Nederlands 1.2: Taalbeschouwing
1. Wat is taalbeschouwing?
= taal beschouwen: nadenken over al haar aspecten. Lln gaan actief op onderzoek uit om aspecten vh
taalsysteem, taalgebruik en taalgedrag te ontdekken. Leidt tot concrete inzichten die lln
taalvaardiger maken, en roepen verwondering en plezier op. Het reikt nodige vaardigheden en
begrippenapparaat aan om dieper over taal te reflecteren.
Taalaspecten die we beschouwen, zijn op te delen in 2 categorieën:
● Categorie 1 (taalsysteem) : taalsysteem is het meest concrete domein, het makkelijkste
‘meetbaar’. Gaat over letters, klanken, woordsoorten, hoe zinnen gebouwd worden en wat
zinsdelen zijn, hoe een tekst in elkaar zit... over al die aspecten kunnen we bewust
nadenken.
● Categorie 2 (taalgebruik en taalgedrag): mensen gebruiken taalsysteem om iets met taal te
doen. (verhaal vertellen, ergens over klagen, iemand overhalen…) taal ontstaat pas als er een
bedoeling is, en die is communicatie taalgebruik. Om iemand te overtuigen over je
standpunt gebruik je andere woorden en zinsbouw t.o.v. een gesprekje over het slechte
weer. We bewaken taalgebruik en sturen ons taalgedrag voortdurend bij. Ze zijn
respectievelijk verbonden met de vragen hoe mensen taal gebruiken en waarom ze dat
doen.
Door het verbinden van taalsystemen, taalgebruik en taalgedrag maak je taalbeschouwing concreet,
relevant, functioneel en boeiend. Zo krijgen de leerlingen meer inzicht in het taalgedrag van
individuen en groepen.
Lln begrijpen talige nuances beter en ontwikkelen taalgevoel zo krijgen ze meer grip op het
concept ‘taal’.
, 2. Waarom inzetten op taalbeschouwing?
3 belangrijke doelen bij taalbeschouwing:
● Inzicht krijgen in hoe het Nederlands in elkaar zit.
● Nadenken over het eigen taalgebruik en dat van anderen.
● De algemene culturele kennis vergroten.
Inzicht krijgen in hoe het Nederlands in elkaar zit
Het is belangrijk om taal te ‘kunnen’ en taal te ‘weten’.
Taal ‘kunnen’ = taalvaardigheden: lezen, schrijven, spreken en luisteren.
Taal ‘weten’ = taalbeschouwing: nadenken over taal en begrijpen hoe taal in elkaar zit. Weten
waaruit taal bestaat, weten hoe we taal gebruiken, en waarom we dat zo doen.
⇒ Het helpt de leerlingen om kritisch om te gaan met verschillende vormen van taalgedrag.
Waarvoor is inzicht in het taalsysteem nodig?
→ Om te kunnen nadenken over taal, taal te begrijpen en weten hoe taal in elkaar zit. Om te weten
hoe we taal gebruiken en waarom we dat zo doen.
Er is inzicht nodig in het taalsysteem om te kunnen nadenken over taal en begrijpen hoe die in elkaar
zit, waaruit ze bestaat, hoe we ze gebruiken en waarom we dat zo doen. Lln ontdekken de structuur v
zinnen en teksten, e-bestuderen de manier waarop, en de reden waarom we werkwoorden
vervoegen en hoofdletters schrijven… Taal ‘weten’ helpt lln ook om kritisch om te gaan met
verschillende vormen v taalgedrag.
Wanneer leerlingen met een andere thuistaal een fenomeen in het Nederlands niet meteen
begrijpen kan het verhelderend zijn om deze leerlingen de woorden te laten vertalen in hun thuistaal.
Dit kan verhelderend zijn voor leerlingen. Hoe vaker dit gebeurt, hoe spontaner leerlingen
taalbeschouwelijke ‘sprongen’ maken van het Nederlands naar een taal die ze beheersen.
