Uitgebreide samenvatting. Toets afgerond met een 7.0.
Alle informatie gehaald uit het boek: Asaf Gafni, Isabella Brouwer, Stefan van Wonderen | 9789083139364 | ExpertCollege.
Het spijsverteringsstelsel is een orgaanstelsel dat het lichaam voorziet van energie, door voedsel af te breken tot
voedingsstoffen die door het lichaam opgenomen kunnen worden (Katabolisme). Deze voedingsstoffen worden
vervolgens gebruikt voor de opbouw van andere stoffen (anabolisme). Het spijsverteringsstelsel staat op 2
plekken in verbinding met de buitenwereld: De mondholte en bij de anus.
Belangrijke functies van het spijsverteringskanaal
- De Ingestie (Inname) van voedsel via de mondholte. Dit proces staat onder invloed van de wil.
- De mechanische verwerking van voedsel tot kleinere deeltjes. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het kauwen
in de mond en door meng bewegingen in de maag en darmen. De kleinere deeltjes die tot stand komen
bij mechanische verwerking, hebben in verhouding een groter oppervlak, wat voordelig is voor de
werking van spijsverteringsenzymen.
- Het chemisch verteren van voedingsstoffen met behulp van enzymen. Dit zijn eiwitten die worden
geproduceerd door de speekselklieren, maag, dunne darm en pancreas. Deze enzymen laten hydrolyse
reacties tot stand komen, waardoor voedingsstoffen worden afgebroken tot kleinere moleculen. Eiwitten
worden bijv afgebroken tot aminozuren.
- De secretie (uitscheiding) van producten, zoals zuren, enzymen en galzouten. Deze producten worden
afgegeven door het epitheel van het spijsverteringskanaal, verschillende klieren organen en de
galblaas.
- Het membraantransport van chemische verteerde voedingsstoffen uit het darmlumen naar de
interstitiële vloeistof, het bloed en de lymfevloeistof. Dit wordt ook wel absorptie genoemd.
- Het uitscheiden van afvalstoffen en onverteerbaar voedsel via de ontlasting. De afvalproducten worden
in het colon gehydrateerd en samengeperst, waardoor feces (ontlasting) ontstaat. Dit wordt
uitgescheiden via de anus, een proces dat defecatie wordt genoemd.
De organen die tot het spijsverteringskanaal behoren, worden opgesplitst in 2 groepen: Het spijsverteringskanaal
en de accessoire organen.
Het spijsverteringskanaal is gemiddeld 9 meter lang en bestaat uit de volgende organen:
- De mond
- De Farynx (Keelholte)
- Oesofagus (slokdarm)
- Maag
- Dikke en dunne darm
- Rectum (Endeldarm)
- Anale kanaal
De accessoire organen spelen een rol in de spijsvertering doordat ze stoffen uitscheiden of opslaan die
uiteindelijk terechtkomen in het gastro- intestinale kanaal, zoals enzymen. Tot de accessoire organen
behoren:
- Speekselklieren
- Pancreas (alvleesklier)
- Lever
- Galwegen
,26.1.2 Histologie (weefselleer)
De wanden van het spijsverteringskanaal zijn opgebouwd uit verschillende lagen. Op volgorde van binnen naar
buiten zijn dit de mucosa, submucosa, muscularis externa en serosa of adventitia.
De mucosa is een slijmvlieslaag die een belangrijke rol speelt bij absorptie (opnemen van), secretie
(afscheiding van lichaamsvocht) en de bescherming van het spijsverteringskanaal. Deze laag bestaat uit drie
onderdelen, namelijk:
- Een epitheellaag. Het soort epitheel verschilt per deel van het spijsverteringskanaal. Structuren die
vooral verantwoordelijk zijn voor mechanische verwerking, bevatten meerlagig plaveiselepitheel met
mucus- producerende klieren. Structuren die verantwoordelijk zijn voor de opname en afgifte van stoffen
(maag en darm), bevatten cilindrisch epitheel met mucus-producerende slijmbekercellen en entero-
endocriene cellen.
