Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie 1e bachelor psychologie VUB 18/20 €7,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie 1e bachelor psychologie VUB 18/20

 69 vues  2 fois vendu

Dit is een samenvatting van het vak Ontwikkelingspsychologie gedoceerd door professor Martijn Van Heel aan de VUB. Het omvat alle leerstof die gekend moet zijn: de info op de slides + extra info verteld door de prof. A.d.h.v. kleuren, een duidelijke structuur en bijhorende figuren is deze samenvatt...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 56  pages

  • 30 janvier 2024
  • 56
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (21)
avatar-seller
LoreSim
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE samenvatting (2022-2023)

Les 1: Introductie, theoretische kaders, prenataal
-> rode draad: van baby naar volwassenheid besproken op 3 grote thema’s: biological processes,
cognitieve processes, socio-emotional processes (fysiek, cognitief, socio-emotioneel)

1. Introductie (definitie en basisthema’s)
() Definitie ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie van de veranderingsprocessen
en stabiliteit bij (een) individu(en) vanaf de conceptie tot aan de dood op verschillende domeinen
in wisselwerking met de omgeving.

°Wetenschappelijke studie = wetenschappelijk denkproces uitvoeren: stellen van vragen, vanuit een
theorie een verklaring/potentiele hypothese opstellen + onderzoek voeren of de verklaring klopt of
niet.

-> Correlationeel onderzoek: correlatie = samenhang -> NIET: ‘het één veroorzaakt het ander’
- correlatie is geen causaal verband!! (geen oorzaak-gevolg!)
- heel kritisch bij stilstaan!
bv. dia 12: samenhang, maar geen causaal verband!-> kritisch naar onderzoek kijken
bv. schoolshooting in Amerika: jongen speelt gewelddadige videogames: vaak wordt dan gedacht dat
die games het geweld hebben veroorzaakt, maar dit is niet altijd het geval: geen oorzaak, dus! Die
jongen kan bv intrinsiek aanleg hebben voor meer agressie.

-> Experimenteel onderzoek: vanuit de onderzoekers wordt er ingegrepen op de situatie (één aspect
van een situatie of persoon verandert) om na te gaan hoe die verandert.
bv. muizen in een bepaalde conditie zetten
bv. een groep jongeren opsplitsen in 2 groepen: 1 groep krijgt gewelddadige films te zien, de andere
groep krijgt een neutraal beeld te zien. Volgende stap: meten: is er meer agressie?
- hier kan beter onderzocht worden of er een oorzaak-gevolg verband is. ‘Dit zit achter die agressie’
(bv. de videogames)
! bij mensen moet hier heel voorzichtig mee opgegaan worden.
bv. nature vs nurture: drieling opsplitsen: hoe groeien deze drie (apart!) op? Wat zijn de sociale
invloeden? -> NU mag dit niet meer! = ethisch onverantwoord!

°Van conceptie tot dood = de ontwikkeling van de mens bestaat uit verschillende levensfases, die
niet strikt gedefinieerd zijn. Vaak wordt dit vanuit een westerse bril bekeken.
bv. 12-18j: west Europese leeftijden
-> cultuur is belangrijk, maar ook verschuivingen zijn mogelijk! Leeftijdsgrenzen vervagen (zijn niet
statisch)! Het levenspad ligt veel minder vast dan vroeger door economische en sociale factoren.
Bv. dia 16: emerging adulthood is erbij gekomen (18-25j)
Bv. openheid hoger onderwijs zorgt ervoor dat gezinnen stichten, werk zoeken,… verlaat wordt. Dit
werd vroeger altijd na 18j gedaan;


°Op verschillende domeinen = 3 belangrijke factoren van de ontwikkeling: fysiek, cognitief en socio-
emotioneel.

°In wisselwerking met de omgeving = individu wordt beïnvloed door heel veel lagen van zijn
omgeving. (omgeving = schoolsysteem, land waarin iemand opgroeit, vrienden, tijdsluik, … )




1

,() Basisthema’s
°Continu of discontinu

-continu: kwantitatieve verandering: graduele toename van eenzelfde soort vaardigheid
-discontinu: kwalitatieve verandering: verschillende stadia met verschillende specifieke kenm.
bv. opgroeien van een kind: verloopt het opgroeien met stapjes (discontinu) of vanzelf (continu)?

°Universeel of individueel:
-universeel: kritieke/gevoelige periodes: bv. taal is een gevoelige periode rond het eerste
levensjaar <-> kritiek: wandelen
-individueel: iedereen heeft zijn eigen individuele ontwikkeling, iedereen heeft een unieke
ontwikkeling. (er zijn verschillende contexten)

°Nature vs nurture debat:
-nurture: het ligt aan de context, het maakt niet uit welke biologische aspecten er zijn, alles
is bepalend door de omgeving.
-nature: alles wordt bepaald door de genetische invloeden -> gevaarlijk: mensen gaan
beschuldigen leggen afhankelijk van genen.

=> het ligt vaak tussenin. Discussie mogelijk!




2. Theoretische kaders (namen moeten gekend zijn!!)(jaartallen hoeven niet gekend zijn)
° Psychoanalytische theorie van Sigmund Freud (geboren in 19de eeuw -> heel andere kijk op de
wereld/mens dan dat we nu hebben)
- tekening = weerspiegeling van theorie v freud: (zie dia 23)
= de mens in zijn gedrag wordt gestuurd vanuit zijn onderbewuste. Hij wou naar het onderbewuste
kijken om te zien wat er daar speelt. ‘Freudiaanse verspreking’= moment van zwakte: tonen van je
onderbewuste echt wilt – het onderbewuste wordt niet meer goed gemaskeerd – het is een uiting
van wat je echt wilt.
= theorie: de mens bestaat uit drie grote krachten:
-> id (es): ‘ het’ vanaf de geboorte: deze gaat gewoon dingen ‘willen’ = ongecensureerde
driften -> twee soorten driften: eros (lustdriften) en thanatos (doodsdriften) bv. baby’s: ‘ik
heb honger’-> willen op dat moment eten hebben!
-> ich (ego): ‘ik’ vroeg in de babytijd: het ich gaat het id in toom proberen houden. Je wilt iets
heel erg graag, maar het ich gaat deze driften/impulsen kanaliseren tot wat maatschappelijk
verantwoord/aanvaardbaar is.
bv. het kind vraagt om een koekje “mag ik iets eten”
-> Uber-ich (super-ego): geeft de mens inzicht in goed en kwaad, het vormt je geweten.
Freud situeert dit tussen 3 en 6 jaar.
-> op leeftijd van 12 jaar = ontwikkeling zo goed als voltooid volgens Freud (zie dia 25)

Als er te weinig/veel bevrediging is tijdens een bepaalde fase ontstaat er een fixatie:
-> 0-1j: orale fase: kan orale fixatie ontstaan
bv. iemand die later begint met roken (iets met de mond)
-> 1-3j: anale fase: kan anale fixatie ontstaan: periode van leren op potje te gaan = eerste
moment van controle
bv. ouders die lachen als kind in broek plast -> kan tot uiting komen in OCD, mensen die alles



2

, onder controle willen hebben,…
-> 3-6j: fallische fase: ontdekken of je jongen of meisje bent, rollen van man vrouw worden
ontdek
bv. Oedipus complex
-> 6-11j: latentie fase
-> 12j-…: genitale fase: interesse in ander geslacht
=> er wordt vandaag de dag niet meer op deze manier naar de wereld/mens gekeken.

°Psychosociale theorie van Erikson: 8 taken moeten worden volbracht om telkens over te gaan naar
het volgende: die taken stoppen niet op 12j, maar gaan door -> vandaar ‘trapvorm’: een bepaald
conflict moet zo goed mogelijk worden opgelost.

-> veel meer invloed van buitenaf/de omgeving/cultuur
-> taken: 1) vertrouwen vs wantrouwen (0-1j baby)
2) autonomie vs schaamte en twijfel(1-3 peuter) = zelf dingen proberen, zichzelf
meer als individu beschouwen (bv. trap oplopen)
3) initiatief vs schuld: (3-6j kleuter) zelf initiatief nemen om een eigen persoon te
worden (op een beperkte manier -> daar tegenover staat ‘schuldgevoel’: ik voel me
veilig bij mama en papa)
4) vlijt vs minderwaardigheid (6-11j kind): heel erge reactie op bevestigingen, ze gaan
alles doen om een positieve bekrachtiging te krijgen, als dit niet lukt kan vergelijking
met andere kinderen ontstaan.
5) identiteit vs identiteitsverwarring (12-18 adolescentie): ontwikkelen van eigen
identiteit, ‘ik behoor tot die groep’, kan identiteitsverwarring optreden
6)Intimiteit vs isolement (18-30j jonge volwassenheid): het niet vinden van iemand
waarmee je je leven wilt delen kan leiden tot isolement.
7) scheppend vs stagnatie (30-60j volwassenheid): kennis, vaardigheden kunnen
worden doorgegeven aan kinderen,… als je dit gevoel niet hebt, kan dit leiden tot een
gevoel van stagnatie (‘waar gaat het naartoe?’).
8) Ik-integriteit vs. wanhoop: (60+ ouderdom) zien wat je hebt bereikt, anderen
kijken terug naar hun leven en gevoelens van wanhoop krijgen.

