Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting van de derde editie van 'wetenschapsfilosofie van de geesteswetenschappen' €10,06   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting van de derde editie van 'wetenschapsfilosofie van de geesteswetenschappen'

 12 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit document biedt een samenvatting van de literatuur van het vak Wetenschapsfilosofie. Het is een samenvatting van de hoofdstukken 5 t/m 13 van de derde editie van het boek 'Wetenschapsfilosofie van de geesteswetenschappen'

Aperçu 4 sur 81  pages

  • Non
  • Hoofdstuk 5 t/m 13
  • 20 mars 2024
  • 81
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Hoofdstuk 1 (Inleiding)

Letterkunde, geschiedenis, de kunstwetenschappen, taalkunde, theologie en filosofie behoren
alle tot het ruime gebied van de ‘geesteswetenschappen’. De naam is daarbij van Duitse
oorsprong. Wetenschapsfilosofie bestudeert de werkwijzen van uiteenlopende vakgebieden, in
het bijzonder de manier waarop er wordt beargumenteerd. Wetenschapsfilosofen hebben een
tweeledige taak. Zij worden in eerste plaats geacht een beeld van wetenschap te schetsen dat
de bijzondere aard van wetenschappelijke kennis en wijze van argumenteren tot uitdrukking
brengt. Dit beeld zou ons moeten helpen de ‘epistemologische’ of kennistheoretische
aanspraken te beoordelen die traditioneel met wetenschappelijke kennis verbonden worden.
Een wetenschapsfilosofische theorie heeft dus een normatieve lading en moet beoordeeld
worden op zijn filosofische adequaatheid. Van wetenschapsfilosofen wordt in de tweede plaats
gevraagd een beeld van wetenschappen te schetsen dat in hoofdlijnen overeenstemt met
gevestigde wetenschappelijke praktijken.

Wetenschapsfilosofie heeft zowel een beschrijvende als een normatieve taak. Centrale
onderwerpen vormen de stijlen van argumenteren oftewel de methoden die in de
wetenschappelijke praktijk een rol spelen, en de vraag welke standaarden voor juist
argumenteren het verdedigen waard zijn. In de wetenschapsfilosofie draait het met andere
woorden vaak om ‘methodologie’, om de kwaliteitscontrole op de wetenschappelijke productie.
Dat impliceert aandacht voor uiteenlopende thema’s, zoals:
- De taken van de wetenschappen; hun aanpak; de relaties tot het object van onderzoek
- Het soort controle op wetenschappelijke productie dat wordt uitgeoefend
- De manier waarop die controle wordt gelegitimeerd en georganiseerd en de wijze
waarop zij tot stand is gekomen
- De effecten die uiteenlopende vormen van wetenschapsbeoefening hebben op
maatschappij en cultuur.

Al vanaf de Griekse oudheid wordt er een fundamenteel onderscheid gemaakt tussen echte
kennis (episteme) en opinies (doxa). De eerste soort wordt geassocieerd met tijdloze,
noodzakelijke waarheden, met inzicht in de werkelijke oorzaken, met sluitende antwoorden op
de vraag waarom dingen zijn zoals zij zijn; de andere soort met denkbeelden die gebonden zijn
aan een standpunt en die typerend zijn voor een bepaalde periode, groep of individu. De
serieuze onderzoeker streeft episteme na, aldus de antieke auteurs; doxa is een zaal van
praatgrage geesten. De weg naar waarheid is echter moeizaam.
Tijdens de ontwikkelingen in de 17e eeuw, die bekendstaat als de wetenschappelijke
revolutie, krijgt dit idee een andere uitwerking. Wetenschappelijke kennis wordt dan
geassocieerd met het beschikken over inzicht in de werkelijkheid die onafhankelijk van de
menselijke geest bestaat; het gaat in de wetenschap om kennis van de objectieve werkelijkheid,
niet om subjectieve indrukken. De wetenschap moet ons daarom vertellen wat de objectieve
feiten zijn en welke samenhang er tussen verschijnselen en gebeurtenissen bestaan.
Over de weg die daarvoor gevolgd moet worden bestaan aanvankelijk tamelijk
eenvoudige denkbeelden. De elementaire ware uitspraken zouden we kunnen verwerven door

,onze informatie te ontlenen aan een zuivere bron. Vervolgens zullen we deze informatie met
onberispelijke middelen moeten verwerken.
Voor de zuivere bron wordt verwezen naar de zintuiglijke ervaring - men spreekt dan ook
van empirische wetenschap. De ervaring dient gecontroleerd te worden en moet systematisch
van subjectieve invloeden worden gereinigd. Een eerste vereiste is dat de ervaring waarover
gesproken wordt, reproduceerbaar is. Die gedachte werd in de eerste plaats ingegeven door
een juridische metafoor; een gebeurtenis of verschijnsel is alleen een ‘feit’ als het door
verschillende betrouwbare getuigen is waargenomen. Onderzoekers die claimen ‘feiten’ te
rapporteren moeten daarom bereid zijn om anderen als het ware over hun schouders te laten
meekijken. De manier waarop ervaring geworven wordt moet daarom zo expliciet mogelijk
gemaakt worden.
Ook bij het verwerken van de ervaringen die de basis van de wetenschappelijke kennis
vormen, dienen bijzondere maatregelen genomen te worden. We moeten ervoor zorgen dat uit
ware premissen alleen ware conclusies worden afgeleid. De stijl van rapporteren moet zodanig
zijn dat vaagheden en ambiguïteiten zo veel mogelijk worden vermeden. Van onderzoekers
wordt daarom geëist dat zij literaire effecten nalaten. Ook de wetenschappelijke discussies
moeten erop gericht zijn zuiverheid te bevorderen. Wetenschap vereist ascese en beheersing
van emoties.

De in de natuurwetenschap gewortelde traditie associeert wetenschap met kennis van oorzaken
en stelt dat het de taak van wetenschap is om de waarheid te vinden. Wetenschappelijke
uitspraken kunnen dan in beginsel geordend worden naar de mate waarin zij de waarheid
benaderen. Automatisch krijgt wetenschappelijk werk zo het karakter van concurrentie over
waarheidsclaims.
Heeft echt al het wetenschappelijk werk wel dit karakter? Voor een belangrijk deel van
de geesteswetenschappen lijkt dat niet het geval. Daar zoekt men niet zozeer naar ‘de
waarheid’, maar probeert men een uitleg van de betekenissen van teksten of kunstwerken te
geven. Dat introduceert nieuwe verhoudingen tussen de prestaties die geleverd worden.
Belangrijke ontwikkelingen in de geesteswetenschappen bestaan vaak niet uit het naar
voren brengen van nieuwe feiten, maar uit het introduceren van een nieuw perspectief, of een
nieuwe interpretatietechniek, zonder dat daaraan de claim verbonden is dat de nieuwe manier
van interpreteren andere uitsluit of verdringt. Terwijl het streven naar waarheid een activiteit is
met een beoogd einddoel, is interpreteren eerder een onderneming zonder einde. Het gaat er
nu niet om de ene verborgen betekenis van een werk bloot te leggen, maar om nieuwe
betekenissen toe te voegen aan de interpretaties die reeds bestaan.

Als we ons ten slotte nogmaals afvragen wat de verschillende ‘geesteswetenschappen’
ondanks hun kennelijke verscheidenheid gemeen hebben, ligt het in de eerste plaats voor de
hand om naar een gemeenschappelijk object te zoeken. De naam suggereert het voor de hand
liggende antwoord; de geesteswetenschappen richten zich alle op de producten van de
menselijke geest. Ze bestuderen de cultuur, of aspecten of delen daarvan. We zouden dan dus
ook over cultuurwetenschappen kunnen spreken.
Als we ons voorlopig tevreden stellen met een tamelijk alledaagse notie van cultuur, dan
valt alvast te constateren dat er binnen belangrijke delen van de geesteswetenschappen een

,opvallende voorkeur voor slechts een deel van de cultuur bestaat. De aandacht gaat vooral uit
naar de canon van wat wel de hogere cultuur wordt genoemd, de hoogtepunten van de cultuur,
de cultuur van de burgerlijke elite in westerse samenlevingen.
Een tweede optie om het gezamenlijke element van de geesteswetenschappen te
bepalen bestaat uit de gedachte dat deze wetenschappen een specifieke methode of
benaderingswijze hebben. Maar ook deze suggestie houdt niet lang stand. Taalkundigen
bedienen zich van een andere techniek dan historici en letterkundigen. Zelfs binnen de
verschillende geesteswetenschappelijke disciplines bestaat er vaak aanzienlijke variatie. Als er
al een overeenkomst op methodologisch niveau bestaat, moet deze op een dieper niveau
gezocht worden dan wat door directe inspectie van publicaties te traceren valt.

