Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting focus vragen - Inleiding in de psychologie (6461PS002Y) €6,85
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting focus vragen - Inleiding in de psychologie (6461PS002Y)

 58 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Antwoorden op alle focus vragen uit het boek van inleiding in de psychologie.

Aperçu 4 sur 71  pages

  • Oui
  • 20 mars 2024
  • 71
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Hoofdstuk 1:
2. What was Descartes’ version of dualism? How did it help pave the way for a science of psychology?
Descartes geloofde dat ook hele complexe gedragingen door de ‘body’ werd geregeld en niet door de ‘mind’.
Het denken was dan wel de enige functie van de ziel, toch was ook dat verbonden aan het lichaam. Deze
verbinding is nu bekend als het zenuwstelsel
3. What reasons can you think of for why Descartes’ theory, despite its intuitive appeal, was unsuitable
for a complete psychology?
Het heeft filosofisch gezien moeite met de vraag hoe iets immaterieels invloed heeft op iets materieels en hoe
het lichaam functioneert volgens natuurkundige wetten maar ook een vrije wil heeft. Wetenschappelijk gezien
limiteert het wat wel en wat niet begrepen kan worden.
4. How did Hobbes’s materialism help lay the groundwork for a science of psychology?
Hij omschreef dat al het lichamelijke activiteit gevolgen waren van processen die zich afspeelde in het lichaam.
Hierdoor was er geen limiet meer op wat er wetenschappelijk kon worden onderzocht.
5. How did the nineteenth-century understanding of the nervous system inspire a theory of behavior
called reflexology?
In de 19e eeuw kwam er bekendheid over de werking van reflexen. Reflexology was het idee dat al het
menselijk gedrag eigenlijk reflexen waren, omdat deze allemaal voortkomen uit specifieke stimuli.
6. How did discoveries of localization of function in the brain help establish the idea that the mind can be
studied scientifically?
Dit maakte duidelijk dat er toch ook een materiële basis is voor de mentale processen.
7. How would you explain the origin of complex ideas and thoughts according to British empiricism?
What role did the law of association by contiguity play in this philosophy?
Vrije wil bestaat niet maar dit zijn reacties op eerder meegemaakte gebeurtenissen. Dingen lijken nog uit vrije
wil te gebeuren, maar omdat ze eerder met regelmaat op hetzelfde moment plaatsvinden worden deze dingen
automatisch aan elkaar gekoppeld.
- Association by contiguity: wanneer er twee verschillende stimuli vlak na elkaar plaatsvinden worden
deze op een later moment eerder aan elkaar gekoppeld.
8. How would you describe the influence that empiricist philosophy has had on psychology?
Enorm, want association by contiguity kan dus ook gedrag van mensen verklaren.
9. Why is the ability to learn dependent on inborn knowledge? In Kant’s nativist philosophy, what is the
distinction between a priori knowledge and a posteriori knowledge?
Er moet wel een mechanisme zijn die dingen kan aanleren. Er moet dus aangeboren kennis zijn om aan te leren.
- A priori: aangeboren - a posteriori: aangeleerd.
10. How did Darwin’s theory of natural selection offer a scientific foundation for explaining behavior by
describing its functions? How did it provide a basis for understanding the origin of a priori knowledge?
Dieren met bepaalde gedraging hadden door de functie hiervan een grotere overlevingskans dan andere. Deze
genen werden dan doorgegeven en dieren zonder de genen voor deze gedragingen stierven. Omdat dus niet aan
alle dieren deze gedragingen kunnen worden aangeleerd om mbv deze functie de overlevingskans te vergroten
moest er dus wel aangeboren ‘kennis’ zijn.

Level of analysis:
Directly biological:
- Neural; brain as cause.
- Physiological; internal chemical functions, such as hormones, as cause.
- Genetic; genes as cause.
- Evolutionary; natural selection as cause.
Effects of experiences:
- Learning; the individual’s prior experiences with the environment as cause.
- Cognitive; the individual’s knowledge or beliefs as cause.
- Social; the influence of other people as cause.
- Cultural; the culture in which the person develops as cause.
- Developmental; age-related changes as cause.

