Klinische Psychologie 2 Diagnostiek en behandeling (PB2002)
Établissement
Open Universiteit (OU)
Book
Klinische Psychologie
Deze samenvatting bestaat uit twee complementaire documenten: één voor studeren en één voor revisie. Koop de bundel die is even duur als dit individuele document! :)
Dit is dé samenvatting van het vak klinische psychologie diagnostiek en behandeling gegeven aan de Open Universiteit. Het is...
Samenvatting Klinische Psychologie 2: diagnostiek en behandeling (volledige stof tentamen!)
Tout pour ce livre (69)
École, étude et sujet
Open Universiteit (OU)
Psychologie
Klinische Psychologie 2 Diagnostiek en behandeling (PB2002)
Tous les documents sur ce sujet (7)
1
vérifier
Par: standelange • 1 mois de cela
Vendeur
S'abonner
myrthemail
Avis reçus
Aperçu du contenu
KLINISCHE PSYCHOLOGIE 2
DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING
Begrippenlijst & Leerdoelen
Beste lezer,
Dit document bevat een overzicht van de thema’s per hoofdstuk, een begrippenlijst per hoofdstuk, de leerdoelen van
Brightspace, en soms de vragen van Brightspace (mits deze direct met stof uit het boek beantwoord kunnen worden). Dit
document is voornamelijk bedoeld voor revisie: er valt makkelijk per hoofdstuk lang te gaan wat er in het hoofdstuk aan bod
komt en of dit nog vers in het geheugen ligt. Het bevat grotendeels dezelfde informatie als het samenvattingsdocument, maar
op een andere manier geordend. Stof waar niet naar wordt gevraagd in de leerdoelen is niet opgenomen in dit document.
Daarom raad ik het aan om eerst de samenvatting te lezen en daarna dit document als naslagwerk te gebruiken.
Veel succes met het leren van de stof en met het uiteindelijke tentamen!
1.1 De rol van psychodiagnostiek
1.2 De diagnostische cyclus
1.3 Klachtanalyse: wat is de vraag?
1.4 Probleemanalyse: wat is het probleem?
1.4.1 Gestandaardiseerde klachtinventarisatie
1.4.2 Speciële anamnese
1.4.3 Psychiatrische anamnese
1.4.4 Observaties tijdens onderzoeksgesprekken
1.4.5 Biografische anamnese en heteroanamnese
1.4.6 Huidig functioneren
1.4.7 Beschrijvende diagnostiek
1.5 Verklaringsanalyse: waar komen de klachten vandaan?
1.5.1 Onderzoeksvraagstelling en hypothesen
1.5.2 Keuze van instrumenten en methoden
- Het semigestructureerde interview
- Capaciteitentests
- Vragenlijsten
- Het structurele persoonlijkheidsinterview
1.5.3 Uitvoering van het onderzoek
1.5.4 Interpretatie van de resultaten
1.5.5 Integratie van de onderzoeksresultaten
1.5.6 Terugkoppelingsgesprek
1.6 Indicatieanalyse: wat is de beste aanpak?
1.6.1 Predictie
1.6.2 Indicatie
1.6.3 Gebruik van het psychodiagnostisch onderzoek in de behandeling
1.7 Van wetenschap naar praktijk
2
,Begrippenlijst
Onderzoeksgesprek Instrument voor het beantwoorden van diagnostische vragen
Empirische Cyclus Het opstellen van hypothesen op basis van vermoedens van hoe het probleem verklaard kan
worden en het vervolgens toetsen van deze hypothesen door middel van falsificatie
Aanmelding Onderdeel van de klachtanalyse: wat is de aanleiding voor verwijzing en wat is de
onderzoeksvraag of hulpvraag van de cliënt.
Klachtanalyse Deel 1/4 in de diagnostische cyclus
Stap 1: Wat is de achtergrond van de aanvraag, wat is de aanleiding voor onderzoek?
Stap 2: Analyse van de hulpvraag, waarom zoekt de cliënt juist nu hulp?
