- Alternatief aanwendbaar: je kan een middel op verschillende manieren inzetten
- Absolute schaarste: er is een gebrek aan iets
- Relatieve schaarste: er moeten middelen opgeofferd worden om het te maken
- Vrije goed: geen offers nodig om het te verkrijgen (lucht)
- Meeliftersgedrag: als iemand gratis profiteert van de aankoop/inspanning van een ander
Gevangenendilemma
- Pay-off: verwachte opbrengst van de keuzes (winst/omzet/tijd)
- Simultaan spel: de spelers weten van elkaar niet welke keuzes ze nemen
- Sequentieel spel: speler (bedrijf 1) reageert op een andere speler (bedrijf 2)
- Simultaan spel: spelers (bedrijven) nemen tegelijk een beslissing
- Herhaald simultaan spel: een speler kan afwijken van de dominante strategie en wacht
af wat de ander doet. Als de reputatie van partij B is dat hij nooit stiekem van strategie
verandert, dan zal partij A zich daarop aanpassen door welllicht wel te switchen
- Zelfbinding: als een speler zich bindt aan een bepaalde keuze door iets te doen om
daarmee het gedrag van de andere speler te beïnvloeden
Voorwaarden gevangenendilemma
1. Suboptimaal Nash-evenwicht: is een voorspelling van de uitkomst van het spel (de spelers
kunnen hun opbrengst niet vergroten door alleen zelf van strategie te veranderen)
2. Dominante strategie: spelers gaan opzoek naar een dominante strategie (strategie die het
meest oplevert, ongeacht de strategie van de ander)
Bindende afspraken: als je een afspraak hebt met de andere speler en de gevolgen van een
afwijkende actie wegen zwaar, dan houdt elke speler zich aan de afspraak (beide partijen hebben
baad bij de afspraak)
Spel met kleine groepen: Spel met grote groepen:
Sociale normen zorgen voor Straffen is de enige manier om coöperatief gedrag
coöperatief gedrag af te dwingen (dmv boetes)
H2 Risico en informatie
- Volledig contract → als alle onvoorziene gebeurtenissen in erin zijn opgenomen
- Asymmetrische informatie → een partij heeft informatie die de andere niet heeft
- Transactiekosten → alles wat het kost om een transactie tot stand te brengen (de overheid
probeert deze kosten zo laag mogelijk te houden door kwaliteits- en veiligheidseisen aan
producten te stellen)
- Risicoavers → je kiest de optie zonder onzekerheden
Particuliere verzekeringen
- Om financiële risico’s uit te bannen bij ziekte/diefstal/brand
- Solidariteit: de verzekerden dragen de risico’s gezamenlijk dmv premies
- Premiehoogte wordt bepaald door de hoogte van het risico
Collectieve/sociale verzekeringen
- Werkenden betalen verplicht premie voor uitkeringen → verplichte solidariteit
- Hoogte premie afhankelijk van inkomen
- Volksverzekeringen voor iedereen AOW, Wlz, ANW, AKW
- Werknemersverzekeringen voor mensen in loondienst WW, ZW, WIA, Wajong, WULBZ
- Overheid heeft zorgverzekeraars een acceptatieplicht opgelegd, anders zouden slechte
risico’s zich niet meer kunnen verzekeren (tot 18 jaar gratis)
1) Nominale premie: rechtstreekse premie van verzekerde naar verzekeraar
2) Inkomensafhankelijke bijdrage: belastingdienst stort deel vd inkomens-/werkgeversheffing in
vereveningsfonds → keert bedragen uit aan verzekeraars met risicovolle klanten en de ziektekosten
voor kinderen onder 18 worden zo vergoed. Mensen met laag inkomen krijgen zorgtoeslag voor
nominale premie.
,Averechtse selectie
Slechte risico’s: mensen die veel schade claimen premie
Goede risico’s: mensen die weinig schade claimen kans x schade
➔ Goede risico’s betalen naar eigen zeggen te hoge premie (asymmetrische informatie)
➔ Goede risico’s opzoek naar goedkopere verzekeraar/helemaal geen verzekering
➔ Slechte risico’s blijven over en verzekeraar genoodzaakt premies te verhogen
➔ Slechte risico’s haken ook af en verzekeraar neemt geen nieuwe klanten aan, want: wie zich tegen
een hoge premie wil verzekeren, zal wel heel roekeloos zijn
➔ Verzekeringsmarkt stort in
Bestrijding averechtse selectie
1. Selecteren van risico’s dmv vragenlijsten/aan de hand van leeftijd, beroep, postcode → nu is
premiedifferentiatie mogelijk (slechte risico’s hogere premie)
- Verplicht voorschrijven van een verzekering: hierdoor hebben alle verzekerden dezelfde
minimale verzekering, waardoor het risico op averechtse selectie afneemt. Premies zullen
ook lager worden en alle burgers hebben dan toegang tot zorg bij.
- Het instellen collectieve verzekering helpt ook om zorg toegankelijker te maken. Risico’s
kunnen door de collectiviteit verspreid worden over een grote groep.
Moral hazard Bestrijding moral hazard
Verzekerde worden onzorgvuldiger als ze 1. Vrijwillig eigen risico
‘een polis op zak hebben’ → leidt tot hogere 2. Bonus-malusregeling
schade-uitkeringen → premie’s stijgen etc 3. Maximum vergoeding
Toezicht op een markt is nodig door twee economische problemen, waardoor de overheid
transactiekosten maakt:
(1) Principaal-agent probleem
1. Er is een principaal (opdrachtgever) en een agent (opdrachtnemer)
2. Er zijn belangentegenstellingen door een onvolledig contract
3. Asymmetrische informatie waardoor de principaal de agent moet controleren → kost
transactiekosten (tijd)
Oplossing is variabele beloning
- Prestatieloon: principaal betaalt agent per product
- Tijdloon: principaal betaalt agent vast bedrag per uur
➔ Hierbij worden vaak bonussen ingezet om de werknemer geprikkeld te houden
(1) Het berovingsprobleem
Na het afsluiten contract veranderen de machtsverhoudingen tussen de contractpartijen en er is sprake
van verzonken kosten. Zo kan de investering in menselijk kapitaal de werknemer helpen een hogere
functie te krijgen bij een ander bedrijf/een loonstijging aan te vragen. De machtsverhouding verandert.
De AFM (Autoriteit Financiële Markten) is toezichthouder op de financiële markten: sparen, beleggen,
verzekeren, lenen, pensioenen, kapitaalmarkten, accountantsorganisaties en verslaggeving.
- Degressief belastingstelsel: relatieve inkomensverschillen worden groter (denivelleren)
- Proportioneel belastingstelsel: relatieve inkomensverschillen veranderen niet
- Progressieve belastingstelsel: relatieve inkomensverschillen worden kleiner (inkomensnivellering,
deze vorm is nu actief in Nederland)
, Marginaal heffingstarief/marginale heffingsdruk: percentage af te dragen inkomensheffing voor extra
verdiend inkomen
Soorten inkomens
- Overdrachtsinkomens: geld dat ontvangen wordt door overdracht van de overheid
- Arbeidsinkomen + kapitaalinkomen → primair inkomen
- Primair inkomen + sociale uitkeringen + toeslagen → bruto-inkomen
- Bruto-inkomen – sociale premies – belastingen → besteedbaar/secundair inkomen
Maatstaven inkomensongelijkheid:
1) Lorenz-curve laat zien hoeveel procent van het totale inkomen wordt verdiend door hoeveel
procent van de huishoudens
2) Gini-coëfficiënt → percentielratio → is een getal gelijk aan A/(A+B) tussen de 0 en de 1.
Hoe groter, hoe ongelijker de inkomensverdeling
H4 Het gezin
Vroegverdiener heeft op jonge leeftijd een eigen inkomen en kan dus volop consumeren. Een
laatverdiener stelt die consumptie uit en moet dus ook vaak geld lenen. Op lange termijn verdient de
laatverdiener toch meer, omdat ze met haar diploma investeert in menselijk kapitaal (kennis en
vaardigheden), wat ook voor de hele samenleving lonend is.
Taakverdeling en comparatieve kostenverschillen
Koken Tuinonderhoud Kinderen verzorgen
Sarah 6 uur 4 uur 8 uur
Thomas 9 uur 8 uur 10 uur
Sarah heeft in alle taken een absoluut voordeel. In procenten heeft Thomas de kleinste achterstand bij
het verzorgen, hij doet er 25% langer over. Sarah wilt maximaal 9 uur besteden aan het huishouden.
Oplossing
Kijk waar snelste persoon relatief het snelst is:
Sarah
- 33% sneller in koken (6 : 9 x 100 = 66.6 → 100 – 66.6 = 33.3%)
- 50% sneller in tuinonderhoud (4 : 8 x 100 = 50 )
- 20% sneller in kinderen verzorgen (8 : 10 x 100 = 80 → 100 – 80 = 20%)
Sarah heeft 9 uur te besteden
- Bij het tuinonderhoud heeft hij relatief het grootste voordeel (4/9)
- Er is nog 5/9 uur over: nu grootste voordeel bij koken, daar doet hij 5 uur over
Thomas moet dan nog 1/6 taak koken
- Thomas nog nog 1,5 uur koken (1/6 x 9 = 1,5)
- En 10 uur kinderen verzorgen
Het huishouden is het snelst gedaan in: 9 (Sarah) + 11,5 (Thomas)= 20,5 uur
H5 Vermogen
Wie spaart stelt consumptie uit: het zegt iets over iemands late tijdsvoorkeur en opofferingskosten. Je hebt
te maken met eventuele prijsstijgingen/-dalingen. De keuze tussen sparen en consumeren is gebaseerd op
intertemporele ruil (je schuift met koopkracht over tijd). Als je spaart, ontvang je rente:
- Vergoeding voor risico van uitstellen consumptie en toekomstige inflatie
- Rente voor looptijd, risico en liquiditeit
- Rente op staatsobligaties lager dan bij aandelen door het lagere risico uit dividenduitkering
Indexcijfer nominale waarde NIC
Indexcijfer reële waarde x prijsindexcijfer RIC x PIC
Consumentenprijsindex (CPI) ∑(wegingsfactor x indexcijfer)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lauratol. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €13,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.