BEGRIPPENLIJST CULTUUR- EN MEDIATHEORIE
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
Cultuur De betekenis van het begrip ‘cultuur’ is verre van eenduidig. Zo wordt
cultuur bijvoorbeeld opgevat als domein, dimensie, of als geheel van
betekenissen. In de laatste betekenis wordt cultuur dan opgevat als ‘het
vormgeven van menselijk handelen’: culturele elementen nominiseren;
leggen een orde op aan wat anders onleefbaar en vormeloze chaos zou
zijn
Twee uitgangspunten cultuur:
a) Cultuur als dimensie vh menselijke handelen = algemene
cultuursociologie
b) Cultuur als afzonderlijk domein vh menselijke handelen =
Bijzondere cultuursociologie
Nominiseren Peter Berger stelt dat culturele elementen nominiseren: ze leggen een
orde (‘nomos’) op aan wat anders onleefbare en vormloze chaos zou zijn.
Dit gebeurt niet enkel mentaal, maar ook in de praktijk.
Culturele praktijken De culturele orde is ook een praktische orde. In de mate dat betekenissen
in concrete handelingen worden vertaald, dus in de praktijk gebracht
worden, spreken we van (culturele) praktijken.
Sociale instituties Arnold Gehlen stelt dat de mens gedwongen wordt orde en stabiliteit in
zijn leven te brengen door cultuur, meer bepaald sociale instituties.
Sociale instituties zijn levensbelangrijke, instinctvervangende, cultureel
geproduceerde gedragspatronen die aan het menselijk leven een
stabiliteit geven die zijn biologische constitutie hem niet kon geven. Ze
vervullen dus een achtergrondfunctie: ze leggen bepaald gedrag op zodat
het individu er niet meer over hoeft na te denken. Gehlen beschrijft
sociale instituties als de ‘tweede natuur’ van de mens.
Desinstitutionalisering Gehlen oppert de hypothese van de desinstitutionalisering. Hij beschrijft
hoe instituties in archaïsche maatschappijen stabiel en onaantastbaar
zijn, terwijl in moderne samenlevingen de stabiliteit van instituties
verzwakt. Volgens Gehlen is dit te wijten aan de doorbraak van de
‘industrie technische cultuur’, die het tijdperk van het subjectivisme
inluidde: individuen leggen zich niet meer gedachteloos neer bij wat de
institutie voorschrijft, ze trekken alles in twijfelen en nemen constant een
reflectieve houding aan.
Cultuursociologische De cultuursociologische analyse is erop gericht om het cultureel proces
analyse van ordening en zingeving aan het licht te brengen. Wij bekeken drie
cultuursociologische benaderingswijzen:
benaderingen waar zin centraal staat, benaderingen waar de middelen
waarmee betekenisgeving mogelijk is centraal staan en benaderingen
waar de culturele praktijken (dus de ordeningsfunctie in de praktijk)
centraal staan.
1
, De aspecten van a) Cognitief aspect (kennis)
cultuur b) Expressief aspect (uitdrukken vn emoties / gevoelens)
c) Normatief aspect (norm opleggen)
d) Evaluatief aspect (waardering)
e) Constitutief aspect (de taal: iets nieuw creëren)
HOOFDSTUK 2: CULTUUR: CONNOTATIES VAN EEN BEGRIP
Paideia Cultuur vindt oa zijn oorsprong in het Griekse denken over ‘vorming’
(‘paideia’).
Onder paideia wordt het helder leren denken en overtuigend leren
spreken verstaan, een taak die vooral de sofisten op zich namen. Maar
wat die vorming nu net inhoudt, is niet eenduidig.
Voor de sofisten ging die gepaard met relativisme (en zelfs nihilisme).
De menselijke orde was namelijk voor herziening vatbaar en van geen
enkele waarde kon men dan ook absoluut zeker zijn.
Plato daarentegen beschreef paideia als het leren van fundamentele
ware kennis in de vorm van absolute normen.
Vorming als het kennis nemen van ‘de juiste vormen’, die je bovendien
al bezit, maar door een goede leermeester als het ware ‘uit jezelf’ kan
halen. Het is vooral de Platonische opvatting van paideia die ons
modern denken sterk heeft beïnvloed.
Anamnese Plato ging er van uit dat wanneer we een bepaald voorwerp zien, we dit
herkennen omdat we voordat we geboren waren de absolute, oer-idee
van dat voorwerp zagen in de ideeënwereld.
Deze herkenning noemde hij ‘anamnese’: echte kennis wil zeggen de
herinnering aan de ideeën die aan de basis liggen van de empirische
werkelijkheid (die een ‘schijnwerkelijkheid’ is.)
‘Cultura’ Het Romeinse begrip ‘cultura’ waarvan ons begrip ‘cultuur’ afgeleid is, is
niet meer dan de Latijnse vertaling van de Griekse notie ‘paideia’
(‘vorming’). Cultura duidde op het cultiveren (bebouwen, bewerken)
van iets, bijvoorbeeld van een veld, maar ook in overdrachtelijke zin
van de menselijke geest (Cicero: cultura animi). Het is in die laatste
betekenis dat het begrip cultura tot ons gekomen is.
Het burgerlijk Het burgerlijke cultuurbegrip stond helemaal in het teken van het
cultuurbegrip geloof in de verbeterbaarheid van de mens. Het cultuurbegrip was dus
dynamisch, het vertrouwen in vooruitgang was groot en het knoopte
bovendien opnieuw aan bij de Griekse notie van ‘paideia’.
2
, Het Binnen deze traditie wordt het cultuurbegrip verruimd, zodat
wetenschappelijke alle levensgebieden en alle menselijke verworvenheden er onder
,empirische of vallen. In de plaats van een ideaal kon men cultuur nu zien als
antropologische een feitelijk gegeven, namelijk als datgene dat mensen in
cultuurbegrip confrontatie met de natuur en in interactie met elkaar tot stand
hebben gebracht en aan elkaar doorgegeven.
Deze ‘neutrale’ notie van cultuur lag ook aan de basis van
cultureel antropoloog Tylor’s opvatting van cultuur.
Hij omschreef cultuur als ‘het complex geheel waaronder zowel
kennis, geloof, kunst, recht als gelijk welke andere vaardigheid
of gewoonte valt, die de mens als lid van een maatschappij heeft
verworven.
HOOFDSTUK 3: BENADERINGEN VAN CULTUUR
De hermeneutische Aanhangers van de hermeneutische benadering zijn ervan overtuigd
methode dat cultuur een ‘geestelijke wereld’ is: culturele elementen behoren
slechts tot de wereld van de cultuur omdat ze een bepaalde
betekenis hebben, die enkel de geest kan vatten. De
cultuurwetenschapper moet zich dus oefenen in het verstaan of
‘verstehen’ (eerder dan waarnemen). Een culturele uiting verstaan,
wil zeggen dat men, terwijl men het ervaart, het in de geest mee
opnieuw tot leven roept (verstaan is dus altijd gebaseerd op mee
leven / zich inleven.) Dit noemt men de hermeneutische methode.
‘Verstehen’ Het begrip ‘verstehen’ had voor Dilthey ook nog een
neokantiaanse betekenis die vaak over het hoofd gezien wordt.
Dilthey is van mening dat onze denkcategorieën historisch zijn (in
tegenstelling tot Kant).
Bijgevolg moet je het verstand niet opvatten als een vastliggende
mentale structuur, maar als veranderlijk en als een proces. Dit
beweeglijke en historisch veranderende verstand noemde Dilthey
‘verstehen’.
Empfänglichkeit Mensen kunnen elkaar verstaan omdat ze dezelfde ‘algemene
menselijke natuur’ hebben. Ieder mens heeft dus een
empfänglichkeit
(‘ontvankelijkheid’) voor alle anderen en kan daarom begrijpen wat
de ander te zeggen heeft.
3