Verhelderende diagnose De uitkomst van de klachten analyse waarin de klachten en hulpvragen geordend worden
Probleemanalyse Deel 2/4 in de diagnostische cyclus
Op basis van anamneses, klachteninventarisaties en functioneren wordt bepaald wat de
symptomen zijn en hoe die geclassificeerd zouden kunnen worden. Vervolgens wordt bedacht
welke theorie de problemen zou kunnen verklaren.
Symptoom vragenlijst Gestandaardiseerde vragenlijsten die de ernst van symptomen uitvragen die vaak standaard in
het kader van de intake worden afgenomen.
Routine Outcome Een procedure die standaard wordt gebruikt bij ggz-instellingen om de kwaliteit van de zorg te
Monitoring (ROM) waarborgen en om de behandelresultaten te monitoren.
OQ-45 Een vragenlijst die standaard wordt gebruikt om intrapsychische, interpersoonlijke en sociale
rolvervulling te meten. De OQ-45 wordt gebruikt voor het formuleren van hypothesen over de
ontstaanswijze van de klachten waarmee een cliënt zich meldt.
Intakegesprek / Anamnese Soms het eerste gesprek met de cliënt maar soms ook onderdeel van het psychodiagnostisch
onderzoek (later). Na dit gesprek kan de intaker ook een eerste beeld vormen van het
beoordelingsvermogen en ziekte-inzicht van de cliënt.
Speciële Anamnese Intakegesprek waarbij de intaker de specifieke klachten van de cliënt in beeld probeert te
brengen waarbij het accent ligt op de huidige problemen.
Luxerende factoren Gebeurtenissen die een psychiatrische aandoening uitlokken zoals verlies of ontslag.
Interferentie De mate waarin sociale, relationele of functionele aspecten in het leven van de cliënt
belemmerd worden door de problemen.
Psychiatrische Anamnese Een gesprek dat zich richt op het systematisch samenvatten van psychiatrische symptomen van
de cliënt waaronder: verschijning en motoriek, oriëntatie, aandacht en geheugen, waarneming,
spraak en denken, stemming en affect en persoonlijkheid.
Biografische Anamnese Het uitvragen van informatie bij de cliënt zelf over factoren in de levensgeschiedenis van de
cliënt die de cliënt juist beschermen of juist ontvankelijk maken voor het ontwikkelen van
psychopathologie
Heteroanamnese Het uitvragen van relevante informatie over de cliënt bij belangrijke informanten zoals ouders
of verzorgers. Vooral bij problematiek in de (vroege) kindertijd is dit erg nuttig.
Onderkennende Diagnostiek waarin een omschrijving wordt gegeven van de belangrijkste klachten, de ernst
diagnostiek van de klachten, wat de aanleiding is van de klachten en hoe deze begrepen kunnen worden.
Echter is onderkennende diagnostiek nog niet een verklaring.
Classificatie Onderdeel van de beschrijvende diagnostiek: het ordenen van de symptomen
DSM-classificatie Het ordenen van de symptomen op basis van de DSM-5 waarin een stoornis wordt toegewezen
aan een categorie of cluster uit het classificatiesysteem voor stoornissen. Door de symptomen
te benoemen in termen van DSM-classificatie kunnen deze gerelateerd worden aan
wetenschappelijke kennis.
Verklaringsanalyse Deel 3/4 van de diagnostische cyclus
Onderzoeken waar de klachten vandaan komen en hoe ze verklaard kunnen worden aan de
hand van vragenlijsten, interviews en tests en op basis van onderzoeksvragen en hypothesen.
COTAN De Commissie Testaangelegenheden Nederland van het NIP beoordeelt de kwaliteit van
psychodiagnostische instrumenten in Nederland.
3
,Semigestructureerde Worden gebruikt om op systematische wijze informatie te verzamelen in een interview. Hierbij
interviews zijn de vragen en antwoordmogelijkheden voor een groot deel al vastgelegd.
Structured Clinical Een veelgebruikt semigestructureerd interview die een brede systematische checklist van
interview for DSM5 criteria voor stoornissen vormt. Deze is dus niet stoornis specifiek.