,12. How do neural, physiological, genetic, and evolutionary explanations differ from one another? How
would you apply these explanations toward an understanding of jealousy?
- Neural: alle gedragingen zijn gevolgen van acties van het zenuwstelsel - hersenactiviteit kan worden bestudeert
om te zien wanneer en bij welke personen bepaalde delen van de hersenen actiever zijn.
- Physiological: de manier waarop hormonen en medicijnen op de hersenen werken en daarmee het gedrag
beïnvloeden - bepaalde hormonen kunnen ervoor zorgen dat de hersenen anders werken en daardoor meer
jaloersheid wordt ervaren.
- Genetic: de erfelijke deeltjes waar je lichaam uit is opgebouwd en wordt dus bepaald hoe je lichaam en
hersenen in elkaar zit - verschillen in aangeboren genen kunnen dus ook verschillen in jaloersheid verklaren.
- Evolutionary: de gedragingen die de mensen hebben omdat deze een evolutionair voordeel hebben - het
hebben en niet hoeven delen van een maatje heeft evolutionaire voordelen omdat je je zo kan voortplanten.
13. How do learning and cognitive explanations differ? How would you apply each of them toward an
understanding of jealousy?
- Learning: door ervaring aangepast/aangeleerd gedrag - als jaloers gedrag eerder succesvol was, zal het eerder
weer worden toegepast.
- Cognitive: de manier waarop wordt gereageerd gebaseerd op kennis/geloven die al in bezit is en de invloed
van ervaring op deze kennis - jaloersheid is gebaseerd op de overtuiging van kennis van de andere personen in
kwestie
14. How do social and cultural explanations differ? How would you apply each of them toward an
understanding of jealousy?
- Social: de invloed van anderen op ons gedrag - de jaloerse persoon probeert te onderzoeken hoe andere denken
over de situatie
- Cultural: de cultuur waarin wordt opgegroeid - in verschillende culturen wordt er anders naar jaloersheid
gekeken en groeit men dus op een andere manier op.
15. What constitutes a developmental explanation? How would you apply a developmental explanation
toward an understanding of jealousy?
De leeftijd waarop een persoon zich bevindt heeft invloed op de manier waarop deze persoon zich gedraagt. Dit
heeft te maken met het stadium waarin de hersenontwikkeling zich bevindt - verandering in jaloersheid kan te
maken hebben met verandering in type relaties waarin de persoon zich bevindt.
16. What are some research specialties in psychology that are not defined primarily by the level of
analysis employed?
Sensory psychology, perceptual psychology, psychology of motivation, personality psychology, abnormal
psychology
17. What are the three main divisions of academic studies? How does psychology link them together?
Natural sciences, social sciences en humanities. Omdat psychologie de studie is over alles wat en waarom
mensen dat doen.

Hoofdstuk 2
1. How did Clever Hans give the appearance of answering questions, and how did Oskar Pfungst unveil
Hans’s methods?
Hans wist alleen het antwoord als andere in zijn omgeving het antwoord ook wist. Dit werd ontdekt toen hij met
oogkleppen op werd ondervraagd.
2. How are observations, theories, and hypotheses related to one another in scientific research?
Observaties leiden tot theorieën die leiden tot hypotheses.
3. How does the Clever Hans story illustrate (1) the value of skepticism, (2) the value of controlled
experimentation, and (3) the need for researchers to avoid communicating their expectations to subjects?
Als je niet sceptisch bent en alles maar voor waar aanneemt dan zullen er veel theorieën niet worden ontkracht.
Het kan toeval zijn als er bij één aanpassing een andere uitkomst is, er kunnen meer factoren een rol spelen. De
onderzoeker kan je onbewust beïnvloeden het juiste antwoord te kiezen, wat het onderzoek vervalst.
4. How can an experiment demonstrate the existence of a cause-effect relation between two variables?
Bij een experiment kan de onderzoeker heel specifiek een onafhankelijke variabele aanpassen en alle andere
variabele gelijk houden om het effect van die aanpassing op de afhankelijke variabele te zien.

