H1: Wat is arbeidssociologie?
Werk - welke associaties roept het op:
Als econoom: Met welk uitgangspunt gaan wij naar werk, tewerkstelling arbeidsmarkt kijken?
• Effectief aan de slag gaan, voorafgaand zijn er vacatures
- Vraag en aanbod matchen
- Interimkantoor: ondersteunt om vraag en aanbod te matchen
- Vakbonden: integraal onderdeel van de instituties op de arbeidsmarkt, alles rond
verloning in dit land wordt gereguleerd volgens instituties van de arbeidsmarkt
namelijk sociaal overleg waar vakbonden, werkgeversorganisaties (UNIZO, Groen-
rood-blauw) Arbeidsmarkt is een gereguleerde markt waar vakbonden, sociaal
overleg enz. van toepassing zijn
Psychologie: Wat zijn de gevolgen van tewerkstelling? De impact van
tewerktstellingsomstandigheden op je job tevredenheid zoals burn-out, welzijn… Werkbaar
werk: hoe zorgen we ervoor dat de arbeid zo georganiseerd is zodat we mensen niet
vroegtijdig laten uitstromen hetzij door fysieke of mentale aandoeningen
Recht: alles rond sociaal recht die het voorwerp inhoud rond “het contract” waaraan rechten
en plichten aan verbonden zijn maar ook een belangrijk luik rond instituties die via recht
afdwingbaar bvb. het recht op betogen
Instituties zijn niet stabiel en moeten mee evolueren → belangrijk gegeven de voorbije jaren
in context rond tewerkstelling: CORONA
- Plotseling werd alles wat verplicht was met betrekking tot tewerkstelling in productie,
zoals verplichte aanwezigheidsdagen, volledig onderuit gehaald
- Wat wij contractueel hadden afgesproken bvb elke werknemer moet 3 dagen op het
werk aanwezig zijn, DIT KON PLOTS NIET MEER
- Arbeidsorganisaties moesten op een heel andere manier georganiseerd worden
3 belangrijke kenmerken
1. Observatie van evolutie door de tijd: wat vandaag is, is niet altijd zo geweest
2. Alles wat wij observeren is context specifiek = contingent
Bvb.: de manier waarop wij lesgeven is anders dan op andere plaatsen in de wereld
-> context specifiek
3. Maar niet arbitrair: de manier van lesgeven/arbeidsorganisatie is een resultante
vorm van een bepaalde evolutie, dus niet lukraak of zonder patroon
Bvb.: In geval van onderwijs het feit dat wij met zo veel jongeren nog op het hoger
onderwijs komen komt door het feit dat er door de jaren heel veel geïnvesteerd is
geweest om de jeugdwerkloosheid zo laag mogelijk te houden
1
,Het arbeidsbestel
Micro Meso Macro
(Individu) (Organisatie) (Arbeidsmarkt)
Waar bevindt een leerkracht zich op macroniveau bij loononderhandeling? Kan die
leerkracht vragen wat ze wil? Kan een topleerkracht zijn -> Regulatie door statuten, barema’s,
functieclassificatie => Het loon van een leerkracht die top is en over 8 jaar ervaring beschikt,
is reeds bepaald => weinig marge op micro niveau om dit te onderhandelen
Metafoor van voetbalveld
➔ Kan eender welke organisatie zijn of groep van mensen die zich formeel of informeel
georganiseerd heeft (Chiro, scouts…)
Belangrijk: voetbalveld bestaat uit verschillende individuen
(kruisjes) en hebben allemaal een bepaalde positie, de lijntjes
zijn sociale verbanden of interactiekaders
Vereniging bestaat uit verschillende individuen, elk met eigen
functie
Iedereen heeft een rol: set van verwachtingen
Wanneer is de ene content van de andere? Als elk individu zijn taken uitvoert
Sanctie: persoon gedraagt zich niet naar behoren (openbaar dronkenschap)
Promotie/appreciatie: individu vult functies in naar behoren
Verhouding tussen: de samenleving (het speelveld), de mensen die handelen in de
samenleving (spelers), de sociale spelregels (wetten of set van verwachtingen) en de
hoofdrolspelers (“sociale feiten”)
Gevolg van opnemen van een rol gaat gepaard met WAARDERING bvb hoofdleider krijgt
meer waardering, of een attribuut dat je kan dragen (captain van een team heeft lintje)
Meritocratie = verworven/verdiende positie, je hebt hard gewerkt voor de status te behalen
die je nu hebt
Toegeschreven positie: rollen innemen op basis van geboorte of traditie → wat je doet is
door structuur zoals het koningshuis, of kastensysteem: heel je leven zit je in deze kasten en
je zult tewerkgesteld worden in deze kasten
2
,Hoe weet men wat er verwacht wordt van de spits of de keeper, of de hoofdleider?
