o Voorbeeld: gevolgen van de industriele revolutie
Lange uren, onmenselijke werkomstandigheden,….
- wens om ‘eigen tijd’ te begrijpen
o Eigen tijd vatten in ideeen
o Leven we in een post-koloniale samenleving, post-industriele samenleving,…
o Iedere bril die we opzetten geeft ons een ander manier van kijken
Ontwikkeling van de sociologische theorie
Klassieke fase: eigenzinnige auteurs (1845-1920)
- Comte, Marx, Durkheim, Weber, Simmel, Mead
o Auteurs die zelf de bewustzijn en pretensie hadden om een wetenschap te
stichten
o Ieder auteur heeft dit anders gedaan verschillende vormen van sociologie
o Hun inzichten stonden uit ekaar
Moderne fase: paradigmata (1920-1980)
, - functionalisme / conflicttheorie / ruiltheorie / symbolisch interactionisme… Parsons,
Merton, Dahrendorf, Homans, Blumer, Goffman …
o probeerden eenheid te brengen in de sociologie
Eclecticisme en nieuwe syntheses (1980- nu)
- Elias, Berger, Giddens, Habermas, Bourdieu, Luhmann, Bauman, Collins, Castells,
Latour (ANT)
o Van verschillende stijlen een synthese proberen maken
De hoofdparadigma’s
twee basisvragen
- Is sociaal gedrag vrij of gedetermineerd?
- Gaat sociaal gedrag uit van individu of collectieve actor?
vier paradigmata:
- Functionalisme:
o colectiviteit: ieder systeem heeft haar eigen samenhang
o voorbeeld: staat als een collectief lichaam
o vrij: er is sprake van vrijheid, want deze collectieve lichaam wordt geacht zelf
keuzes te maken
- Conflicttheorie:
o conflict is niet altijd zichtbaar
o conflicten kunnen ontstaan zonder dat je er vat op hebt etnische,
religieuze,… conflicten
o deze conflicten worden in haar collectiviteit gezien: groepen, klassen, religie,…
- Ruiltheorie:
o Ruil vertrekt vanuit een behoefte of voorkeur, dus dat is iets individueel
o Voorkeur kies je niet, het is er al
o Voorbeeld: seksuele voorkeur, wat je lekker vindt,…
- Symbolisch interactionisme
o Mensen handelen vanuit een betekenis en op een betekenisvolle manier naar
elkaar toe
o Mensen zitten constant symbolen uit te wisselen
o Vrij: de zingeving wordt vanuit jezelf gehaald
o Het gaat om individuen die met elkaar interageren
,Verwantschap tussen klassieke auteurs en paradigmata
Comte: positivisme/functionalisme
Durkheim: positivisme/functionalisme
Marx: conflictparadigma
Weber: sociaal handelingsparadigma
Mead: symbolisch interactionisme
, Karl Marx: Meer dan een mummie?
Achtergrond
Bergerlijke afkomst
- De verlichtingsidee thuis
Marx en de literatuur
o Maakte poetische gedichten
o Marx maakte gebruik van literatuur want hij dacht dat de sporen van mensen
hierin doorwerken je krijgt de totaliteit van de mens hierin te zien
Marx’ profetische inslag
- Invloed van judaisme?
o Marx werd gezien als een soort profeet, hij predicte voor een revolutie, hierna
zouden we beteren mensen zijn (radicale omwenteling
o Als de mesias terugkeert zal er vrede zijn tussen iedereen, vandaar de link met
het jodendom
o Het commmunisme als einde van alle geweld, klasseloze maatschappij
Studeert filosofie, doctoraat over Democritus en Epicurus
o Democritus: voorloper van het materialisme
o Epicurus: spreekwoordelijke levensgenieter, geluk moet nagestreefd worden
in het leven
o In conclusie: een gellukig leven waar je vrij bent en waarbij je u niet laat
vangen door allerlei soorten dingen van metafysische of religieuze aard
Breuk met het idealisme – Hegels dialectiek op z’n kop
o Hegel ging ervanuit dat je de geschiedenis van de zelfbewustwordende geest
en de hele geschiedenis van de mensheid niets anders is dan het opklimmen
van die geest (kennis)
o Dit is het idealisme
o De werkelijkheid zien in de kracht van de ideeen die hierin worden gewekt
de ideeen in werking
Jong-hegelianen
De Idee van Hegel: de dialictiek de geschiedenis verloopt in sprongen
1) These: er werd iets gedaan of gezegd
2) Anti-these: een tegenstelling van wat er gezegd of gedaan werd
3) Synthese: de spanning was zo groot dat het werd opgeheven door een hoger niveau
en deze zal voor een doorbraak zorgen van de hogere geest
- De inwendige strijd van de geest die ten einde komt
- Conservatieve visie; hoe het nu is, is goed
Jong-hegelianen waren progressiever!
- De hegeliaanse dialictiek werd toegepast op hegel zelf, de gescheidenis is niet ten
einde gekomen, maar gaat nog verder
- Streven naar vernieuwing