,5. What were the independent and dependent variables in Pfungst’s experiment with Clever Hans?
Onafhankelijk: met of zonder oogkleppen van van Hans.
Afhankelijk: het percentage goed beantwoordde vragen van Hans.
6. What were the independent and dependent variables in DiMascio’s experiment on treatments for
depression? Why were the subjects randomly assigned to the different treatments rather than allowed to
choose their own treatment?
Onafhankelijk: de soort gegeven behandeling.
Afhankelijk: de mate van depressie na 16 weken.
De mensen worden aan een random groep toebedeeld om er zeker van te zijn dat vrije keuze geen invloed heeft
op de onderzoeksresultaten.
7. What are the differences in procedure between a correlational study and an experiment? How do the
types of conclusions that can be drawn differ between a correlational study and an experiment?
Bij een correlational study observeert de onderzoeker twee al bestaande afhankelijke variabele om te kijken of
er verband tussen zit. In tegenstelling tot een experiment zegt een correlational study niks over of verschil in de
ene variabele direct gevolgen heeft voor de andere.
8. How does an analysis of Baumrind’s classic study of parental disciplinary styles illustrate the difficulty
of trying to infer cause and effect from a correlation?
Omdat het geen experiment was weet je niet wat oorzaak en gevolg was. Bij alle gezinnen zit er ook nog
verschil in andere variabelen.
9. How do descriptive studies differ, in method and purpose, from experiments and from correlational
studies?
Bij descriptive studies worden alleen verschillen omschreven zonder daarbij verbanden tussen variabelen te
trekken. Het doel hiervan is om zoveel mogelijk te leren/te weten te komen.
10. What are the relative advantages and disadvantages of laboratory studies and field studies?
Laboratory:
Voordelen: gecontroleerde omstandigheden dus betrouwbaardere uitkomsten.
Nadelen: omstandigheden zijn minder natuurlijk waardoor gedrag anders kan zijn dan normaliter.
Field:
Voordelen: omstandigheden zijn het natuurlijkst en het gedrag dus ook.
Nadelen: geen invloed op andere dan gemeten variabelen waardoor uitkomsten niet even betrouwbaar zijn.
11. How do self-report methods, naturalistic observations, and tests differ from one another? What are
some advantages and disadvantages of each?
Bij self-report methods worden mensen gevraagd om hun eigen gedrag te omschrijven. Nadelen hiervan zijn dat
het niet te controleren is of dit wel de “juiste” antwoorden zijn. Voordelen hiervan zijn dat er antwoorden naar
boven kunnen komen die onderzoekers nooit hadden gevonden tijdens observatie.
Bij tests legt de onderzoeken aan het subject een aantal problemen/keuzes voor waar het subject op antwoord.
Dit is simpel af te nemen, maar de relevantie ervan is niet altijd even duidelijk.
Bij naturalistic observations observeert de onderzoeker mensen in hun natuurlijke gedrag. Het nadeel hiervan is
dat mensen zich anders gedrage als ze weten dat ze bekeken worden.
12. How do self-report methods, naturalistic observations, and tests differ from one another? What are
some advantages and disadvantages of each?
Mean = gemiddelde (alles bij elkaar op tellen / aantal nummers).
Median = mediaan (middelste getal van laag naar hoog).
Variability = variabiliteit (de mate waarin de scores afwijken van het gemiddelde).
Standard deviation = standaardafwijking (hoe groter de variabiliteit, hoe groter de standaardafwijking).
13. How does a correlation coefficient describe the direction and strength of a correlation? How can
correlations be depicted in scatter plots?
Een positieve correlatie betekent dat een toename van de ene variabele ook een toename van de andere variabele
betekent, maar negatieve variabele betekent dat een toename van de ene variabele een afname van de andere
variabele verzorgd. Hoe positiever (dichtst bij +1,00) de correlatie, hoe groter de kans dat ze elkaar
daadwerkelijk beïnvloeden. In een spreidingsdiagram laat de invloed van de variabele zien op de uitkomst.
Wanneer er een lijn kan worden getrokken door de punten is de kans op een verband tussen de variabelen groter.