°Behaviorisme van John Watson: gaat focussen op het observeerbaar gedrag = Pavlov is fysioloog
-> klassieke conditionering: = uitlokken van verschillende reacties
bv. kwijlen bij belletje rinkelen (honden)
° een neutraal iets/stimulus wordt gekoppeld aan een bepaald gedrag, vaak aan de omgeving: er zijn
geen fases -> gedrag wordt gaandeweg gevormd door bepaalde linken, associaties, conditioneringen
bv Little Albert: klassieke conditionering werd op dit jongetje getest: er werd een witte pels gegeven
aan dat kindje, telkens dat kindje voelde aan de pels werden er 2 metalen staven tegen elkaar
geslagen: Little Albert werd bang van een witte pels.
° we focussen op wat we zien, op het gedrag
° doorheen heel je leven vinden er verschillende klassieke conditioneringen plaats, die je vormen hoe
je bent

-> operante conditionering: aanleren van gedrag door aanbieden van beloning en straffen.
° gedrag kan aangeleerd worden, maar ook afgeleerd.
° Watson: ‘geef me gezonde jongeren en ik zorg ervoor dat ze donkers, ingenieurs worden’ -> focuste
zich op omgeving
°bv. Skinner experimenten met duiven en ratten.


3

, °Sociaal-cognitieve leertheorie van Albert Bandura:
-> bv. the monkey stepladder experiment
-> !deze theorie verklaart iets wat het behaviorisme niet verklaart: gedrag wordt aangeleerd zonder
dat bepaald gedrag wordt aangemoedigd.
-> leert ons dat gedrag geen trial and error
-> sociaal: we leren gedrag van anderen door observatie <-> cognitieve: er worden hier cognitieve
vaardigheden vereist (wat dus niet is bij het behaviorisme)

°Cognitieve leertheorie van Jean Piaget:
-> schema’s staan centraal.
Bv. het schema van op restaurant gaan = er zijn bepaalde stappen mee verbonden. Zo gaat dit ook
met sociale interacties, er is een bepaalde structuur die gebaseerd is op bepaalde ervaringen. Dit
zorgt ervoor dat je beter weet hoe je nieuwe situaties moet opvangen.
Dit noemt men een assimilatie. = we gaan nieuwe ervaringen begrijpen o.b.v. bestaande schema’s.
-> accommodatie = schema’s worden aangepast o.b.v. nieuwe informatie.
Bv eerste kennismaking dag op unif verliep anders dan verwacht -> schema wordt aangepast.
-> Vier fases: - sensori-motorisch: (0-2j): heel veel doen, cognitieve ervaring is beperkt, leren om
zintuigen te gebruiken
- pre-operationeel: (2-7j): de basis is er, maar er zijn nog veel fouten aanwezig,
symbolisch denken, fantasiegebruik, conservatie wordt ontwikkeld
(kinderen kijken nog heel erg naar oppervlakte: 1 glas groter vs een
andere, met even veel water, maar kiezen toch het grotere glas)…
- concreet operationeel: (7-11j): concepten worden begrepen, maar nog niet
concreet
- formeel operationeel : (11j en ouder): abstract denken geraakt onder de knie,
plannen is mogelijk.

°Humanistisch perspectief van Carl Rogers : ‘de mens heeft het leven zelf in handen.’ Ieder stippelt
zijn eigen levenspad uit.
-> het grote doel/streven van de mens: zelfontplooiing -> piramide van Maslow: iedereen heeft
bepaalde noden in het leven. Als die noden voldaan zijn, kan je een trap hoger in de piramide. De
noden worden abstracter naarmate we aan meer noden voldoen.
-> er worden verwijzingen gemaakt naar de omgeving (bv. eten krijgen als kind van moeder,…)

°Contextueel perspectief van Urie Bronfenbrenner: het individu staat centraal, maar deze wordt
beïnvloed door de omgeving (vrienden, ouders,…) -> recenter model.
-Bio-ecologisch model: verschillende systemen
°microsysteem: directe interacties van kind met onmiddellijke omgeving
°mesosysteem: relaties tussen microsystemen
°exosysteem: sociale settings waartoe het kind zelf niet behoort
°macrosysteem: culturele waarden, wetten,…
°chronosysteem (denk aan tijd): systemen veranderen: omgeving verandert.



°Socioculturele theorie van Lev Vygotski : ontwikkeling ontstaat door wederkerige interacties
tussen kind en omgeving.
-> sterke focus op het culturele
-> er wordt veel minder gekeken naar het individu




4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur LoreSim. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

50843 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,49  2x  vendu
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté