§1 Hormoonstelsel, hypothalamus en
hypofyse
Doelwitorganen van hormonen
Groei en ontwikkeling zijn processen waarbij hormonen betrokken zijn. Hormonen zijn signaalstoffen
die je lichaam via het bloed naar je cellen vervoert. Hormonen stimuleren bijvoorbeeld de
geslachtsorganen tot de vorming en/of ontwikkeling van geslachtscellen. Hormonen uit de
geslachtsklieren (teelballen of eierstokken) bevorderen de ontwikkeling van de secundaire
geslachtskenmerken en ze beïnvloeden je gedrag. Hormoonklieren zijn endocriene klieren. Zij geven
hun producten af aan het inwendige milieu: het bloed en – via het bloed – aan de weefselvloeistof,
de lymfe en het cytoplasma. Bij zweet- en verteringsklieren komen de producten in het uitwendige
milieu terecht, op je huid of in holten in je lichaam zoals het verteringskanaal. Dat zijn exocriene
klieren. Het bloed vervoert hormonen door het hele lichaam. Cellen van doelwitorganen hebben
passende receptoren. Na binding van hormoon en receptor volgt een reactie van het doelwitorgaan.
De centrale hormoonklier: de hypofyse
Informatie uit het zenuwstelsel gaat in de hersenen van het zenuwstelsel naar het hormoonstelsel.
De hypothalamus maakt deel uit van het zenuwstelsel, de hypofyse (centrale hormoonklier) van het
hormoonstelsel. De hypofyse bestaat uit twee delen: de neurohypofyse (hypofyseachterkwab) en de
adenohypofyse (hypofysevoorkwab). De neurohypofyse bevat zenuwweefsel met daarin de uitlopers
van neuronen (zenuwcellen)uit de hypothalamus. De adenohypofyse bestaat uit klierweefsel.
Interactie hypothalamus en hypofyse
Een goede bloeddruk is belangrijk voor het constant houden van het interne milieu: de homeostase.
De bloeddruk is niet constant, maar varieert rond een bepaalde waarde: het is een dynamisch
evenwicht. Als reactie op een dalende bloeddruk maken neuronen in de hypothalamus het
neurohormoon ADH. Via de uitlopers van de neuronen komt ADH in de neurohypofyse, waar de
uitlopers het afgeven aan het bloed. Bloedvaten in het lichaam trekken hierdoor samen en de
uitscheiding van water via de nieren vermindert. Daardoor stijgt de bloeddruk. Een tweede
neurohormoon, oxytocine, beïnvloedt de contractie van de gladde spieren in de baarmoederwand bij
de bevalling. Ook dit neurohormoon komt via de neurohypofyse in het bloed. Andere
neurohormonen uit de hypothalamus stimuleren adenohypofyse. De hypothalamus geeft releasing
hormonen (RH's) af aan het bloed, waarna ze via een bloedvat rechtstreeks terechtkomen in de
adenohypofyse. Zo stimuleert het FSH-releasinghormoon (FSH-RH) de adenohypofyse tot afgifte van
FSH, dat de geslachtsklieren stimuleert. Weer andere neuronen van de hypothalamus geven
inhibiting hormonen (IH's) af die de productie van bijvoorbeeld prolactine en FSH door de hypofyse
remmen.
Regelen van hormoonconcentraties
FSH uit de hypofyse stimuleert de groei en ontwikkeling van de follikels in de eierstokken. De
ontwikkelende follikels maken op hun beurt het geslachtshormoon oestradiol: een oestrogeen. Een
stijging van oestradiol stimuleert de productie en afgifte van LH door de hypofyse, waarna de
ovulatie volgt. Na de ovulatie ontstaat uit de rest van de follikel het gele lichaam, dat naast oestradiol
ook progesteron maakt. Beide hormonen remmen de afgifte van FSH-RH door de hypothalamus en
van FSH door de hypofyse. Veel hormoonconcentraties zijn op deze manier via een negatieve
terugkoppeling geregeld, waardoor de concentratie van een hormoon in het bloed voortdurend rond
de norm blijft. Dit in tegenstelling tot positieve terugkoppeling, waarbij de hormoonconcentratie
juist stijgt. Een toename van de afgifte van oxytocine doordat de baby tijdens de bevalling tegen de
baarmoedermond drukt waardoor de weeën toenemen, is hiervan een voorbeeld.
, §2 Reacties op hormonen
De werking van GH en ACTH
Releasing hormonen uit de hypothalamus stimuleren de afgifte van onder andere de hormonen GH
(groeihormoon) en ACTH door de adenohypofyse. GH stimuleert via de lever de groei, de
differentiatie, de stofwisseling en het herstel van verschillende weefsels. ACTH stimuleert de afgifte
van onder andere hydrocortison door de bijnierschors. Dat hormoon speelt een rol bij de
stressreactie.
Signaalstoffen in weefsels
Het groeihormoon stimuleert, na een valpartij, dieper gelegen cellen van de huid om te delen. Uit
beschadigde cellen die meer aan de oppervlakte liggen, komen stoffen vrij. Deze signaalstoffen,
groeifactoren, hechten aan receptoren van buurcellen. Dat leidt tot de vorming van eiwitten die het
controlesysteem van de celdeling beïnvloeden. DNA-synthese en celdeling volgen: de huid herstelt.
Je lichaam maakt verschillende groeifactoren. Ze activeren meestal meerdere doelwitcellen. Zo zet
NGF niet alleen embryonale zenuwcellen aan tot groei, maar activeert het ook witte bloedcellen.
Receptoren voor hormonen
Steroïdhormonen zoals testosteron zijn hydrofoob en apolair. Ze zijn gemaakt uit cholesterol, gaan
eerst door het celmembraan en hechten aan een hormoonreceptor in het grondplasma van de cel.
Ze vormen samen een hormoon-receptorcomplex. Dit complex activeert een gen in het DNA. Via RNA
ontstaat in het grondplasma een bepaald eiwit dat in de cel bijvoorbeeld werkt als enzym.
Tyrosinehormonen zijn ook hydrofoob. Deze hormonen activeren hun doelwitcellen op twee
manieren. Het schildklierhormoon bijvoorbeeld bindt net als steroïdhormonen aan
hormoonreceptoren in het grondplasma. Adrenaline echter bindt aan hormoonreceptoren in het
celmembraan. Peptidehormonen zijn hydrofiel en polair. Ze binden, net als adrenaline, aan eigen
receptoren in het celmembraan. Peptidehormonen bestaan uit gekoppelde aminozuren, bijvoorbeeld
insuline.
Signaalstoffen in de cellen
De receptoren van adrenaline en peptidehormonen veranderen van vorm wanneer er hormonen aan
koppelen. Dat geeft aan de binnenkant van het celmembraan een reactie: een zogeheten G-eiwit
koppelt energierijk GTP aan de receptor. Dan volgt er een cascade aan reacties waarbij een second
messenger ontstaat. Die heeft de boodschap overgenomen van het hormoon en vormt een
verbinding met het molecuul dat in de cel de actie gaat uitvoeren. Second messengers zijn kleine
moleculen die snel door het grondplasma diffunderen. Zij kunnen in een cel meerdere
doelwitmoleculen hebben, bijvoorbeeld een enzym of DNA. Daardoor kunnen hormonen meer dan
één respons opwekken in een doelwitcel.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dagmarvtk. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.