Taalbeschouwing ook nuttig om vreemde talen te leren. In het frans belangrijk voor verschil
mannelijke en vrouwelijke lidwoorden te begrijpen. In les Nederlands hebben lln termen ‘mannelijk’,
‘vrouwelijk’ en ‘onzijdig’ al leren kennen. Bv wnnr ze woord opzochten in woordenboek. Zo kunnen
ze die inzetten wanneer ze Frans leren.
, Nadenken over het eigen taalgebruik en dat v anderen
Denken en reflecteren helpt lln om taal beter te beheersen. Leren zichzelf ‘in het oog houden” wnnr
ze taal gebruiken = taalsturing. Hoe taalvaardiger hoe beter we kunnen nadenken over taal en
omgekeerd hoe meer we over taal weten, hoe taalvaardiger we kunnen w.
De algemene culturele kennis
Taal heeft verschillende functies één daarvan is de conceptualiserende functie: taal bepaalt hoe we
communiceren en is het product vd culturele omgeving waarin we opgroeien en leven.
Afhankelijk vd tijd en plaats kan taal er anders uitzien, omdat ze is afgestemd op hoe mensen
denken en leven. Taalbeschouwing houdt in dat we ons verwonderen, en nadenken over die talige
fenomenen.
Door die conceptualiserende functie krijgen we grip op de (talige) wereld om ons heen. We knn
voorwerpen en handelingen benoemen en daartussen verbanden leggen.
Om over taal op zich te praten hebben we specifieke vaardigheden en begrippenapparaat nodig
een taal om over een taal te spreken. Die metataal helpt om onze kennis en inzichten over taal te
expliciteren en dus taalbewust te w.
Wereld waarop we grip willen is meertalig. Onze taak om lln kennis te laten maken met andere talen
en culturen. Dit is ook gelegenheid om talige en culturele identiteiten vd lln te integreren id klas & op
school. zo staan lln meer open voor andere talen en culturen omdat ze er meer over weten.
Zelfvertrouwen en welbevinden gaan op vooruit vd meertalige lln. Ook lkr stellen zich meer open vd
diverse samenleving en achtergronden v meertalige lln.
3. Hoe leren leerlingen taal beschouwen?
1) Houd rekening met beginsituatie
Start vd lagere school
Heel jonge kleuters kunnen nog niet op abstracte manier nadenken over taal. Wel
verwonderen ze zich over talige fenomenen. Lln verzinnen zelf nonsenswoorden. Ze
experimenteren met taal en ontdekken spelenderwijs regelmatigheden in taalsysteem.
In hoogste kleuterklas al een stapje verder leren om taal te analyseren. Luisteren bewust
naar woorden, om ze daarna in stukjes te ‘klappen’. Nog geen lettergrepen maar
klankgroepen. Als lln bewust worden dat woorden uit aparte klanken bestaan leren lezen.
Voor het échte aanvankelijk lezen, koppelen ze al enkele klanken aan letters en maken
kennis met letterbeelden. Inzicht in die aspecten v taalsysteem leidt tot lezen en schrijven.
Dankjewel zeggen als ze iets krijgen, deftig spreken tegen burgemeester lln denken na
over taalgebruik en taalgedrag.
!! Momenten van taalbeschouwing moeten voor jonge kinderen vertrekken vanuit concrete
situaties!!
Start van de activiteit
Enkele vragen om rekening te houden met beginsituatie:
De leerlingen
Wie zijn de lln in mijn klas? Wat is hun talige achtergrond? Hoe taalsterk zijn ze? Zijn ze
gemotiveerd om over taal te leren, of zal ik nog moeten inzetten op attitudes?
beginsituatie van lln kan erg verschillend zijn, sommige lln hebben meer
ondersteuning nodig om taalbeschouwelijke opdrachten tot een goed einde te
brengen.