Pathologie 2
Kritische zorg en exacte wetenschappen
Deel 1: Weefseloxygenatie DO2/ VO2
DO2= Delivery of aanvoer van zuurstof
VO2= Verbruik van zuurstof
Staat in verhouding met elkaar.
Factoren DO2 (aanvoer van zuurstof)
- 21% O2 + 79% stikstofgas = gasmengsel opname
- Transport
- Afgifte aan cellen vanuit bloedbaan
Voorwaarden zodat weefsels zuurstof krijgen
- Oversprong van bloed naar weefsel van O2 bv.: misgaan bij brandwonden
(secundaire schade), cyanide intoxicatie
- Genoeg hemoglobine + hoeveel % hemoglobine bezet is met zuurstof
- Cardiac output
1. Zuurstofopname of oxygenatie
1.1 Beïnvloedende factoren oxygenatie
1.1.1 FIO2 = Fractie van hoeveelheid O2 in gasmengsel
Zuurstoffractie in gas, uitgedrukt in %
Omgevingslucht 0,21%
In te stellen parameter kunstmatige ventilatie: 0,21-1,0
Zuurstof aanhangen bij patiënt FIO2 verhogen veranderen van hoeveelheid
zuurstof in gasmengsel
1.1.2 Adequate respiratie (doel = oxygenatie én ventilatie)
Adequate alveolaire ventilatie (Va)= In hoeverre geraakt gasmengsel met voldoende
FIO2 aan alveolen waar gasuitwisseling plaatsvindt.
- Gasmengsel in alveolen: gasuitwisseling tussen gasmengsel en bloedbaan
- Effectief deelnemen aan gasuitwisseling.
Va (alveolaire ventilatie) = MV (minuut volume) – VD (dode ruimte ventilatie)
Minuutvolume= Volume gasmengsel dat je per minuut binnentrekt uitgedrukt in ml.
- MV = TV (slagvolume) x freq
Bv.: 500 ml x 15/’ = 7,5 l
Dode ruimte ventilatie= Volume zit in luchtwegen dat niet deelneemt aan
gasuitwisseling.
Alveolaire ventilatie kelderen: COPD, RSV, griep, corona, mensen met 1 long,
pneumonie, pneumothorax
VD
- Fysiologische dode ruimte is
Anatomisch
Alveolair
- Materiaal gebonden dode ruimte
Bv.: intubatie buis bij patiënt
1.1.3 Correcte ventilatie – perfusie verhouding (Va/Q ratio)
, Hoeveelheid lucht (ml) in alveolen/’ vs hoeveelheid bloed (ml) langs alveolen
Er moet bloed langs alveolen stromen, anders wordt er niets opgenomen.
Nooit 1 omwille van fysiologische aspecten
Extreme voorbeelden
- Zadelembool: je kan ademen, longen vullen met gasmengsel met 21%, maar 0
perfusie van alveolen gevoel van stikken, geen zuurstof opnemen en CO2
afgeven omdat Q ratio verslechterd is
- Alveolen kunnen perfect inorde zijn, maar er geraakt geen zuurstof door, dus fout
in ventilatie of perfusie
- COPD met zware bilaterale pneumonie
2. Zuurstoftransport
2.1 Gasuitwisseling via diffusie
Passief transportproces
Van hoge concentratie naar lage concentratie
Noot PvO2 30-40 mm Hg
3. Zuurstofaanbod of DO2 (belangrijk!)
In hoeverre krijgt ge zuurstof dat je hebt opgenomen in cellen.
Afhankelijk van CaO2 (arteriële zuurstofcontent) en CO
- CaO2= Hoeveel zuurstof zit er in arterieel bloed
- CaO2 = (Hb x 1,34 x saO2) + (0,003 x Pa O2)
1,34= Aantal ml zuurstof per g hemoglobine
- saO2= Arteriële saturatie
- PaO2= Partiële (gedeeltelijk), uitgedrukt in mmHg, vrije gebonden moleculen die
in bloed drijven
Elk gas heeft een bepaalde druk
CO (cardiac output) = Aantal l bloed dat per minuut door linkerventrikel wordt
uitgepompt.
Saturatie zegt iets over hoe goed patiënt zuurstof binnenkrijgt van buiten in
bloedbaan.
4. Zuurstofafgifte
Via diffusie van Hb naar lichaamscellen
Soms loopt dit volledig fout bv.: woningbrand, cyanide vergiftiging
Examenvraag: parameters weergegeven zijn er problemen naar weefseloxydatie en hoe
verhelpen?
,Deel 2: Bewaking en ondersteuning van respiratoire
functie
1. Klinische observatie respiratoire functie
1.1 Ademhalingsfrequentie
Minimaal 30’’
Zonder medeweten van patiënt
Normaalwaarden 12-18/’
Eupnoe: in frequentie normale ademhaling
Normopnoe: volledig normale ademhaling
Bradypnoe: < 12x/’
Tachypnoe: > 18x/’
Apnoe: 0/’ = Niet meer ademen
1.2 Diepte van ademhaling
Gaat samen met slagvolume
Eerder subjectief
Hyperpnoe: abnormaal diep dus hoog TV
Hypopnoe: abnormaal oppervlakkig dus laag TV
Bv.: pijn niet genoeg ventileren pneumonie
1.3 Regelmaat ademhaling
Bepaald door duur van pauzes tussen in en uitademing (zie Cheyne Stokes)
Pauzes worden groter en groter
1.4 Ademhalingsgeluid
Normaal niet of nauwelijks hoorbaar
Soms hoorbaar (secreties, astma-aanval, …)
Inspiratoire stridor: obstructie (vraagt onmiddellijk interventie)
Expiratoire stridor (wheezing): vnl vernauwing kleinere luchtwegen en verlengd
expirium
1.5 Thoraxexcursies
Observatie van aanwezigheid (apnoe): borstkas op en neer (10 seconden kijken)
Symmetrie: pneumothorax, atelectase
1.6 Afwijkende ademhalingspatronen (zowel in diepte als in
frequentie)
Cheyne-Stokes ademhaling t.g.v. hypoperfusie hersenen
, Biot ademhaling : o.a. bij verhoogde hersendruk
Kussmaulse ademhaling vb. bij compensatiepoging metabole acidose
Gaspende ademhaling: ademhalinsreflex, geen effectieve ademhaling
Indicatie voor hartstilstand
2. Klinische tekenen respiratoire insufficiëntie (belangrijk!)
Dyspnoe: subjectieve beleving van patiënt van kortademig te zijn
(extreme) angst en onrust ten gevolge van dyspnoe
Veranderend ademhalingspatroon (tachypnoe, oppervlakkig ademen, …)
Gebruik van hulpademhalingsspieren: middenrif belangrijkste
- Hals-en schoudergordel (scalenusspieren en m. sternocleidomastoideus)
- Soms neusvleugelademen
Verwardheid
Centrale (lippen en aangezicht) en/ of perifere cyanose (extremiteiten zoals vingers
en tenen)
Toegenomen ademarbeid of work of breathing met als eindstadium uitputting en
volledige respiratoire decompensatie met kans op circulatiestilstand
Ineens stopt dit verhaal doodop zijn van te willen ademen volledige compensatie
met circulatie stilstand
3. Oorzaken respiratoire insufficiëntie
Onvoldoende ventilatie
- Hypoventilatie bv.: overdosis morfine, pijn
- Stoornis in V/Q (ventilatie en perfusie verhouding)
Gestoorde oxygenatie
- Afgenomen inspiratoire zuurstofspanning
Verblijf op grote hoogte
Verandering van luchtsamenstelling
- Hypoventilatie
Depressie ademhalingscentrum (vb. morfine)
Uitputting ademhalingsspieren, spierzwakte
Hoge cervicale dwarslaesie
Luchtwegobstructie
- Stoornissen V/Q
- Rechts/links shunt: bloed bereikt grote circulatie zonder longen te passeren bv. bij
atriaal septumdefect.