Disorders
Capaciteitentest Tests die worden gebruikt om bepaalde vaardigheden en intelligentie te meten en vergelijken
met een normgroep. Er dient rekening te worden gehouden met de cultuur en taalvaardigheid
van de cliënt. Zo nodig dient men te kiezen voor een non-verbale test. De uitkomsten van een
capaciteiten test kunnen soms niet eerder verklaarde symptomen verklaren (bijvoorbeeld bij
een licht verstandelijke beperking)
Zelfrapportage Vragenlijsten waarmee de cliënt zichzelf of diens klachten zonder tijdsdruk beschrijft of
vragenlijsten typeert. Dit kan een beeld vormen van de klachten, persoonlijkheid, coping- en sociale
vaardigheden. De gekozen lijsten dienen aan te sluiten op de hypothesen.
Dynamische Een theorie die 3 persoonlijkheidsorganisaties onderscheidt: neurotisch, borderline en
persoonlijkheidsdiagnostiek psychotisch. In hoeverre een cliënt in deze organisaties past wordt bepaald aan de hand van
interviews, vragenlijsten en projectieve tests. De theorie is licht controversieel wegens weinig
onderbouwing (al is er nu meer onderbouwing voor dan vroeger).
Structureel Onderdeel van de dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek waarin weinig structuur wordt
persoonlijkheidsinterview geboden en de cliënt wordt geconfronteerd met tegenstrijdigheden in diens verhaal. Door op
deze manier spanningen te creëren worden afweermechanismen geactiveerd.
Normgroep Een grote groep vergelijkbare mensen wiens resultaten op een test gebruikt kunnen worden
om de score van het individu mee te vergelijken.
Indicatieanalyse Deel 4/4 van de diagnostische cyclus
Een voorstel voor behandeling gebaseerd op de resultaten van het diagnostisch proces en de
wensen en mogelijkheden van de cliënt. Er zijn verschillende invalshoeken die in hoofdstuk 2
besproken worden.
Predictie Is een uitspraak doen over de veranderbaarheid van de klachten en het probleemgedrag in de
toekomst, en wat de voorwaarden zijn van deze veranderbaarheid. Soms dienen eerst
onderliggende problemen behandeld te worden. De voorspelling kan op empirische gronden
worden gegeven op basis van gevalideerde risicotaxatie-instrumenten en klinische indruk.
Confirmation Bias De neiging om informatie te zoeken en als zodanig te interpreteren die de eerste klinische
indruk bevestigen.
4
,Leerdoelen:
Aangeven hoe wetenschappelijk verantwoord psychodiagnostisch onderzoek met de diagnostische cyclus in de praktijk kan
worden gebracht:
Door zo veel mogelijk gebruik te maken van wetenschappelijke methoden kan de benodigde informatie gestructureerd
verzameld worden en verantwoord geïnterpreteerd worden. Op basis van de empirische cyclus worden vermoedens van hoe
het probleem verklaard kan worden, worden geformuleerd in een hypothese en worden getoetst. Op basis van de empirische
cyclus is de diagnostische cyclus gemaakt door De Bruyn et al. (2003). Deze vormt de basis voor wetenschappelijk verantwoord
psychodiagnostisch onderzoek in Nederland.
De verschillende stappen van de diagnostische cyclus benoemen en bij deze stappen de doelen, vragen en handelingen
benoemen.
KLACHTANALYSE
VRAGEN HANDELINGEN DOELEN
Wat is de aanleiding om onderzoek te - De achtergrond van de - Verhelderende diagnose opstellen
doen? aanvraag nagaan. - Kaders opstellen waarbinnen het
Wat verwacht de aanvrager van t - Analyse van de hulpvraag psychodiagnostisch onderzoek kan
onderzoek? plaatsvinden
Wat is de hulpvraag van de cliënt?
