Hoofdstuk 2: IDEOLOGIEEN
1.Inleiding
Niet kennen
2. Een oud, felbediscussieerd concept
2.1 Geschiedenis van het concept ideologie
- Woord uit de Verlichting (18de – begin 19de eeuw)
- Eerst gebruikt door de Tracy
- Hij publiceerde een werk: Eléments d’idéologie: soort leerboek voor het onderwijs
- Hij zag ideologie als een empirische wetenschap: een wetenschap van ideeën die valse van
ware ideeën zou kunnen onderscheiden
- Mislukt want: wetenschap < -- > ideologie
Negatieve bijklank:
➔ Napoleon: hij vond een ideoloog iemand die blind was voor de werkelijkheid en zich enkel
door abstracte ideeën liet leiden; ideologie is radicaal en abstract.
➔ Karl Marx: hij schreef in zijn werk ‘De Duitse Ideologie’ dat ideologie een verdraaiing,
bedrieging van de werkelijkheid is: nl de heersende klasse dringt hun visie op en die verbergt,
legitimeert en bevestigt de bestaande machtsverhoudingen.
Ideologie is onwaar en dient vooral om machtsposities van een bepaalde klasse te
legitimeren.
Ideologie is onderdeel van de ‘superstructuur’, het is een denken dat is losgemaakt van zijn
materiele basis VERSUS het tegenbegrip ervan = wetenschap
Lenin: beschouwt ideologie als een neutraal begrip en het proletariaat moet ook over een ideologie
beschikken (het socialisme) → hij sprak over een socialistische ideologie en ontdeed het begrip op
die manier van zijn negatieve bijklank.
Gramsci: culturele hegemonie: het wereldbeeld van een bepaalde klasse is dominant omdat het door
andere klassen stilzwijgend geaccepteerd wordt (= common sense).
Voor Gramsci was het bereiken van culturele hegemonie essentieel.
1
,Ideologie is voor hem een soort cement dat maatschappelijke verhoudingen in stand houdt, ingebed
in cultuur en in het zogenaamde ‘gezond verstand’ van mensen.
De waarden, overtuigingen, percepties…van de heersende klasse worden voorgesteld en
geaccepteerd als culturele norm, ook omdat die zo wijdverspreid zijn in sociale instellingen: scholen,
kerken, rechtbanken…
Conservatieven: veel wantrouwen tegenover ‘ideologie’: ideologieen willen dingen veranderen, zijn
abstract, rationeel, verstoren en verdraaien de werkelijkheid→ de wereld is complex en valt niet te
veranderen door mensen dus ideologie is zinloos.
Volgens conservatisme: traditiegebaseerde aanpak, veel belang aan ervaring en geschiedenis, niet
veranderingsgezind.
2.2 niet kennen
3. Wat is ideologie?
= omschrijving van de ideale samenleving;
coherent geheel van opvattingen over de organisatie van de samenleving;
intellectuele constructie
Wat is het niet: een wetenschap: verschil tussen beiden niet altijd even duidelijk:
Wetenschap: moeten beschrijven en verklaren wat is, nadruk op analyse en het verwerven van
wetenschappelijke kennis, wetenschappelijke analyse adhv methodologie: constant eigen
uitgangspunten ter discussie stellen en deze continu aftoetsen met uitgangspunten en methodes van
anderen.
Ideologie: voorschrijven van wat zou moeten zijn, nadruk op ideale samenleving, ideologie is geen
waarheid maar een middel om een waarheid te construeren en vaak om macht te verwerven, het is
geen wetenschap omdat het zo een uitgesproken normatieve grondslag heeft, een ideologiesche
analyse is geen wetenschappelijke analyses want het ontbreekt een uitgewerkte en beproefde
methodologie.
→ ze kunnen allebei gevolgen hebben voor menselijk gedrag maar een wetenschapper is in eerste
instantie daarin niet geïnteresseerd, ideologen wel.