SOCIALISATIE
1. Primaire socialisatie: hoe gedraag je je in een familiecontext (niet smakken, voeten
onder tafel…)
2. Dan wordt je een beetje ouder en kom je op school of in hobby’s waar andere regels
en verwachtingen gelden: dit zorgt voor een nieuw soort socialisatieproces
Ultieme middelen om het socialisatieproces gaande te houden:
1. Appreciatie: bedankt dat jullie zo stil zijn
2. Sanctie: “shht” zeggen als iemand zou babbelen
→ Doorheen je leven ga je door verschillende socialisatieprocessen, je gaat door een
soort evolutie
Resultaat van socialisatieproces als dat heel goed gebeurd is: materiaal bij de chiro
klaarzetten om 13u30 ipv pas om 14u is VANZELFSPREKEND
Als de regels wringen, als iets niet helemaal gesocialiseerd is, heeft dat als positief effect
de mogelijk voor vernieuwing van instituties → het niet in vraag stellen van instituties
kan zorgen voor trage vooruitgang
Sociologische verbeelding
Inzicht krijgt in hetgeen dat je observeert, van waar dat de oorsprong komt en wat de
achterliggende interactiekaders zijn -> wie zijn de individuen, hoe verhouden ze zich tot
elkaar, wat zijn de rollen, wat zijn de afspraken, daar inzicht in krijgen in tijd en ruimte =
SOCIOLOGISCHE VERBEELDING
Rollenconflict: Als je deel uit maakt van verschillende speelvelden en je neemt meerdere
rollen in bvb. de prof heeft speelveld huishouden speelveld KUL: rollenconflict
Ander voorbeeld van student: ene rol is in studentenclub en tot laat uitgaan andere rol is
in de les komen zitten om 9u: daar is een conflict
5 belangrijke vraagstukken van de sociologie:
1. Spanningsveld individu versus collectief
Bvb individueel kunnen onderhandelen over loon tov wat is collectief afgesproken
Proces van socialisatie speelt een belangrijke rol in vrijheid van individu versus
collectiviteit
3
,2. Samenleving als bron van mogelijkheden en beperkingen
Bvb democratisering van hoger onderwijs: mogelijkheden creëren zoals dat iedereen
toegankelijkheid heeft tot onderwijs, maar de gelaagdheid van de bevolking zorgt
voor een beperking; dus financiële mogelijkheid sociale beperking
Beperkingen (zowel materieel als immaterieel): schaarse goederen kunnen financieel
zijn, maar ook waarden en normen
3. Sociale oorzaken van menselijk gedrag en denken
“Is dit gedrag ingegeven door een socialisatieproces van een groep waar ik deel van
uitmaak of is dit een eigen gedachte?” ➔ wisselwerking groep en individu
Sociaal feit = observatie die kan gebeuren los van de individuen of de groepen die ze
reproduceren
Bv.: Het feit dat we op deze manier in de les zitten en les krijgen is enerzijds omdat
dat de dominante manier van leren is, maar door dat wij hier blijven zitten
herbevestigen we dat
Als de sociologie een sociaal feit bestudeert, dan gaan ze bestuderen “wat is de
dominante strategie van leren, zonder dat het individu daaraan verbonden is?”
4. Samenwerking (solidariteit) en identificatie (gelijkheid) tussen mensen en groepen
Werkende mens geeft een deel van inkomen af aan belastingen/pensioenen
Koude solidariteit = mensen waar geen familiale band mee is Warme solidariteit:
binnen de familie
Durkheim: organische solidariteit = warm, mechanische solidariteit = koud
5. Competitie (strijd) en onderscheid (ongelijkheid)
Staking = vorm van strijd
o Basis van conflict = meestal schaarse goederen (materieel, sociaal)
▪ Materieel conflict: grondstoffen, grondgebied
▪ Sociaal conflict: godsdienstoorlogen, burgeroorlogen, alles wat
gepaard gaat met waarden en normen
o Niveau van conflict:
▪ Maatschappelijk: staking, betoging → manifest: krijgen aandacht en er
worden acties ondernomen
4
, ▪ Individueel: rollenconflict (dagelijkse kost)
o Waarneembaarheid van conflict:
▪ Latent: blijft onder de radar, maar het conflict is er wel (werknemer
zegt jaar na jaar na jaar niets, en ineens komt het uit)
▪ Manifest: dat het echt gezien wordt en waarneembaar is (oorlog
Oekraïne)
o Gevolgen van conflict:
▪ Functioneel: conflict heeft tot iets positief bijgedragen (workload
verminderen)
▪ Dysfunctioneel: het heeft niets bijgedragen (leerkracht komt niet meer
opdagen door te hoge workload, burn-out)
De eigen aard van de sociale wetenschappen:
Sociaalwetenschappelijke wetmatigheden zijn van een andere orde dan natuurwetten.
3 Argumenten:
1. De samenleving functioneert volgens particuliere wetmatigheden, observaties zijn
slechts geldig voor de context waarin dat fenomeen werd bestudeerd
2. Natuurwetten kunnen niet zomaar worden veranderd
➔ In de sociologie is dit niet zo, sociale wetten zijn wel degelijk veranderlijk, Corona
heeft geen impact gehad op de zwaartekracht (wetenschappelijke wet), maar wel op
de manier waarop we zijn gaan lesgeven en onze arbeid hebben georganiseerd
3. De beperkte mogelijkheden van de proefondervindelijke methode
➔ Veel sociaal wetenschappelijke onderzoeksvragen houden omvattende en
eenmalige verschijnselen in. Dat soort onderzoeksvraag kan nooit in een
experimenteel opzet worden gegoten.
Hawthorne effect
• Studie naar productiviteit
• Arbeidsomstandigheden - Licht, variatie in duur en organisatie van pauzes,
temperatuur.
• Alles had een kortstondig positief effect
5