PROBLEEMANALYSE
VRAGEN HANDELINGEN DOELEN
Welke symptomen zijn er zichtbaar en - Gestandaardiseerde klachten - Duidelijk beeld krijgen van de situatie,
hoe ernstig zijn deze? inventarisatie achtergrond en de belevingswereld van
Hoe kunnen de symptomen worden - Speciële anamnese de cliënt.
geclassificeerd? - Psychiatrische anamnese - Onderkennende diagnostiek opstellen
Welke theorie zou mogelijk de - Observaties tijdens onderzoek - Classificatie van symptomen opstellen
problematiek kunnen verklaren gesprekken op basis van de DSM-5
Welke onderzoeksvragen dienen nader - Biografische- en heteroanamnese - Opstellen van onderzoeksvragen
te worden onderzocht? - Nagaan van huidig functioneren
- Beschrijvende diagnostiek opstellen
VERKLARINGSANALYSE
VRAGEN HANDELINGEN DOELEN
Waar komen klachten vandaan en hoe - Het afnemen van tests en - Resultaten van psychodiagnostisch
kunnen ze verklaard worden? vragenlijsten onderzoek en antwoorden op
Welke hypothesen kunnen worden - Het vergelijken van de resultaten met hypothesen bovenhalen door middel
opgesteld? de normgroep van tests en interviews.
Hoe kunnen de onderzoeksvragen - Het interpreteren van de resultaten
worden onderzocht? - De integratie van de
Wat zijn de resultaten van het onderzoeksresultaten
onderzoek? - Het terugkoppelingsgesprek
Wat is het antwoord op de
onderzoeksvragen?
INDICATIEANALYSE
VRAGEN HANDELINGEN DOELEN
Wat voorspellen deze resultaten voor - Het opstellen van predicties - Volledig voorbereid zijn voor het
de toekomst? - Het opstellen van indicaties aan de indicatiestelling proces
Wat is de beste keuze voor hand van de resultaten
behandeling?
5
,Hoofdstuk 2: Indicatiestelling
Opbouw van het hoofdstuk:
2.1 Indicatiestelling: een besluitvormingsproces
1. Is professionele hulp nodig? (Diagnose is vereist)
2. Wat zijn de behandeldoelen?
3. Wat is het therapieaanbod?
4. Wat is de beste behandelcontext?
5. Welke therapeut heeft de voorkeur?
2.2 Modellen voor indicatiestelling
- Expertmodel
- Vertegenwoordigersmodel
- Consumentenmodel
- Overlegmodel
2.3 Voorwaarden voor indicatiestelling
2.4 Voorspelers van behandelresultaten
2.4.1 Evidence-based behandelen
2.4.2 Cliëntvariabelen
- Ernst van de psychopathologie
- Comorbiditeit
- Voorgeschiedenis
- Persoonlijke kenmerken en eigenschappen
- Motivatie en therapietrouw
- Leeftijdsfasespecifieke stoornissen
2.4.3 Therapeutkenmerken
1. Demografische kenmerken
2. Professionele kenmerken
3. Relatief stabiele karaktertrekken
4. Meer tijdelijke, variabele gedragingen
2.4.4 Context van de behandeling
- Groepsbehandeling of individueel
- Ambulant, deeltijd of klinische opname
2.5 Indicaties en contra-indicaties
2.6 Indiceren binnen de basis-ggz en den specialistische ggz
- Criteria voor de basis-ggz
1. Er moet sprake zijn van een stoornis volgens DSM-criteria
2. Er moet sprake zijn van lichte tot matig ernstige problematiek
3. Het risico (suïcide / geweld / psychotische decompensatie) is laag tot matig
4. Het is een enkelvoudig beeld met lage complexiteit
5. De klachten zijn aanhoudend en persisterend
- Criteria voor de specialistische ggz
1. Er is sprake van acute ernstige klachten
2. Er is sprake van een hoog complex beeld
3. Het risico (suïcide / (huiselijk) geweld / automutilatie / psychotische decompensatie) is hoog
6
,Begrippenlijst
Expertmodel De clinicus is de expert die de behandelmogelijkheden voor de klachten overzichtelijk overbrengt
aan de cliënt. Besluitvorming ligt vooral bij de clinicus.
Vertegenwoordigersmodel De clinicus is de expert maar heeft meer oog voor het cliëntenperspectief. Binnen dit model kan
de cliënt een oordeel geven van in hoeverre de verschillende behandelingen aansluiten bij
levensstijl, voorkeuren en verwachtingen.