, 14. Why is it necessary to perform inferential statistics before drawing conclusions from the data in a
research study?
Op deze manier wordt de kans van toeval verkleind. Niet onderzocht variabelen worden er zo uitgefilterd.
15. What does it mean to say that a result from a research study is statistically significant at the 5% level?
De kans is dan te klein om te zeggen dat de uitkomst door toeval is veroorzaakt
16. How is statistical significance affected by the size of the effect, the number of subjects or observations,
and the variability of the scores within each group?
- The size of the observed effect: het is minder voor de hand liggend dat een heel groot effect is veroorzaakt
door toeval.
- The number of individual subjects or observations in the study: in een hele grote groep vallen kleine toeval
verschillen weg en zijn deze juist relevant om het onderzoek realistisch te maken zonder dat het alles verstoord.
- The variability of the data within each group: hoe minder variabiliteit, hoe relevanter die kleine verschillen
zijn.
17. What is the difference between random variation in behavior and bias, and why is bias the more
serious problem?
Random variation gebeurt door toeval. Bias zijn fouten bij onderzoek die niet kunnen worden vastgesteld en
hersteld.
18. How can a non representative selection of research subjects introduce bias into (a) an experiment and
(b) a descriptive study?
Wanneer een onderzochte groep teveel afwijkt van de algehele bevolking dat zorgt dat voor een bias bij een
experiment
19. What is the difference between the reliability and the validity of a measurement procedure? How can
lack of validity contribute to bias?
Reliability: de betrouwbaarheid van een onderzoek, elke keer dat het onderzoek wordt uitgevoerd komt er een
sterk lijkende uitkomst uit. (error)
Validity: dat de meting ook duidelijkheid geeft over wat je wil onderzoeken en niet totaal irrelevante informatie
die niets met het onderzoek te maken heeft. (trial)
20. How can we assess the validity of a measurement procedure?
Er moet duidelijk worden gemaakt wat er wordt onderzocht.
21. How can the supposed phenomenon of facilitated communication by people with autism be explained
as an observer-expectancy effect?
De facilitator had een verwachting van de antwoorden die de mensen met autisme moeten geven. Onbewust
stuurde de facilitator dus al richting bepaalde antwoorden.
22. What are two ways by which an observer’s expectations can bias results in a typical experiment? How
does blind observation prevent such bias?
- De observer kan bepaalde verwachtingen hebben van het experiment waardoor hij deze onbewust beïnvloedt.
- De observer kan bepaalde verwachtingen hebben waardoor deze dingen anders ziet en interpreteert dan ze
daadwerkelijk zijn.
Blinde observatie kan erbij helpen dat de observer geen verwachtingen heeft van het experiment en dus niet
bevooroordeeld is.
23. How can subjects’ expectancies bias the results of an experiment? How does a double-blind procedure
control both subjects’ and observers’ expectancies?
Subjects verwachten ook iets van een onderzoeken en ervaren daardoor misschien dingen die ze helemaal niet
hebben (placebo). Bij dubbelblind weet niemand wat er aan de hand is en is de kans dat alles wat geobserveerd
is echt is groter.
24. What are the ethical concerns pertaining to privacy, discomfort, deception, and animal welfare in
psychological research? How do researchers strive to minimize problems related to these concerns?
- The person’s right to privacy: men hoeft niet alles te delen om het onderzoek te laten slagen.
- The possibility of discomfort or harm: er moet altijd worden gezorgd dat de kans op schade zo klein mogelijk
is en dan moet men er altijd mee kunnen stoppen.
- The use of deception: soms zorgt een leugen voor de beste uitkomst van een onderzoek. Bij mensen met
bijzondere omstandigheden wordt dit nog beter overwogen.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur guusjevanwijk. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,85. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53340 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,85  1x  vendu
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté