M1.2 Treatment and Intervention (FSWEM1030O)
Tous les documents sur ce sujet (3)
1
vérifier
Par: charlie01 • 5 année de cela
Vendeur
S'abonner
Gianna_1992
Avis reçus
Aperçu du contenu
Blok M1.2 Behandeling en diversiteit Erasmus Universiteit Rotterdam
Blok 2 Behandeling en diversiteit
Probleem 1
Hoe houd je rekening met cultuur en andere factoren in behandeling?
Kortman H4 à Boek
Een goede relatie tussen patiënt en hulpverlener is een basisvoorwaarde voor effectieve hulp. Voor
het aangaan en onderhouden van een hulpverleningsrelatie is het belangrijk dat de hulpverlener de
denk- en leefwereld van de patiënt en diens systeem enigszins kent. Hij dient hierin interesse te
tonen, in het besef dat de patiënt zijn beste informant is. Hoe meer hij vertrouwd is met de
leefwereld van de patiënt, hoe beter hij zich in hem kan verplaatsen en hoe meer hij empathisch op
hem kan reageren.
Protoprofessionalisering: patiënten hebben kennis van de manier waarop er binnen de
hulpverlening gedacht wordt over ziekten en de behandeling ervan. à Kwaliteit van
hulpverleningsrelatie neemt toe.
Wanneer komt een hulpverlenersrelatie moeilijk tot stand:
- Wanneer de spelregels (met de deur in huis vallen, hand geven, problemen eerlijk op tafel
leggen etc.) die de hulpverlener gebruikt anders zijn bij allochtonen. à voorlichting in hierin
erg belangrijk.
- Wanneer er uiteenlopende modellen voor de omgang met de werkelijkheid gehanteerd
worden door patiënt en hulpverlener à geneeskunde gestoeld op het denkmodel van
mannen, vage klachten van vrouwen worden vaker ten onrechte als psychogeen
gediagnosticeerd.
Twee belangrijke modellen voor de omgang met de werkelijkheid van patiënten in de
gezondheidszorg:
- Bestwil model: De hulpverlener probeert primair te handelen om bestwil van de patiënt.
- Autonomiemodel: respect voor het zelfbeschikkingsrecht en de autonomie van de patiënt
vormen het uitgangspunt.
De twee modellen staan op voet gespannen met elkaar.
De Jong deel 2 praktijkà Handboek Culturele psychiatrie en psychotherapie
Diagnose-behandelingsmodel: Ook al biedt dit model weinig aanknopingspunten voor culturele
behandeling, de huidige NL GGZ wordt bepaald door deze denkwijze.
Het is de uitwerking van het medisch model:
- Patiënt meldt zich met een klacht
- Klachten moeten zo goed mogelijk geclassificeerd worden
- De classificatie leidt tot behandeling à biologisch dan wel psychologisch
Vanuit het veld van de culturele psychiatrie en psychotherapie is forse kritiek op de westerse
culturele bias van zowel DSM als de richtlijn voor behandeling. Het onderzoek waar beide zich op
baseren, heeft vrijwel exclusief betrekking op populaties uit westerse landen, waarin vaak bovendien
respondenten afkomstig uit niet-westerse landen geëxcludeerd zijn. Terwijl ernst, prevalentie en
expressie van psychische stoornissen van cultuur tot cultuur verschillen.
Assimilatiemodel: Diagnostiek en behandeling spelen zich niet af in een vacuüm, sociale en culturele
context moeten bij de behandeling betrokken worden. Uitgaande van bewezen effectieve
behandelmethoden in de westerse wereld worden beredeneerd cruciale elementen uit betreffende
cultuur toegevoegd.
,Blok M1.2 Behandeling en diversiteit Erasmus Universiteit Rotterdam
Model van universele-therapiefactoren: Zeer waarschijnlijk is dat de universele therapiefactoren uit
het westerse behandelingsonderzoek ook belangrijk zijn in de behandeling met patiënten met een
niet-westerse culturele achtergrond. Sterker nog, dat die universele therapiefactoren een brug slaan
over de culturele kloof. à behandelingsrelatie, structurering van behandeling, aansluiten bij patiënt
factoren, worden in een cross culturele context uitgewerkt.
Optimale transculturele behandeling van patiënten:
- Centraal staat de behandelaar-patiëntrelatie
- Veiligheid creëren
- Continuïteit van zorg bevorderen
- Het serieus nemen van de klachten van de patiënt
- Geef een verklarend model van de klachten van de patiënt passend bij de cultuur en
symptomen van de patiënt
- Stel een behandelplan op met doelen
- Tracht vanaf het begin symptomen te verlichten
- Voorzie in psychosociale steun
- Ontwikkel therapeutische thema’s
Het cultural Accomodation Model (CAM-model) (Universele en cultuurspecifieke
therapiefactoren): Uitgangspunt is de tekortkomingen van de westerse psychotherapie zichtbaar
maken, en dat psychotherapie daarop aangepast moet worden. 3 stappen:
- In een bestaand behandelmodel de culturele tekortkomingen en blinde vlekken opsporen die
de culturele validiteit van dat model beperken.
- Uit de bestaande cultureel psychiatrische en psychologische kennis de cultuurspecifieke
concepten kiezen die de tekortkomingen tenietdoen en de effectiviteit van toepassing op
betreffende doelgroep verbeteren.
- Het aldus samengestelde model testen om te kijken of de toegevoegde validiteit geeft aan
het aangepaste model.
Onderhandelingsmodel: een van de essenties van de behandeling is het perspectief van de patiënt
naast dat van de behandelaar gezet wordt en dat daar onder verantwoordelijkheid van de
behandelaar een uitwisseling en onderhandeling plaatsvindt, met als uitkomst een gezamenlijk
behandelplan. 3 stappen:
- Het verklaringsmodel van de patient moet aan hem/haar ontlokt worden
- Het biopsychosociale-verklaringsmodel van de behandelaar moet beschreven worden
- Onderhandeling tussen deze twee modellen
,Blok M1.2 Behandeling en diversiteit Erasmus Universiteit Rotterdam
Wat is de invloed van puberteit op de ontwikkeling van internaliserende problemen?
Costello, Copeland & Angold (2011) Trends in psychopathologie tijdens de adolescentie: wat
veranderd er wanneer kinderen adolescenten worden en wanneer adolescenten volwassen worden.
Doel: Deze review poogt achtergrondinformatie te verkrijgen over de epidemiologie van
psychiatrische aandoeningen gedurende de transitie naar en vanaf de adolescentie. Er zijn 3
belangrijke redenen voor de focus op epidemiologische studies:
- Het is zelden mogelijk om te generaliseren vanuit klinische studies over prevalentie of
causale verklaringen naar andere situaties. Patiënten die behandeling ontvangen zijn vaak
erg verschillend van de algemene bevolking met dezelfde stoornis die geen hulp vragen of
niet in staat zijn om toegang te krijgen tot behandeling.
- Het is zeer zeldzaam voor klinisch onderzoek om een periode te dekken die lang genoeg is
om ontwikkelingsveranderingen te zien.
- Ontwikkelingsveranderingen kunnen verduisterd worden door behandelingseffecten.
De focus ligt op studies naar psychiatrische diagnoses en niet op symptomen die meer veranderlijk
zijn.
Methode: review uit gepubliceerde data over:
- De prevalentie van psychiatrische stoornissen in de adolescentie
- Hoe deze aantallen in een uit deze fase verplaatsen/stromen
- Over patronen van continuïteit en discontinuïteit tijdens de adolescentie
Ook werd de vraag gesteld wat de geobserveerde veranderingen kon verklaren. Er werd voor elk
artikel bepaald of het aantal stoornissen toenam, verminderde of gelijk bleef tijdens de verschillende
leeftijdstransities. Het is meestal niet mogelijk om de grootte van de toename of afname te testen.
Resultaten:
- Sommige angststoornissen (paniek en agorafobie), depressie en stoornissen in
middelengebruik beginnen toe te nemen in de adolescentie en blijven stijgen tot in de
vroege volwassenheid, hoewel stoornissen in middelengebruik weer begint te verminderen
in midden 20.
- Een andere groep angststoornissen (separatie, specifieke fobie en sociale fobie), samen met
ADHD, beginnen te verminderen in de late kindertijd en blijven verminderd in de
volwassenheid.
- Voor trajecten en andere stoornissen blijft dit onduidelijk:
o GAD (gegeneraliseerde angststoornis) laat een adolescentie-gelimiteerde toename
zien bij meisjes, maar een algemene daling bij jongens.
o Verminderde aantal van CD en ODD van de adolescentie naar de volwassenheid is
consistent tussen studies. In het patroon voor verandering van kindertijd naar
adolescentie is dit minder duidelijk.
o De ontwikkelende ideeën van het begin in de kindertijd en het limiet in de
adolescentie van antisociaal gedrag, is niet geheel consistent met de data over CD.
- ODD, GAD en middelenmisbruik medieert in de relatie bij depressie naar volwassenheid
Homotypisch: Middelenmisbruik het sterkst (sneller terugval), angst het zwakst (heb je het gehad,
hoe groot is de kans dat je het nog een keer krijgt).
Heterotypisch: voorspeld andere stoornis. Angst <-> depressie, angst à middelengebruik, CD/ODD
à angst/depressie, gedragsstoornis à middelenafhankelijkheid.
, Blok M1.2 Behandeling en diversiteit Erasmus Universiteit Rotterdam
Ormel et al. (2015) Mentale gezondheid bij Nederlandse adolescenten: Rapport over prevalentie,
ernst, leeftijd van ontstaan en comorbiditeit van DSM-stoornissen.
Doel: uitvoerig epidemiologische gegevens over psychiatrische aandoeningen bij adolescenten
vinden. Er worden 4 klassen van aandoeningen onderscheiden: angst, stemming, gedrag en
middelengebruik. Er is vooral interesse in milde tot ernstige gevallen, beginleeftijd, persistentie
(herhaling en chroniteit), homo-typische en hetero-typische continuïteit en de concentratie van
(co)morbiditeit.
Methode: TRAILS is een prospectieve cohortstudie van NL ado’s met behulp van twee- of
driejaarlijkse metingen vanaf 11 jaar. Resultaten die in dit artikeln worden weergeven zijn van de
eerste (T1) en vierde (T4) evaluatie golf (maart 2001 t/m juli 2002 en oktober 2008 t/m september
2010).
De TRIALS-steekproef was grotendeels (84.3%) verzameld uit 3 provinciale hoofdsteden in het
noorden van NL. Dit is een niet erg etnische groep, maar de T4 groep is representatief voor de NL
bevolking van 18-20 jaar.
Men maakte gebruik van de CIDI (een gestructureerd diagnostisch interview), wordt wereldwijd
gebruikt om diagnoses te genereren op basis van de DSM-IV.
Ook werd gekeken naar de 12-maanden en 3 maanden prevalentie volgens de DSM-IV.
- 12 maanden tot lifetime prevalentie vertelt iets over het voortbestaan van de stoornis.
- De verhouding van 30-daagse tot 12-maandse prevalentie vertelt iets over de bron van
persistentie. <12 maanden tot lifetime = herhaling, > dan 12 maanden = chroniciteit
Resultaten:
- Prevalentie van ernstige
stoornissen was 22%. In
het algemeen waren
stemmingsstoornissen en
gedragsstoornissen vaak
ernstiger dan
angststoornissen.
- Beginleeftijd (zie tabel):
o ADHD à begint
het vroegst. Het
begin ervan
neemt snel toe in
de vroege jaren,
met vrijwel geen
nieuw begin meer na 6 jaar.
o Fobie à ook een vroeg begin. De meeste fobieën begonnen met 8 jaar en begon
vrijwel niet meer na 14 jaar.
o Separatieangst à volgt fobie op de voet met 1 verschil, dit kan nog beginnen tot 17
jaar, behalve in de leeftijd van 11-14 jaar, wanneer er nauwelijks een begin van
verlatingsangst heeft plaatsgevonden.
o Gedragsproblemen/stoornissen à begonnen rond de tijd van het naar school gaan,
het begin nam toe met de leeftijd van 14-15 jaar.
o Andere angststoornissen à GAS, OCD, paniekstoornis: ontwikkelen zich gemiddeld
2 jaar later dan de gedragsstoornissen. Ze kwamen niet voor tot de vroege
adolescentie, waarna de incidentie steeg.
o Stemmingsstoornissen à Minder gangbaar tot de vroege adolescentie, waarna de
incidentie ook steeg. Bipolaire stoornis had een iets later begin/ontstaan.
o Drugs en alcohol à Had de laatste beginleeftijd, incidentie begon met 14 jaar en
steeg enorm.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Gianna_1992. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.