Consumentenmodel De clinicus dient alle relevante informatie aan bij de cliënt. De clinicus is een informatiebron en de
cliënt neemt uiteindelijk de beslissing. De informatie-uitwisseling is vooral eenzijdig.
Overlegmodel De clinicus en de cliënt bespreken en onderzoeken de verschillende behandelopties waarmee ze
rekeninghouden met de individuele context van de cliënt. Dit overlegmodel doet het meeste recht
aan het cliënten perspectief.
Collaborative Care Uit het overlegmodel: de clinicus en de cliënt bespreken de verschillende behandelopties waarbij
ze rekening houden met de individuele context van de cliënt.
Zorgstandaard Een update van de ‘multidisciplinaire richtlijn’ van het ministerie van VWS uit 2013 met
richtlijnen voor de aanpak van verschillende clusters van stoornissen. De zorgstandaard zou beter
moeten aansluiten bij het cliëntenperspectief dan het eerdere plan.
Generieke zorgstandaarden Zorgstandaarden die transdiagnostisch toepasbaar zijn. Deze gaan meer over het
psychotherapeutisch proces in het algemeen dan over specifieke stoornissen.
Behandelproduct De verschillende opties voor behandeling in de basis-ggz:
KOP-model: K = klachten, O = omgeving, P = persoonlijke stijl wordt gebruikt om het
behandelproduct te kiezen. Er zijn 4 behandelproducten in de Basis-ggz:
Behandelproduct Aantal contacten Problemen Behandeling
Kort 5 contacten Omgeving Werken aan
probleemoplossende
vaardigheden
Middel 8 contacten Persoonlijke stijl Coping strategieën
Intensief 12 contacten Ernstig en Therapeutisch werken aan
invaliderende psychische klachten
klachten
Chronisch 12 contacten per Ernstige klachten uit Als mogelijk met 12 sessies,
jaar S-ggz zo niet terug naar de S-ggz
Leerdoelen:
Aangeven wat indicatiestelling betekent en wat hier in de praktijk bij komt kijken
Indicatiestelling omvat het besluitvormingsproces dat uitmondt in een behandelaanbod van de cliënt. Het vindt meestal plaats
aan het eind van de diagnostische cyclus. De indicatiesteller heeft hiervoor wetenschappelijk onderbouwde kennis nodig van de
psychopathologie, de behandeling en de voorspellers van de behandelresultaten om de juiste zorg te kiezen. Daarnaast heeft de
indicatiesteller kennis nodig van de lokaal beschikbare behandelmogelijkheden.
7
,De verschillende stappen van indicatiestelling benoemen
Het proces van indicatiestelling bestaat uit vijf stappen
1. Diagnose Om professionele hulp te krijgen binnen de basis- of specialistische ggz dient een psychische stoornis
te zijn geclassificeerd met een DSM-diagnose.
2. Behandeldoelen Er moeten keuzes gemaakt worden voor een versmalling van een groot aantal problemen tot één of
enkele behandeldoelen die worden vastgelegd in een behandelplan waarin zowel de cliënt als de
indicatiesteller zich kunnen vinden.
3. Therapieaanbod Per stoornis bestaan verschillende behandelmogelijkheden: vormen van psychotherapie soms
aangevuld met farmacotherapie. Waar mogelijk wordt gekozen voor evidence-based behandelingen
die worden toegespitst op de individuele situatie van de cliënt.
4. Behandelcontext Ambulant, in deeltijd of klinisch. Daarnaast kunnen behandelingen individueel of in groep. Ook kan er
gekozen worden voor systeemaanpak of gezinstherapie.
5. Therapeut Heeft de cliënt voorkeuren voor man / vrouw of andere therapeutkenmerken.
Modellen voor indicatiestelling en de kenmerken hiervan benoemen
/ Vraag 1: In de literatuur worden vier modellen beschreven met betrekking tot besluitvorming voor behandeling. Noem
deze modellen en geef van elk model een korte beschrijving.