Het begrip ‘geesteswetenschappen’ is onlosmakelijk verbonden met de Duitse intellectuele
traditie van de negentiende eeuw. De 19e eeuwse Duitse herinrichting van de universiteiten en
de Duitse onderwijsidealen, die nauw verband houden met de ontwikkelingen van de
geesteswetenschappen, hebben een immense en nog altijd zichtbare invloed uitgeoefend op
het onderwijssysteem van diverse staten, waaronder ook Nederland.
Aristoteles had geen aparte wetenschap van de mens, laat staan van de menselijke
geest. En in de Renaissance waren literatuur en kunsten eerder object van bewondering dan
van onderzoek. De individuele kunstwerken werden niet opgevat als uitingen binnen een
cultuur. Die betekenis van ‘ cultuur’ was nog niet voorhanden.
Voor we over ‘geesteswetenschappen’ in moderne zin kunnen spreken is een strikt
onderscheid tussen enerzijds de mens en de natuur, en anderzijds de mens en het
bovennatuurlijke, vereist. Een dergelijk onderscheid werd door Aristoteles, of de vroege
humanisten, niet gemaakt. De mens neemt bij hen op zijn best een bijzondere plaats in binnen
de kosmos of de schepping, maar vertoont er geen radicale discontinuïteit mee. In de
classificatie van de dingen was het onderscheid tussen menselijke en niet- menselijke dingen
niet belangrijker dan die tussen levende en niet- levende materie, of tussen lichamelijke of
geestelijke substanties. Dat verandert rond 1800.
Ook in de ordening van kennis, of in classificatie van de wetenschappen, bestond geen
ruimte voor kennis over de mens, de geest of de cultuur. Aristoteles heeft een volkomen andere
indeling van wetenschappen dan de hedendaagse, en de afzonderlijke
geesteswetenschappelijke vakgebieden vormen daarin geen coherent geheel. Ze behoren tot
verschillende vakgebieden van kennis, of gekenmerkt door een onderscheiden object of
methode van onderzoek.
Aristoteles deelt de wetenschappen in drie soorten : de theoretische, de praktische en
de poëtische wetenschappen. Deze richten zich respectievelijk op zuivere kennis of
contemplatie; op het handelen en op het maken van dingen. Verder onderscheidt Aristoteles
een aantal organon- of hulpvakken, zoals logica en retorica, die kwesties als de waarheid van
uitspraken, de geldigheid van redeneringen en de overtuigingskracht van betogen behandelen.
Aristoteles zou delen van de hedendaagse filosofie en theologie rekenen tot de theoretische
wetenschappen; ethiek, rechten en politieke filosofie tot de praktische; en literatuurwetenschap,
musicologie en kunstgeschiedenis tot de poëtische. Logica en delen van de hedendaagse
taalkunde zou hij vermoedelijk zien als hulpvakken voor de ‘echte’ of inhoudelijke
wetenschappen.

, De stelling dat de geesteswetenschappen pas aan het begin van de 19e eeuw zijn
ontstaan roept nog een tweede, abstracter probleem op. Gaat de geboorte van de
geesteswetenschappen dus gepaard met het besef van het bestaan van een nieuwe entiteit, ‘de
mens’ of ‘de menselijke geest’, die pas daarna onderwerp van wetenschappelijke studie kon
worden?
Omstreeks 1800 heeft zich een soort ‘geesteswetenschappelijke revolutie’ voorgedaan,
die in veel opzichten vergelijkbaar is met de natuurwetenschappelijke revolutie die zich in de
17e eeuw voltrok. De taak waarvoor we staan is de dimensies van die nieuwe revolutie te
achterhalen; vervolgens kunnen we onderzoeken dankzij welke veranderingen ze uiteindelijk
die plaats verworven hebben. Nieuwe filosofische kaders en ideeën maakten de
geesteswetenschappen mogelijk; maatschappelijke ontwikkelingen maakten ze wenselijk; en
institutionele veranderingen maakten ze werkelijk.

Om enig overzicht te krijgen in het landschap van naast elkaar bestaande en elkaar soms
kruisende stromingen dat zo ontstaat, is het nuttig een grove tweedeling te maken tussen
tradities die het ideaal van alle wetenschappen formuleren als het verwerven van ware kennis
en de tradities die de taak van de geesteswetenschappen en sommige sociale wetenschappen
formuleren in termen van de proliferatie van interpretaties.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur laurevtl. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,06. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72042 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€10,06  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter