JEUGDCRIMINOLOGIE EN JEUGD(BESCHERMINGS)RECHT
JEUGDCRIMINOLOGIE
1. Introductie jeugdcriminologie
1.1 jeugdcriminaliteit als actueel en brandend vraagstuk
Voorbeelden
- In VTM-uitzending: ‘aanzienlijke stijging in cijfers federale politie over jeugdcriminaliteit (78%)
van 2008 (4944) naar 2009 (8800)’. Nuance:
Gaat enkel om geregistreerde gevallen
Het gaat om feiten die vallen onder de categorie ‘jeugdbeschermingsrecht’ binnen de
politiestatistieken die bestaat uit ‘wet op de dancings/jeugdbescherming/leerplicht’
Er is sprake van een misvatting want
Wet op leerplicht: gaat over spijbelen (niet echt criminaliteit)
Wet op jeugdbescherming: gaat over maatregelen die worden opgelegd aan
jongeren door een jeugdrechter en die werden overtreden (inbreuken maar
vatten wij niet op als echte criminaliteit)
- Bord in NL ‘camera observatie, doelloos rondhangen is niet toegestaan’: rare boodschap voor
in een publieke omgeving/plaats
Artikel 2.18 hinderlijk gedrag in of bij gebouwen (komt overeen met onze GAS-
wetgeving): zelfs wanneer je doelloos gedrag geen overlast veroorzaakt, kan dit leiden tot
onveiligheidsgevoelens en is dit dus verboden
Gaat over problematiek van ‘hangjongeren’: men wil niet wachten tot de overlast een
realiteit wordt en veranderd in criminaliteit (bv. vandalisme), men probeert via een
gemeentereglement preventief op te treden -> preventie die repressief is
- Artikel: ‘Leuvense politie heeft al meteen handen vol met dronken studenten’
gaat vaak gepaard met boodschap dat dit wel wat werk met zich meebrengt
- vroeger was een eigen politiemacht die tot de universiteit behoorde: historisch perspectief
Wet op de dancings
- Minderjarigen beneden 16 jaar mogen niet zonder begeleiding in dancings komen.
Wet op de jeugdbescherming
- Betreft bv het overtreden van de voorwaarden opgelegd door de jeugdrechter (huisarrest,
omgaan met bepaalde jongere(n), verbod zich te begeven op een bepaalde plaats).
Wet op de leerplicht
- Leerplicht geldt van 6 tot 18 jaar en betreft niet enkel schoolplicht gezien huisonderwijs ook
mogelijk is. De ouders moeten toezien op de leerplicht van hun kind.
Artikel 2.18 Hinderlijk gedrag in of bij gebouwen
Dit verbod kan worden ingezet tegen degenen die zich zonder redelijk doel of anderszins hinderlijk
ophouden bij of in voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimten van gebouwen, en andere
voor het publiek toegankelijke voorzieningen, zoals haltehuisjes, portieken en parkeergarages.
- Nog daargelaten of dit gepaard gaat met concreet overlastgevend gedrag in de vorm van
bijvoorbeeld schreeuwen, uitschelden, bedreigen of de doorgang versperren, roept het
doelloos rondhangen van personen of groepen in voor het publiek bestemde ruimten
dikwijls sterke gevoelens van onbehagen en onveiligheid op, waardoor een normaal gebruik
van deze ruimten wordt belemmerd.
- Een verbod op dit gedrag is daarom op zijn plaats. De toevoeging “zonder redelijk doel”
beoogt uit te sluiten dat bijvoorbeeld een glazenwasser onder de verbodsbepaling zou vallen.
1
,criminaliteit en onveiligheid in onze samenleving
- ‘onrust is van alle tijden’ (van Weringh, 1978)
- ‘chronocentrisme’ = veronderstelling dat bepaalde tijdsperioden beter, belangrijker of een
belangrijker referentiekader zijn dan andere tijdsperioden, in het verleden of in de toekomst.
Het is de misvatting dat de tijd waarin we zelf leven de meest uitzonderlijke ooit is. Dat er
nooit eerder zulke grote veranderingen plaatsvonden als vandaag. Dat het allemaal hier en nu
gebeurt (gebrek aan historisch perspectief)
“’De studenten die de verlichting gingen bekijken, kregen het aan de stok met de knecht van de
burgemeester. Woorden liepen uit in een gevecht in regel. Studenten hebben toen het huis van de
burgemeester bestormd, waarna de burgers in opstand zijn gekomen tegen de studenten’. Uiteindelijk
moest zelfs het leger tussenbeide komen, en daarbij zijn ‘verscheidene doden’ gevallen”
- breedmaatschappelijke observaties
- (laat)moderne risicomaatschappij (Beck, 1992)
onvoorwaardelijke geloof in wetenschap en kennis
productie van welvaart < productie van risico’s
toenemend risicobewustzijn (nadenken over risico’s), dalende risicoacceptatie
bv. discussie over klimaatverandering, productie van kernenergie
‘voorzorgsprincipe’: we proberen de veruitwendiging van risico’s altijd te vermijden
“Dat is de succesparadox: hoe veiliger, welvarender en gezonder we worden, hoe panischer we
reageren op het laatste stukje tekort dat er nog is.”
