Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
verbetersleutel QMP vragen 7 - 13 €2,99   Ajouter au panier

Examen

verbetersleutel QMP vragen 7 - 13

 173 vues  0 fois vendu

zelftoets hoofdstuk 7 tot 13 (verbetersleutel, sommige vragen kwamen op het examen)

Aperçu 2 sur 11  pages

  • 17 juin 2018
  • 11
  • 2016/2017
  • Examen
  • Questions et réponses
Tous les documents sur ce sujet (24)
avatar-seller
Janavandenbossche
Verbetersleutel
1. De inflatie wordt gemeten aan de hand van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Welke
uitspraak omtrent de berekening van deze index is NIET correct?

 (a) De goederen waarvan de prijzen gevolgd worden vormen samen de indexkorf.
 (b) Een goed indexcijfer moet gewogen zijn! De weging van de verschillende categorieën van
goederen volgt uit de resultaten van de gezinsbudget-enquête.
 (c) De samenstelling van de goederenkorf wordt maar zelden gewijzigd. Daardoor
bestaat het grootste deel van die producten uit voedingsmiddelen.
 (d) De samenstelling van de korf geeft een zo goed mogelijk beeld van het huidige
consumptiepatroon.



2. De nationale en Europese overheden beschikken over een aantal instrumenten voor het voeren van
een monetair beleid. Welke uitspraak hierover is FOUT?

 (a) Door de geldhoeveelheid te verhogen voert de ECB een restrictief monetair beleid.
 (b) Door het verlagen of het verhogen van de interestvoet kan de ECB de kredietverlening
door de banken aan bedrijven en gezinnen beïnvloeden.
 (c) Als de ECB de geldhoeveelheid veel sterker laat groeien dan de groei van de reële
economie, dan ontstaat er inflatie.
 (d) De groei van het chartaal geld leidt tot een stijging van het giraal geld als de
kasreservecoëfficiënt van de banken gelijk blijft.



3. Wanneer de nominale rente op een Duitse staatsobligatie 1% bedraagt en de inflatie 2%, hoeveel
bedraagt de reële opbrengst van deze obligatie?

 (a) -1%, de belegger verliest dus koopkracht.
 (b) 3%, de belegger krijgt een mooi rendement.
 (c) Geen van deze mogelijkheden.
 (d) 1%, de belegger ontvangt immers rente.



4. Welk onderstaande functies van geld is FOUT weergegeven?

 (a) Geld vergroot sterk de ruilmogelijkheden.
 (b) Geld vergroot sterk de kosten van de directe ruil. Biljetten moet immers eerst
gedrukt worden, munten geslagen.
 (c) Geld heeft een belangrijke tijdsfunctie. Het vormt een koopkrachtreserve waardoor het
doorgeven van een erfenis sterk vereenvoudigt.
 (d) Geld maakt overdracht van koopkracht mogelijk. Op deze wijze kan de overheid
gemakkelijk boetes en belastingen ontvangen.




Page 1

, 5. De ECB heeft een aantal belangrijke taken en heeft daarvoor een aantal instrumenten tot haar
beschikking. Welke van de taken valt NIET onder de bevoegdheid van de ECB?

 (a) De ECB controleert eveneens de begrotingen van de lidstaten.
 (b) Een stabiele groei van het geldvolume is een belangrijke opdracht van de ECB. Hiervoor
beïnvloedt de ECB onder andere de kasreservecoëfficiënten van de banken.
 (c) De ECB waakt over de interne waarde van de Euro. Zij wil de inflatie tot 2% beperken
door de geldhoeveelheid te controleren.
 (d) De ECB heeft door het verlagen of verhogen van de basisrentevoet een grote invloed op
de Europese kredietverlening.

6. Welke belegging heeft de hoogste reële opbrengst?

 De inflatie bedraagt 2%, de rente op een spaarboekje eveneens 2%.
 De inflatie bedraagt 1%, de rente op een overheidsobligatie levert 2% op.
 De rente op een zichtrekening levert 0,1% op. De inflatie bedraagt 2%.
 De rente op een Griekse overheidsobligatie levert 6% op. De inflatie bedraagt 7%.

7. Welke belegging heeft de hoogste reële opbrengst?

 (a) Een spaarboekje met een rente van 0,5% bij een deflatie van 0,5%.
 (b) Een spaarboekje met een nominale rente van 6%. De inflatie bedraagt 6,5%.
 (c) Een obligatie met een rente van 0,5% en een inflatie van 0,5%.
 (d) Een obligatie met een rente van 3% bij een inflatie van 4%.

8. De ECB heeft een aantal belangrijke taken en heeft daarvoor een aantal instrumenten tot haar
beschikking. Welke van de taken valt NIET onder de bevoegdheid van de ECB?

 (a) De ECB heeft door het verlagen of verhogen van de basisrentevoet een grote invloed op
de Europese kredietverlening.
 (b) Het verhogen of verlagen van de kasreservecoëfficiënten van de banken.
 (c) De bepaling van de invoerrechten in de EU.
 (d) Het bijdrukken van chartaal geld.



9. De westerse economische groei heeft verschillende oorzaken. Duid de FOUTE bewering aan.

 (a) Het reële BBP per capita stijgt altijd als de economie groeit.
 (b) De economische groeikansen van een land zijn niet alleen afhankelijk van de kwantiteit,
maar ook van de kwaliteit van de productiefactoren. Onderwijs speelt hierbij een belangrijke
rol.
 (c) Investeringen spelen een sleutelrol in de economische vooruitgang.
 (d) De verhoging van de participatiegraad van de vrouwen heeft een belangrijke bijdrage
geleverd aan de westerse economische groei.

10. Welke uitspraak is FOUT?

 (a) Als alle bruikbare ruimte op aarde gelijk verdeeld wordt over alle mensen, dan zou elke
bewoner gemiddeld ongeveer 1,8 globale hectare ter beschikking hebben.




Page 2

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Janavandenbossche. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67096 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€2,99
  • (0)
  Ajouter