Dit is een samenvatting van het totale boek Infectieziekten, hygiëne en instrumentenleer aangeboden door LOI incl. een aantal opdrachten met antwoorden vanuit de campus-omgeving en veel afbeeldingen bij de instrumenten.
Infectieziekten, hygiëne en instrumentenleer
Tous les documents sur ce sujet (2)
1
vérifier
Par: laurenverbaas • 2 mois de cela
Vendeur
S'abonner
svdklink
Avis reçus
Aperçu du contenu
Infectieziekten, hygiëne en instrumentenleer
Hfd 1 Infectieziekten
Aangifteplichtige ziektes van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit:
https://www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/lijst-aangifteplichtige-dierziekten
Infectieziekte: ziekte veroorzaakt door micro-organisme/grotere parasiet en die overgedragen kan worden.
Vb: bacteriën, virussen, schimmels, wormen en mijten
Besmettingscyclus:
1. Bovenste schakel: de verschillende ziekmakende micro-organismen
2. 2e Schakel: de reservoirs (→ een plek waar micro-organismen zitten en waarvandaan ze nieuwe
gastheer kunnen besmetten, zoals omgeving (grond/aarde/operatietafel) of zoogdier (mens/dier)
3. 3e Schakel: (= porte de sortie) de plek waar het het reservoir verlaat (vb: urine/speeksel/poep)
4. 4e Schakel: de verspreidingswegen (vb: via direct contact of via lucht)
5. 5e Schakel: (= porte d’entrée) de plek waar ziektekiem lichaam binnen komt
6. 6e Schakel: ontvankelijke gastheer, die besmet moet kunnen worden en verminderde afweer heeft
Systematiek: (= taxonomie) indeling van alle levende wezens op aarde in groepen:
Micro-organismen: organismen die te klein zijn om met blote oog te zien (worden als levend gezien) (vb:
bacteriën, algen, schimmels en protozoën, maar ook meercellige -> rondwormen)
Nodig voor oa maken van brood (gist), yoghurt, kaas, antibiotica en vaccins (juist goed)
Vaak gastheerspecifiek: alleen 1 bepaald diersoort infecteren
Zoönose: micro-organisme overdragen van dier op mens
Virussen ongelijk aan micro-organisme → worden niet als levend gezien
Pathogene micro-organisme: die ons ziek maken in meer of mindere mate (soms merk je er niets van) →
alle parasieten
vb: bacteriën/algen/schimmels/ protozoën/rondwormen
Voorwaardelijk pathogeen: micro-organisme maken dier in principe niet ziek, alleen degenen met
verminderde weerstand
Parasieten: organismen die leven en vermenigvuldigen op/in/rond gastheer en hem negatief beïnvloeden:
Twee soorten: 1) Endoparasiet: leven in lichaam gastheer
2) Ectoparasiet: leven buiten lichaam gastheer
Symbiose: als 2 organismen samenleven
Parasitieme: vorm van symbiose waarbij samenwerking ten koste gaat van 1 vd 2 organismen
Mutualisme: vorm van symbiose waarbij samenwerking zowel gastheer en micro-organisme voordeel heeft
Commensalisme: vorm van symbiose voordeel voor 1 vd 2, maar geen nadeel voor ander
Gastheer: de kat waar de vlo op leeft
Tussengastheer: organisme waar ziekteverwekker tijdelijk in verblijft om vervolgens de eindgastheer te
besmetten (meestal in ontwikkelingsstadium)
Eindgastheer: het zoogdier waar micro-organisme als laatste verblijft (meestal in volwassen stadium)
Besmetting en infectie:
Besmetting: micro-organisme dringt lichaam dier binnen, maar heeft zich nog vermenigvuldigd of als
afweersysteem het herkend en verwijderd heeft.
Plaatsvinden besmetting:
1. direct contact: lichamelijk contact tussen 2 dieren (bijv. door tegen elkaar aan te liggen)
2. indirect contact: bijv. besmetting via niezen of via ontlasting
Incubatietijd: tijd tussen besmetting en eerste ziekteverschijnselen (dier is meestal nog niet ziek, maar kan
wel andere dieren besmetten)
Infecteren: micro-organisme, parasiet of virus dringt lichaam binnen en vermenigvuldigd zich
,Dat hoeft niet altijd schadelijk te zijn voor dier. Als het wel schadelijk is → spreken we van → Infectie-ziekte
Septikemie: ernstige, soms dodelijke ontstekingsreacite vh hele lichaam tgv bacteriën/hun toxinen
Redenen waarom dier ziek wordt:
1. verminderde weerstand → bepaald door immuunsysteem (= afweersysteem)
2. infectiedruk → hoeveel ziekmakende bacteriën in omgeving dier zijn
3. virulentie vh micro-organisme → hoeveel schade het kan aanrichten bij gastheer
Waardoor groeit een micro-organisme:
1. ideale vochtigheid
2. temperatuur
3. hoeveelheid zuurstof
Voortplanten micro-organismen:
1. geslachtelijk → zoals het gaat bij mensen: 2 micro-organismen wisselen hun genetische materiaal
uit en het nieuwgevormde organisme dus genetisch materiaal van beide voorlopers bevat.
