HANDICAP- EN ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
Doelstellingen:
• wetenschappelijk onderbouwde visies en werkmodellen binnen de orthopedagogische
hulpverlening aan personen met een beperking kunnen toepassen naar aanleiding van
diverse vraagstellingen
• onderzoeksliteratuur betreffende het vakgebied kunnen interpreteren, beoordelen en
vertalen naar de handelingspraktijk
• een kritische en persoonlijke attitude aannemen ten aanzien van specifieke
vraagstellingen inzake mensen met een beperking
• orthopedagogische interventies kunnen uitvoeren ten aanzien van personen met een
beperking of hun omgeving
Inhoud:
Module 1. Autisme en neurodiversiteit
• Diagnostiek en interventies
• Communicatie
• Neurodiversiteit
Module 2. Omgaan met gedrags- en psychische problemen bij personen met een VB en/of
ASS
• Theoretisch kader gedrags- en psychische problemen bij personen met een
verstandelijke beperking en/of ASS
• Oefeningen en casuïstiek rond brede beeldvorming en rond begeleiding- en
behandelingsstrategieën
Module 3. Specifieke werkvormen en thema’s doorheen de levensloop
• Bevorderen van sociale relaties voor mensen met een beperking
- Aansluitend : Praktijkopdracht ‘Sociale netwerken’
• Persoonlijke toekomstplanning en inclusieve woon- en werkvormen
• Seksualiteit bij personen met een beperking
• Family Quality of Life en gezinsgerichte interventies
• Ouder wordende personen met een verstandelijke beperking (met specifiek college over
dementie)
• Personen met een ernstig meervoudige beperking
HOOFDSTUK 1: SOCIALE NETWERKEN (M3)
1
,Conceptualisering
Leggen allemaal wel wat andere accenten en nuances. Zijn dus geen synoniemen ook al worden ze
vaak door elkaar gebruikt, als synoniemen.
Hoe verwoord je dit aan mensen met een beperking?
Mensen rondom mij → mensen die een betekenis hebben voor mij. Die
belangrijk zijn voor mij
Wat?
Sociaal netwerk
• groep van mensen met wie een persoon min of meer duurzame banden onderhoudt voor de
vervulling van noodzakelijke levensbehoeften (Hendrix, 2001)
Sociale inclusie (iets breder dan sociale relaties)
• Kansen en rechten hebben om deel te nemen aan de samenleving; toegang hebben tot (de
goederen en diensten in) de samenleving: kunnen ze net als andere mensen gebruik maken
van de diensten in de samenleving? Binnen geraken in gebouwen maar ook of er mensen
zijn die hen helpt om onder andere actief deel te kunnen nemen. Deelnemen, zowel fysiek
als cognitief
• Op een gelijkwaardige wijze kunnen deelnemen aan het maatschappelijk gebeuren; erkend
worden als competente individuen
• Gewaardeerde sociale rollen kunnen opnemen in de samenleving, aansluitend bij de
leeftijd en cultuur, en op die manier ook een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving:
buurman, vriend, collega… Kunnen mensen met een beperking ook dat soort rollen
opnemen, die wij vanzelfsprekend vinden en kunnen ze vanuit die rol een bijdrage leveren
aan de samenleving. Betekenisvol kunnen zijn voor anderen.
2
, • Betrokkenheid en verbondenheid ervaren in interacties met anderen. Belonging, ergens
bijhoren, een groep mensen die jou erkent en waardeert (Cobigo, Ouelette-Kuntz,
Lysaght, & Martin, 2012)
Inclusie heeft te maken met heel veel verschillende levensdomeinen, is een multidimensioneel
concept. Inclusie op 1 domein realiseren heeft vaak een positieve invloed op andere domeinen
• Sociale status
• Onderwijs/ Opleiding / Werk
• Relaties en interacties
• Activiteiten in de samenleving
• Woonaccommodatie
• Toegankelijkheid en mobiliteit
• Ondersteuning: heel belangrijk om dit allemaal te doen slagen
• Diverse soorten relaties, met verschillende • Diverse activiteiten in de gemeenschap
kenmerken: Relaties met familie, en/of met mensen van de brede
lotgenoten, met mensen zonder beperking… gemeenschap
Die relaties hebben allemaal andere
• Aanwezigheid – ontmoeting - actieve
kenmerken
participatie: kan puur aanwezigheid zijn bv
• Emotionele, praktische als adviserende komen luisteren naar de harmonie
steun
• Gewaardeerde sociale rollen kunnen
• Ervaren van ‘belonging’ en verbondenheid opnemen: stel iemand die graag in de tuin
werkt en je kan die inzetten om samen met
iemand de tuin in de buurt kan onderhouden
is dat beter dan hem in te zetten om de
tuin van de instelling te onderhouden
3
, Gemeenschap kan je buurt zijn maar ook mensen die je van ergens kent, en dus vele breder.
Heel veel factoren hebben een invloed op de
sociale inclusie, die spelen op verschillende
niveaus. Bepalen of sociale inclusie lukt of
niet.
Individual: motivatie van de persoon zelf
Interpersonal: sociale skills die iemand heeft
Organisational: visie/attitude/missie binnen een organisatie is heeeeel belangrijk om dit te doen
slagen
Community: attitude buurtbewoners
Socio-political: het beleid dat gevoerd wordt door dat thema, in Vlaanderen beperkte
financiering en dan vooral praktische ondersteuning en minder naar mensen ondersteunen op vlak
van sociale netwerken. Sociale netwerken vallen zogezegd als eerste uit de boot bij te weinig
geld, hoe belangrijk het ook is.
Brede visie op inclusie impliceert dat
• hefbomen en outcomes geïdentificeerd worden op de verschillende niveaus
• een diversiteit van invullingen mogelijk is, mede afhankelijk van persoons- en
contextgebonden factoren
• zowel gewerkt wordt rond sociale relaties als rond maatschappelijke participatie
• het een ontwikkelings- en leerproces is, zowel voor individuen, organisaties als de
omgeving: geen alles of niets, het is een blijvend leerproces en steeds blijven kijken hoe
ver je kan geraken.
• het niet kan zonder adequate inclusie-ondersteuning.
Korte reflectie Bron: reflectietool sociale netwerken – begeleider, SPOND
• Hoeveel personen reken jij tot je sociale netwerk?
• Wat verwacht jij van je sociale netwerk?
• Hoe tevreden ben jij met jouw sociaal netwerk? Wanneer zou je jezelf een 10/10 geven?
Wat moet er gebeuren om van het huidige cijfer naar een hoger cijfer te gaan?
4