- Paradigmawissel
van verzorgingsstaat naar een veiligheidsstaat
van een post-crime (inbreuk is de start van het proces, ingrijpen na inbreuk) naar een
pre-crime samenleving (vroegtijdig proberen ingrijpen, voorzorgsprincipe)
- pre-crime samenleving
strafrechtelijke inbreuk < reductie van veiligheidsrisico’s
discussies over overlast, leefbaarheid, regulering van gedrag, normen en waarden,
fatsoen…
- we leven in een controlecultuur, incidentencultuur
- ‘gevoel van urgentie’ en morele paniek
- ‘populaire mythen’ over (jeugd)criminaliteit: zijn niet per definitie onwaar, maar zijn moeilijk
op basis van statistieken/ onderzoek te weerleggen
‘jeugddelinquentie stijgt spectaculair’
‘jeugddelinquenten beginnen steeds jonger’
‘jeugd wordt gewelddadiger’
‘jeugdcriminaliteit is etnisch gekleurd’
- ‘beeld is niet eenduidig’: veel nuances, duidelijke antwoorden zijn niet altijd mogelijk
- meerderheid is ‘relatief braaf’, niettemin…
verschillende soorten jeugdcriminaliteit (variatie in ernst, verklaringen…)
typische jeugdcriminaliteit en ernstige (gedrags)problematiek
- geregistreerd politiecijfers laten stijging zien MAAR worden beïnvloed door:
meldingsbereidheid van slachtoffers en getuigen
beleidsprioriteiten
meer zichtbare misdaad, prioritaire criminaliteit, daders met negatieve prognose
veranderingen in de wetgeving (‘sociale constructie’ van criminaliteit)
demografische factoren bv. evolutie vh aandeel minderjarigen in totale bevolking
CONCLUSIE jeugdcriminaliteit is al jaren stabiel
2
, - prestatieparadox: hoe beter de politie haar werk doet, des te meer criminaliteit er is
- zelfrapportageonderzoek is vaak verhelderend maar kent ook belangrijke beperkingen:
kunnen maar beperkt aantal delicten opgenomen worden in de enquête
sommige daders zijn moeilijker te bereiken met gebruikelijke enquêtemethoden
geeft geen goed beeld vd ernst vd delicten (schade en gevolgen voor slachtoffers)
onbetrouwbaar bij geweldsdelicten: er is toegenomen maatschappelijke gevoeligheid
voor geweld maar ook een feitelijke toename van geweldsdelicten door jongeren
- aanzienlijke verharding onder een klein deel vd jeugd: harde kern, jeugdige veelplegers
proces van marginalisering en opeenstapeling van sociale en psychische problemen gaat
gepaard met gewenning aan een keiharde straatmentaliteit
pendelbeweging in de criminologie (voortdurende evolutie)
- hangt samen met bredere maatschappelijke en politieke veranderingen
WOII: sociologische en sociaalpsychologische benaderingen (vanuit VS)
Kritische of radicale criminologie (’60-’70): kritiek op etiologische benadering
(overheidsingrijpen droeg agv stigmatisering van jongeren bij aan deviantie)
’70: kritiek op beschermingsmodel (interventies als verspilde moeite)
’80: ‘law and order’, ‘nothing works’ (geloofwaardigheid van interventies herstellen)
Eind ’80: aandacht voor sociale achtergronden van jeugdcriminaliteit
Eind ’90: kritiek op werking van politie en justitie
Adolescentie: aandacht voor jeugdcriminaliteit wisselt, maar is niet nieuw
- Age-crime-curve: snelle toename van delinquent gedrag onder adolescenten, gevolgd door
een daling tegen het eind vd adolescentie
- Verzelfstandiging vd criminologie agv twee ontwikkelingen
Ingrijpende evolutie in het leven van adolescenten in rijke, westerse samenleving:
jongeren zijn langer afhankelijk (gaan langer naar school en worden serieuzer genomen)
Verhevigde onderzoeksinteresse voor adolescentie vanuit psychologie, psychiatrie,
sociologie en pedagogiek (biologische, cognitieve, morele, emotionele ontwikkeling)
Nieuw: accent op context waarin adolescent zich ontwikkeld
- Belangstelling voor omgeving en voor ontwikkeling op langere termijn (‘life course’)
- Ontwikkelingspsychopathologie: condities waaronder stoornissen in de ontwikkeling kunnen
optreden, voortduren of weer verdwijnen (balans tussen risico- en beschermende factoren)
Relatie met het strafrecht: streven naar aparte jeugdcriminologie
- Spanning tussen langdurige afhankelijkheid van jongeren en hun toegenomen autonomie:
‘maturity gap’
- Beperkingen van strafrechtelijke definities van criminaliteit: voorstel om gedragsnormen in
het algemeen te bestuderen (‘deviantie’, ‘problematische gebeurtenissen’, ‘conflicten’…)
Strafrechtelijk kader werkt sterk selectief: allerlei vormen van maatschappelijk schadelijk
gedrag blijven buiten beschouwing bv. witteboordencriminaliteit, pesten
Voor jeugdcriminologie is er onmiskenbaar belang om zich uitdrukkelijk te richten op
gedrag dat valt onder een strafrechtelijke definitie van criminaliteit
De nieuwe preventie en criminalisering van gedrag: kind als gevaar
- Vloeibare moderniteit
Worden ons bewust van risico’s en onzekerheden die onze hoogtechnologische
samenleving met zich meebrengt
Risicomaatschappij: productie van welvaart, orde en zekerheid wordt afgelost door een
logica van risicomanagement en -vermijding
Ook individu wordt in toenemende mate geconfronteerd met onzekerheid:
individualisering en detraditionalisering
3
, Verzelfstandigen vd jeugd en ontstaan van jeugdsubculturen bieden vrijheid en
mogelijkheden, maar leggen ook druk op de jongeren in de samenleving
Constructie van eigen identiteit is reflexief project geworden: gedwongen keuzes
- Van post-crime naar pre-crime
In een samenleving die in het teken staat van controle en beheersing van risico’s en
reductie van onzekerheid, ligt de nadruk veel meer dan voorheen op registratie,
archivering, classificatie en detectie van allerlei sociale risico’s
Van ‘misdaad en straf’ over ‘risico en controle’ naar ‘onzekerheid en voorzorg’
Zedner brug tussen internationale strijd tegen terrorisme en lokale veiligheidszorg en
overlastproblematiek in onze steden en gemeenten: overgang van post-crime naar pre-
crime samenleving waar interventies niet langer steunen op een inbreuk tegen de wet,
maar waar reductie van onveilig- en onzekerheid en vroegtijdige detectie van potentieel
risicovol gedrag centraal staan
Pre-crime samenleving: opereert onder voorzorgsprincipe (controle), toekomst is
‘unknowable’, anticiperen op mogelijke vormen van onveiligheid
- Prepressie en criminalisering van gedrag
Focus op risico(groepen) en het identificeren van individuen en groepen die de veiligheid
potentieel in gevaar kunnen brengen
Preventie en voorzorg -> controle, vroegtijdige detectie, gedragsregulering
‘prepressie’: proactieve repressie die bepaalde vormen van leven vroegtijdig de kop
indrukt en poogt om te buigen in de richting van gewenste levensvormen (Schinkel)
Laat toe om leven en gedrag van individuen te registreren, normaliseren, bij te
sturen, te voorkomen of te perfectioneren
Vroegtijdige interventie die zich richt op het voorkomen vh als ongewenst gedefinieerde
gedrag is niet zonder gevaar: onvermijdelijk bestaan van ‘vals-positieven/negatieven’
Prepressieve aanpak van criminaliteit is gegrond in de idee dat er geen alternatieve
werelden zijn (dader heeft geen andere keuze dan het delict te plegen)
Vroegtijdige signalering en detectie van potentieel problematisch gedrag kan zich
voordoen in de handhaving van de leerplicht
Debat: spijbelen opnemen als GAS-inbreuk?
Nieuwe vormen van gedragsregulering worden vaak ideologisch aangestuurd:
heropleving vh normen en waardendebat
1.2 jeugdcriminologie als wetenschappelijke discipline
Jeugdcriminologie
- jeugdgerichte specialisatie in de criminologie
- verzelfstandiging van een subdiscipline
Definitieproblemen in de criminologie
- studiedomein is breder en heterogener geworden
- tegenstelling tussen standpunten: ontologisch (criminaliteit als wezenlijk kenmerk vh gedrag)
vs constructivistisch (criminaliteit als socio-legale constructie)
- criminologie slaagt slechts moeizaam in haar ambities tot interdisciplinariteit: moeilijk om in
geheel te zien met diverse gedragswetenschappelijke theorieën
- criminologie geraakt ideologisch verdeeld
- criminologie tussen wetenschap en beleid
4