- De lamina propria. Deze laag bestaat uit bindweefsel en bevat zenuwen, bloedvaten en lymfevaten. In
een deel van het spijsverteringskanaal bevat de lamina propria ook klieren, namelijk in de mondholte,
farynx, oesofagus, maag en het duodenum.
- De muscularis mucosa. Deze laag bestaat uit elastische vezels en twee lagen gladde spiercellen die in
verschillende oriëntaties liggen. Samen zorgen de lagen voor de plooiing van de maag- en darmwand.
Deze plooien vergroten het absorptieoppervlak en maken het mogelijk dat de organen zich uitrekken
wanneer ze gevuld raken met voedsel.
Het lymfoïde weefsel in de submucosa en lamina propria wordt ook wel mucosa-associated lymphoid tissue
(MALT) genoemd en beschermd tegen de invasie van pathogenen. In de dunne darm bevinden zich de platen
van Peyer in de submucosa. Dit zijn grote lymfe knobbels die een onderdeel zijn van het MALT.
De muscularis externa bestaat uit 2 lagen spiercellen die in verschillende oriëntaties liggen. Tezamen zorgen de
spierlagen voor het kneden van voedsel, het mengen van voedsel met verteringssappen en peristaltiek (de
voortstuwing van voedsel). De spiercontracties worden daarbij gecontroleerd door het sympatische en
parasympatische zenuwstelsel. Tussen de 2 spierlagen bevinden zich bloedvaten, lymfevaten en zenuwcellen.
Deze zenuwcellen zijn onderdeel van de myenterische plexus (plexus van Auerbach) en innerveren de
nabijgelegen bloedvaten en spieren.
Sfincters > Dit zijn verdikte cirkelvormige spieren die de voortbeweging van de inhoud van het kanaal
controleren. Daarnaast voorkomen sfincters dat de inhoud kan terugstromen.
26.1.3 Zenuw Innervatie
Het enterische zenuwstelsel, dat vanaf de oesofagus tot aan de anus loopt is het zenuwstelsel van het
spijsverteringskanaal. Het zenuwstelsel bevat zowel motorische als sensorische neuronen en innerveert onder
andere de gladde spiercellen die zorgen voor het mengen en voortstuwen van de inhoud van het
spijsverteringskanaal. Het enterische zenuwstelsel bestaat uit 2 plexussen:
- De submucosale plexus / plexus van meissner, die voornamelijk een rol speelt bij de uitscheiding van
kliersecreties, zoals mucus of hormonen.
- De myenterische plexus / plexus van Auerbach, die vooral verantwoordelijk is voor de motiliteit van het
spijsverteringsstelsel.
Autonome zenuwstelsel kan op 2 manieren invloed uitoefenen:
- Een directe manier waarbij de spijsvertering rechtstreeks via parasympathische en sympathische takken
van het autonome zenuwstelsel wordt beïnvloed.
- Een indirecte manier waarbij de parasympathische en sympathische takken synapteren met het
enterische zenuwstelsel, waardoor het enterische zenuwstelsel de spijsvertering kan beïnvloeden.
.
Over het algemeen bevordert het parasympaticus de spijsvertering, terwijl de sympathicus de spijsvertering remt.
Drie hersenzenuwen hebben een effect op het spijsverteringsstelsel:
- Nervus Facialis en de Nervus glossopharyngeus, die de productie van mucus stimuleren in de
sublinguale en parotis speekselklier.
- De nervus Vagus, die zorgt voor de parasympatische innervatie van de meeste spijsverteringsorganen.
,26.1.4 Motiliteit
Motiliteit verwijst naar de bewegingen die de maag en darmen maken om voedsel te verwerken, voedingsstoffen
op te nemen middels membraantransport en afvalstoffen uit te scheiden via de feces. Motiliteit is te
onderscheiden in 2 belangrijke soorten: Meng Bewegingen en voortstuw bewegingen.
Tijdens meng bewegingen wordt de inhoud van het spijsverteringskanaal gemengd met de door de mucosa
uitgescheiden verteringssappen. Deze bewegingen komen tot stand door het ritmisch samentrekken van gladde
spiercellen in de muscularis externa. Meng Bewegingen vinden vooral plaats wanneer een nabijgelegen sfincter
gesloten is, waardoor de inhoud van het spijsverteringskanaal niet in staat is om zich voorwaarts te bewegen.