Invloedrijke definitie van Heywood:
“Een min of meer samenhangend geheel van ideeën dat een basis biedt voor georganiseerde
politieke actie, of deze nu bedoeld is om het bestaande machtssysteem te behouden, te wijzigen of
omver te werpen. Alle ideologieën bieden daarom een beschrijving van de bestaande orde, meestal
in de vorm van een wereldbeeld, bieden een model van een gewenste toekomst, een visie op de
goede samenleving, en schetsen hoe politieke verandering tot stand kan en moet worden gebracht.”
➔ Ideologie is dus goed noch slecht, waar noch
vals. Ideologie kan verschillende gedaanten
aannemen.
2
,4. De morfologie van ideologieën
3 bestanddelen van ideologie (eigenlijk belangrijker dan definitie ervan)
1) Analysekader (descriptief)
Diagnose van de maatschappij zoals ze is, kijk op de wereld: hoe zit wereld in elkaar? Welke
problemen zijn er?
2) Ideale samenleving (prescriptief, normatief, fundamentele niveau)
Omschrijving van de ideale samenleving, niet hoe het is maar hoe het zou moeten zijn,
waarden en normen komen hier naar voren alsook het doel: hoe samenleving in de toekomst
opbouwen.
3) Operationele niveau: hoe van 1 naar 2 gaan
Strategieën, tactieken, de weg die moet worden gevolgd om 1 en 2 te verbinden, hoe van het
bestaande naar het ideale overgaan. → in dit bestanddeel komt ideologie tot uiting in
partijprogramma’s, regeringsvoorstellen…maw concrete, toepasbare ideeën.
5. Links en rechts: een gps in de politiek?
5.1 Oorsprong van links-rechts
- Heel wat mensen beschikken over een impliciet, intuitief systeem om ideologieen en partijen
te rangschikken = soort democratisch instrument
- Populaire manier = de links-rechtsschaal: onderscheid tussen links en rechts
- Betekenis van links rechts verschoof doorheen geschiedenis
- Hoe ontstaan? → Louis de 16de riep de Franse Staten-Generaal samen toen die in grote
financiele problemen waren geraakt en dat gebeurde in de Salle de Menus-Plaisirs. Daar was
veel discussie over omdat dat een zeer chique zaal was en alles was erop en eraan dus daar
was dan wel geld voor…
In de vergadering moest gekozen worden tussen de conservatieve motie: die gingen rechts
staan en de hervormingsgezinde motie: die gingen links staan. Zo telden men de stemmen.
Dus zo kreeg die ruimtelijke positie een politieke betekenis overheen de jaren.
5.2 Relevantie van links-rechts
- Ordening, geen natuurwetenschappelijke precisie
- Geen begrippen die iedereen op precies dezelfde manier omschrijft MAAR links en rechts
verwijzen wel degelijk naar een algemeen beeld over fundamentele waarden.
- Ze zijn nuttig: vormen soort algemene aanduiding van een richting, brengen een zeker
overzicht
3
, 5.3 Ontdubbeling van links-rechts
- Nieuwe breuklijn: sociaal-culturele breuklijn (identiteiten, mensbeelden, culturen,
holebirechten, normen en waarden, euthanasie, veiligheid…)
- 2 breuklijnen:
Sociaal-economisch→ links: gelijkheid, rechts: vrijheid (vrije markt, zelfstandigen…)
Sociaal-cultureel → links: vrijheid (diversiteit, iedereen mag anders zijn), rechts: gelijkheid
(iedereen moet zich aanpassen aan onze normen en waarden)
- Geen logische samenhang tussen beiden: 2 verschillende materies:
Vb een links sociaal-eco standpunt (behoud van sociale zekerheid) kan gecombineerd worden
met een rechts sociaal-culturele opvatting (vb streng asielbeleid, geen migrantenstemrecht,
nultolerantie).
- Er bestaan verschillende modellen maar elk model heeft zelfde tekorten: vereenvoudiging en
veralgemening van complexe gehelen van ideeën.
4