1. Het expertmodel De clinicus is de expert die de behandelmogelijkheden voor de klachten overzichtelijk
overbrengt aan de cliënt. Besluitvorming ligt vooral bij de clinicus.
2. Het vertegenwoordigingsmodel De clinicus is de expert maar heeft meer oog voor het cliëntenperspectief. Binnen dit
model kan de cliënt een oordeel geven van in hoeverre de verschillende behandelingen
aansluiten bij levensstijl, voorkeuren en verwachtingen.
3. Het consumentenmodel De clinicus dient alle relevante informatie aan bij de cliënt. De clinicus is een
informatiebron en de cliënt neemt uiteindelijk de beslissing. De informatie-uitwisseling
is vooral eenzijdig.
4. Het overlegmodel / De clinicus en de cliënt bespreken en onderzoeken de verschillende behandelopties
Collaborative Care waarmee ze rekeninghouden met de individuele context van de cliënt. Dit
overlegmodel doet het meeste recht aan het cliënten perspectief.
Voorspellers van behandelresultaten benoemen
Cliëntvariabelen:
- Ernst van de psychopathologie: ernstigere psychische klachten hebben een slechtere behandelprognose, maar kunnen
wel meer verbetering boeken
- Comorbiditeit: comorbiditeit is een complicerende factor maar hoeft geen invloed te hebben op het behandelplan. Een
angststoornis met persoonlijkheidsproblemen kan nog steeds behandeld worden met een angstbehandeling
- Voorgeschiedenis: is er een eerdere behandeling geweest en had dat zin?
- Levensfase: de overeenkomsten in stoornissen tussen levensfasen zijn groter dan verschillen, maar er bestaan ook
leeftijdsfasespecifieke stoornissen: separatie angststoornis bij jeugdigen, dementie bij ouderen
- Persoonlijke kenmerken: hechtingstijl, behulpzaamheid, motivatie, neiging tot zelfreflectie
- Motivatie en therapietrouw: zijn dynamisch en afhankelijk van het verloop en resultaat van de behandeling en van de
werkrelatie met de therapeut.
De laatste twee hebben het meeste effect op de behandeling. Therapeuten met flexibele modelgetrouwheid presteren het best:
wel behandelprotocollen volgen maar flexibel aanpassen aan de behoefte van de cliënt.
8
,Indicaties en contra-indicaties benoemen
Contra-indicaties:
- Niet normale levensfenomenen medicaliseren
- De aanwezigheid van andere problemen of stressoren (werkeloosheid bijvoorbeeld) waardoor de cliënt niet voldoende
emotionele ruimte heeft om met de psychische klachten aan de slag te gaan.
Indicatie:
- Hulpverleners zijn soms te terughoudend met het opstarten van een behandeling. De meeste mensen met PTSS kunnen
beter een traumagerichte behandeling krijgen dan dat ze worden ‘gestabiliseerd’.
Aangeven wat er wordt bedoeld met multidisciplinaire richtlijnen en zorgstandaarden, en wat hier het doel van is
/ Vraag 2: Schets het ontstaan van multidisciplinaire richtlijnen in de geestelijke gezondheidszorg.
/ Vraag 3: Schets het ontstaan van zorgstandaarden in de geestelijke gezondheidszorg.
Het ministerie van VWS ontwikkelde in 1999 de multidisciplinaire richtlijnen voor diverse clusters van stoornissen met
aanbevelingen voor eerstekeusbehandelingen en ‘best practices’ gebaseerd op wetenschappelijk bewijs voor bepaalde
interventies. Het uitgangspunt was dat er wetenschappelijk bewijs was gebruikt voor het onderbouwen van verschillende
soorten interventies. Dit werd echter weinig in de praktijk toegepast, deels doordat ze niet goed toepasbaar bleken in
behandelsetting. Ook ontbrak het cliëntenperspectief grotendeels in de richtlijnen.
De Zorgstandaarden: hebben de multidisciplinaire richtlijn inmiddels (2013) vervangen. Deze is gebaseerd op de
multidisciplinaire richtlijn maar neemt het cliëntenperspectief mee. Waar wetenschappelijk bewijs ontbreekt wordt het oordeel
van de expert in dat gebied gebruikt. Hierdoor sluiten de zorgstandaarden beter aan op de dagelijkse klinische praktijk.
Generieke zorgstandaarden: zijn transdiagnostisch (over de stoornissen heen) toepasbaar zijn. Een voorbeeld hiervan is
psychotherapie: een psychotherapeutisch proces in algemene zin, dat niet aan specifieke stoornissen gekoppeld is.
Aangeven hoe de Nederlandse ggz sinds 2014 is ingedeeld
/ Vraag 4: Sinds januari 2014 is in Nederland de geestelijke gezondheidszorg opgesplitst in een aantal onderdelen. Benoem
deze onderdelen en geef kort toelichting.
De ggz is opgesplitst in de drie onderdelen die zich ontfermen over toenemende mate van cliënt problematiek:
1. Praktijkondersteuner huisarts geestelijke gezondheidzorg (POH-GGZ): voor wanneer de cliënt last heeft van lichte
psychische problematiek en er geen sprake is van een diagnose volgens DSM-criteria.
2. Basis-GGZ: De cliënt moet voldoen aan 5 criteria om in aanmerking te komen voor Basis-ggz. Wanneer de cliënt in
aanmerking komt wordt er aan de hand van het KOP model (K = klachten, O = omgeving, P = persoonlijke stijl) een
bijbehorend behandelmodel gekozen. Er zijn 4 verschillende behandelproducten: kort, middel, intensief en chronisch.
3. Specialistische-GGZ: bij ernstige problematiek waarbij de cliënt voldoet aan 3 criteria.
De verwijscriteria voor de poh-ggz, generalistische-basis-ggz en specialistische-ggz benoemen
- POH-GGZ: last van lichte psychische problematiek zonder dat er sprake is van een diagnose volgens DSM-criteria
- Basis-ggz:
1. Er moet sprake zijn van een psychische stoornis volgens DSM-criteria
2. Er moet sprake zijn van lichte tot matig ernstige problematiek
3. De risico’s zijn laag tot matig (suïcide, geweld, psychotische decompensatie)
4. Het is een enkelvoudig beeld met lage complexiteit
5. De klachten zijn aanhoudend en persisterend.
- Sggz:
1. Er is sprake van acute, ernstige tot zeer ernstige klachten
2. Er is sprake van een hoog complex beeld
3. Er is sprake van een hoog risico (suïcide, automutilatie, huiselijk geweld, psychotische
decompensatie)
9
, Hoofdstuk 3: Transdiagnostische benadering
Opbouw van het hoofdstuk:
3.1 Stoornis specifieke benadering
3.2 DSM en evidence-based behandelingen
3.3 Transdiagnostische behandeling
3.3.1 Traditionele transdiagnostische elementen
3.3.2 Transdiagnostische aspecten op het niveau van de therapeutische context
- Therapeutische relatie als transdiagnostische factor
- Common factors benadering als transdiagnostische factor
- Structuur, patiëntparticipatie en behandelintensiteit als transdiagnostische factoren
3.3.3 Transdiagnostische interventies op het niveau van het therapeutisch aangrijpingspunt
- Geïndividualiseerde zoekschema’s voor diagnostiek en interventiekeuze als transdiagnostische factor
- Functieanalyse
- Betekenisanalyse
- Toepassen van transdiagnostische behandelinhoudelijke interventies
- COMET bij Lage zelfwaardering
- Antipiekertraining
- Interventie perfectionisme
- Interventie tolerantie voor onzekerheid
- Transdiagnostische op informatieverwerkingsprocessen gerichte interventies
- Interpretatiebias
- Disfunctionele automatische toenadering
- Overgegeneraliseerde geheugenbias
- Veerkracht bevorderende transdiagnostische interventies
3.4 Recente transdiagnostische ontwikkelingen
3.4.1 Samenvoegen en onderling integreren van afzonderlijke protocollen
3.4.2 Een netwerkmodel voor psychopathologie
10
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur myrthemail. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.