Verder ontstaan meng bewegingen door segmentatie, waarbij segmenten van de dunne darm afwisselen worden
ontspannen of samengetrokken. Hierdoor beweegt de voedselbolus heen en weer.
Voortstuw Bewegingen worden ook wel peristaltiek genoemd en worden veroorzaakt door de peristaltische reflex
van de myenterische plexus. Deze reflex ontstaat als voedsel in een deel van het spijsverteringskanaal
terechtkomt, waardoor het kanaal op die plek wordt opgerekt.
26.1.5 Het peritoneum
De buikholte (Cavitas abdominis) wordt begrensd door het diafragma, de wervelkolom, de bekkenholte en de
abdominale spierwand. Het peritoneum (buikvlies) is een groot membraan, dat de buikholte afgrenst van de
andere delen van het lichaam. Het bestaat uit 2 delen:
- Het Pariëtale peritoneum. Dit vormt het buitenste deel en bekleedt de wand van de buikholte
- Het viscerale peritoneum (Serosa). Dit vormt het binnenste deel en omhult een deel van de organen die
in de buikholte liggen, zoals de maag en lever.
De ruimte tussen het pariëtale en viscerale peritoneum wordt de peritoneale holte genoemd, maar omdat de 2
lagen peritoneum veelal tegen elkaar aanliggen, wordt deze ruimte ook wel de potentiële ruimte genoemd. In de
peritoneale holte bevindt zich een kleine hoeveelheid vloeistof met daarin leukocyten en antistoffen, ter preventie
van een infectie. Deze vloeistof zorgt ook voor het soepel over elkaar glijden van het pariëtale en viscerale
peritoneum op plekken waar deze met elkaar in contact komen. Sommige aandoeningen zoals hartfalen en nier-
en leverfunctiestoornissen, zorgen mogelijk voor een abnormale vochtophoping in de peritoneale holte. De
abdominale zwelling die hierbij ontstaat, wordt ascites genoemd en zorgt voor klachten , zoals een verminderde
eetlust en reflux.
Op een aantal plekken raken de 2 peritoneale vliezen elkaar niet, waardoor daar kleine ruimten ontstaan binnen
de peritoneale holte. Dit zijn de:
- Bursa omentalis. Dit is een ruimte posterieur van de maag, die het mogelijk maakt dat de maag zich
uitrekt en beweegt.
- Excavatio rectovesicalis. Deze komt enkel voor bij mannen en bevindt zich tussen de blaas en het
rectum. De ruimte vormt het laagst gelegen peritoneale punt bij mannen.
- Excavatio recto uterina (ruimte van douglas). Deze komt enkel voor bij vrouwen en bevindt zich
tussen de uterus (baarmoeder) en het rectum.
- Excavatio vesico uterina. Deze ruimte ligt tussen de blaas en de uterus (baarmoeder) en komt enkel
voor bij vrouwen.
De buikorganen worden ingedeeld in een aantal categorieën op basis van hun ligging ten opzichte van het
peritoneum:
- Intraperitoneaal. Organen worden intraperitoneaal genoemd als ze nagenoeg compleet bedekt zijn met
visceraal peritoneum. Voorbeelden: Maag, milt, lever.
- Extraperiotoneaal. Organen zijn extraperiotoneaal als ze zich niet in de peritoneale holte bevinden.
Deze organen zijn onder te verdelen in:
● Preperitoneale organen. Deze liggen ventraal van het peritoneum. Alleen een gevulde blaas
valt hieronder.
● Subperitoneale organen. Deze liggen inferieur van het peritoneum. Hieronder vallen de lege
blaas, het onderste deel van de ureters, het rectum, de baarmoederhals bij vrouwen en de
prostaat bij mannen.
, ● Retroperitoneale organen. Deze liggen dorsaal (rugkant) van het peritoneum en zijn daarom
enkel aan de anterieure zijde bekleed met visceraal peritoneum. Voorbeeld: Aorta, vena cava
inferior, pancreas.
26.1.6 Het mesenterium
Op enkele punten in de peritoneale holte ligt een dubbelgeklapte laag peritoneum, ook wel een mesenterium
genoemd. Een mesenterium verbindt buikorganen aan de buikwand en voorkomt dat structuren verstrengeld
raken bij beweging. Daarnaast leidt een mesenterium bloedvaten, lymfevaten en zenuwen richting de organen.
Een overmatige opslag van vetweefsel in het omentum majus is te herkennen aan het ontstaan van een bierbuik.
26.1.7 Bloedvaten
De organen van het spijsverteringsstelsel worden voorzien van zuurstofrijk bloed door vaten die ontspringen
vanuit de aorta abdominalis, namelijk:
- De truncus coeliacus. Dit is de eerste aftakking van de aorta abdominalis en voorziet de maag, lever,
milt, de helft van de pancreas en het eerste deel van het duodenum.
- De arteria mesenterica superior. Deze tweede aftakking van de aorta abdominalis vervoert zuurstofrijk
bloed naar de pancreaskop, het onderste deel van het duodenum (De twaalfvingerige darm), het
jejunum (nuchtere maag, oftewel middelste deel van de dunne darm), ileum (kronkeldarm, oftewel
laatste deel van dunne darm), colon ascendens (eerste deel van de dikke darm) en de 1ste helft van
het colon transversum (het tweede deel van de karteldarm).
- De arteria mesenterica inferior. Dit is de derde aftakking van de aorta abdominalis en voorziet de 2de
helft van het colon transversum, het colon descendens (derde deel karteldarm) en het rectum van
zuurstofrijk bloed.
26.2 De mond
26.2.1 De cavum oris (De mondholte)
De mond vormt de ingang van het spijsverteringsysteem (Systema digestorium) en levert een belangrijke
bijdrage aan de vertering. De functies van de mond zijn als volgt:
- Het analyseren van sensorische informatie, zoals smaak en textuur.
- Het mengen van voedsel met speeksel, waardoor het makkelijker kan worden doorgeslikt.
- De mechanische verwerking van voedsel door de dentes (tanden), lingua (tong) en het palatum
(gehemelte).
- De chemische vertering van koolhydraten door het enzym amylase en van vetten door het enzym
linguaal lipase.
De cavum oris is bekleed met meerlagig plaveiselepitheel met slijm-afscheidende klieren.
26.2.2 De buccae (wangen) en labia oris (lippen)
De buccae (wangen) vormen de laterale grens van de cavum oris en verkrijgen hun vorm door een subcutane
vetlaag en de musculus buccinator (wangspier). De buccae en labia oris (lippen) zijn belangrijk voor
gelaatsexpresie, articulatie en het verplaatsen van voedsel tussen de dentes, zodat mechanische verwerking kan
plaatsvinden.
De labia oris worden verdeeld in een rood gebied en een huidkleurig gebied. Het rode gebied, ook wel het
lippenstift gebied genoemd, dankt zijn kleur aan de oppervlakkige ligging van de bloedvaatjes en een lage
concentratie van keratine in de buitenste cellaag. Dit gebied is erg sensitief voor bijv temperatuur en textuur,
doordat de zenuwen ook aan de oppervlakte liggen.
Het huidkleurige gebied wordt soms het snor gebied genoemd, omdat het de ruimte onder de neus tot het rode
gebied van de labium superius oris (bovenlip) beslaat. In tegenstelling tot het rode gebied, bevat dit gebied
talgklieren, zweetklieren en haar.
De ruimte die ontstaat tussen de labia oris, de buccae (wangen) en de dentes (tanden) wordt het orale
vestibulum genoemd. De labia oris (lippen) zijn bevestigd aan het gingiva (tandvlees) via het frenulum labii
superioris (bovenste lipbandje) en het frenulum labii inferioris (onderste lipbandje). Beweging van de labia
oris komt tot stand door samentrekking van de musculus orbicularis oris (mondkringspier). Deze spier is bijv
verantwoordelijk voor het tuiten van de labia oris en het sluiten van de mond.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur irisvanschooten01. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.