2. ongeslachtelijk → het deelt zichzelf → er ontstaat als het ware een kloon
Doel afweersysteem: ruimen schadelijke stoffen/substanties in lichaam op. Het wordt steeds beter, want het
merkt antigenen eerder op (het onthoudt het)
Antigeen: substantie die door immuunsysteem als lichaamsvreemd kan worden herkend (en dan reageert)
→ de ziekteverwekker (vb: micro-organisme of virussen)
Antilichaam: (= afweerlichamen) aangemaakt als reactie op antigeen, ze ruimen die lichaamsvreemde
substantie op
Nadeel antilichaamtest: antilichamen kunnen lang in lichaam zetten, terwijl ziekteverwekker al lang weg is
Snaptesten kunnen antigenen en/of antilichamen in het lichaam aantonen.
Vaccinatie bevat klein beetje ziekmakende stof, zodat lichaam antilichamen gaat aanmaken. Het micro-
organisme in een vaccin is vooraf verzwakt of gedood, zodat dier niet (ernstig) ziek kan worden.
Waarom gezonde dieren vaccineren:
Als dier op moment v vaccineren geen goede afweer heeft, kan vaccin dier in sommige gevallen ziek maken.
Diagnostiek Micro-organisme: onderzoeken wat er aan de hand is mbv:
1. Lichamelijk onderzoek → vlooien/luizen kan je zien
2. (Licht)microscoop → bacteriën/protozoën/schimmeldraden
3. Schimmelkweek → haren of huidschilfers op een voedingsbodem aanbrengen → deze zal
verkleuren, maar weten om welke schimmel het gaat → opsturen naar laboratorium (Nadeel kweek:
duurt dgn/wkn voordat er uitslag bekend is)
4. Bacteriekweek (= BO) en Antibiogram (= ABG): bacterie leg je op voedingsbodem → na bepaling
bacterie → ABG uitvoeren (test voor welk antibioticum is bacterie gevoelig) → pilletjes antibioticum
worden ook op voedingsbodem gelegd → gerichte behandeling kan starten (Nadeel kweek: duurt
dgn/wkn voordat er uitslag bekend is)
Soorten therapie:
1. symptomatische therapie: symptomen worden bestreden (vb: braken/diarreeremmers ed)
2. curatieve therapie: dier wordt genezen met het medicijn (vb: antibiotica/ontwormingsmiddelen ed)
Niet altijd mogelijk (omdat er geen medicatie voor is) of nodig (ingeval lichte verkoudheid → lichaam
lost het zelf op → BELANGRIJK: TLC: Tender Lover and Care →bespoedigd genezing: geef dier
aandacht en verzorg hem goed, dat bespoedigt de genezing))
Preventie door:
, 1. dieren te vaccineren
2. hygiënische maatregelen treffen → vaak kattenbak verschonen/ontlasting hond op ruimen →
infectiedruk wordt zo verlaagd
3. goede schoonmaakprotocollen in de klinieken
4. overheid ontwikkelt speciale bestrijdingsprogramma’s → bij uitbraak blauwtong/q-koortsuitbraak
stellen ze vervoersverbod in
5. overheid heeft lijst “Aangifteplichtige ziekten” samengesteld → eigenaar/dierenarts moet dergelijke
ziektes melden bij overheid omdat:
1. ziekte veel economische schade kan toebrengen
2. ziekte gevaarlijk is voor de mens (bijv. hondsdolheid)
Soorten infectieziekten:
1. Bacteriën
2. Schimmels en gisten
3. Protozoën
4. Virussen
5. Prionen
6. Endoparasieten
7. Ectoparasieten
1) Bacteriën:
1. zeer kleine, eenvoudige, eencellige micro-organismen omgeven door harde stevige celwand
celwand (hebben geen celkern)
2. onderverdeeld in:
1. Vorm:
1. Coccen: bolvormige bacteriën die in trosjes of rijtjes bijeen liggen
vb: Staphylococcen: normale huidflora. Kunnen ernstige huid- en ooginfecties geven
vb: Streptococcen: oa goedaardige droes bij paarden (S. Equi)
2. Staafjes: andere naam: bacillen
vb: Campylobacter (darmontsteking/ontsteking vd baarmoeder) of Salmonella
3. Spirochetten: ook wel spirellen of spiraalvormige bacteriën
vb: Leptospirose (ziekte van Weil) of Borrelia (lyme)
2. Kleuring:
1. maakt onderscheid op basis van opbouw celwand
1. grampositief: blauw/paars → vb: positieve coccen: Staphylococcus
2. gramnegatief: rood → vb: negatieve staven: Escherichia coli
2. geeft info over vorm en soms ligging van bacteriën
3. Zuurstof: aeroob, anearobe en facultatief anearoob
Vermeerdering en overleving van bacteriën:
1. ze vermeerderen zich zelfstandig door deling en dat kan snel gaan als:
2. voldoende voedingsstoffen aanwezig zijn
3. temperatuur optimaal is
4. geen giftige stoffen aanwezig in omgeving
Vermeerdering beperkt omdat voedingsstoffen opraken en de geproduceerde afvalstoffen zo veel zijn dat ze
er hun eigen milieu mee vervuilen. Die stoffen zijn schadelijk voor de bacteriën zelf, maar kunnen ook
schadelijk zijn voor gastheer → dan gaat het om toxinen.
Exotoxinen: afvalstoffen door bacterie uitgescheiden tijdens haar leven (giftig)
Endotoxinen: afvalstoffen komen vrij als bacterie beschadigd raakt/doodgaat (minder giftig dan exotoxinen)
Sommige bacteriën vormen sporen (= rondvormige structuur) bij tekort aan voedingsstoffen → ze houden
winterslaap → zeer goed bestand tegen schadelijke invloeden (koud/warmte/chemicaliën/straling/antibiotica)
→ worden weer actief als omstandigheden goed zijn.
Diagnostiek bacteriën:
1. lichtmicroscoop: toont uitwendige vorm bacterie (kleuring is dan vaak nog nodig)
, 2. kleuring: via methode Gram → Gram-positief (donkerpaars) of Gram-negatief (lichtblauw)
3. vorm vd bacteriekolonie
4. verschillende groeiomstandigheden (mbv verschillende voedingsstoffen om te achterhalen welke
voedingsstoffen de bacterie verteren (→ waardoor ze zich kunnen vermeerderen) of juist niet (→ niet
vermeerderen)
Urinekweek alleen mogelijk met urine verkregen uit blaaspunctie (steriel, niet vervuild met andere bacteriën).
Soorten bacteriën:
1. aerobe: hebben zuurstof nodig om te leven
2. anaerobe: leven in zuurstofvrije omgeving (sommigen gaan zelfs dood door zuurstof)
3. facultatief anaeroob: kunnen in zuurstofarme als zuurstofrijke omgeving leven
Therapie bacteriën:
1. lichaam ruimt bacteriële infectie zelf op
2. geef dier antibiotica → pas op voor antibioticumresistentie → bacterie wordt niet meer
gedood/geremd door antibiotica. Dat komt door:
1. antibioticum niet lang genoeg gegeven
2. antibioticum niet hoog genoeg gedoseerd (→ sterkste bacteriën blijven dan leven →
vermeerderen zich met hetzelfde genetische materiaal → volgende generatie resistent
Belangrijk: antibiotica doodt ziekmakende bacteriën, maar ook de gezonde (bijv. in darmen), de apathogene
en de voorwaardelijke → allemaal kunnen resistent worden als antibioticum niet goed wordt ingezet.
Het is juist wel belangrijk omdat resistentie niet allen belangrijk is voor het individuele dier, maar ook voor de
gehele populatie en voor de mens. Door overmatig antibioticumgebruik bij dieren kan er ook resistentie
ontstaan onder humane bacteriële ziekteverwekkers.
Voorkom resistentie antibiotica door:
1. alleen gebruiken als het strikt noodzakelijk is (door dierenarts bepaald)
2. voer bacteriekweek en ABG uit, zodat juiste kan worden toegediend
3. voldoende lang te geven
4. in juiste dosering toe te dienen
5. maak kuur ALTIJD af
Preventie bacteriën:
1. vaccineren (helaas meeste bacteriële ziekten geen vaccinatie voor)
2. hygiënisch werken (want veel bacteriën kunnen van dier op mens worden overgebracht)
3. verlagen infectiedruk
Risicopreventie voor de mens bacteriën:
Zoönose; zorg voor goede hygiënemaatregelen
1) Leptospiren:
• Diersoorten: mens, hond, rund, varken, paard, kat, wilde dieren (ratten)
• Symptomen:
◦ algemeen: lever- en nierontstekingen en falen; niet eten, koorts, ondertemperatuur, braken en
diarree, na paar dagen sterven ze
◦ Serpulina hyodysenteria – varken: diarree
◦ Leptospirose species – rund/paard/varken: abortus (soms), jongen aantasting nieren en lever
◦ Hond – ziekte van Weil:
▪ L(eptospira) canicola → via urine door direct onderling contact → snuffelen en likken
▪ L. icterohemorrhagiae → via urine besmette ratten (honden zwemmen in water waar ze
zitten, maar ook door modder, voedsel, speeksel en sperma)
• Therapie: ziekte van Weil → antibiotica geven
• Preventie: honden vaccineren jaarlijks, beste tijd mrt-apr
• Zoönose:
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur svdklink. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.