1
Examenvragen voertuigelektriciteit2 2017-2018
1 DE SCOOP
1. A) Wat is het verschil tussen een scoop met differentiële ingangen ten opzichte van
een scoop met gemeenschappelijke massa?
DIFFERENTIËLE SCOOP (DIFF) =
De verschillende kanalen zijn van elkaar gescheiden, elk kanaal heeft zijn eigen
massa. Beide kanten van de ingang zijn “zwevend”.
Hierdoor is het mogelijk om slechts op 1 kanaal te meten, de ene op een meetpunt
en de andere ingang op een meetpunt. Zo zal men meteen de gewenste
verschilspanning meten.
VOORDELEN:
- geen kortsluiting
- slechts 1 kanaal
- nauwkeuriger (1 kanaal à minder meetfouten dan bij 2 kanalen)
(- De Common Mode Rejection Ratio = hoog, als beide punten een hoge spanning
meten, is de verschilspanning klein à men kan op laag bereik meten à hogere
nauwkeurigheid)
KLASSIEKE SCOOP (SINGLE END) =
Bij deze scoop is 1 ingang altijd verbonden met de massa, de andere ingang met het
te meten meetpunt. Er is dus een gemeenschappelijke massa voor alle kanalen. Er
wordt dus altijd gemeten tussen een specifiek punt en de massa.
Bij dit type scoop hebben we dus 2 kanalen nodig om te meten.
NADELEN:
- 2 kanalen nodig
- grotere meetfout à minder nauwkeurig
- (De Common Mode Rejection Ratio = laag, als beide punten een hoge spanning
meten, is de verschilspanning klein à men moet altijd op een hoog bereik meten à
lagere nauwkeurigheid.)
, 2
B) Waarom bestaat het gevaar op kortsluitingen bij een scoop met
gemeenschappelijke massa?
Als de te meten spanning niet gerefereerd is aan dan massa bij een SINGLE-ENDED,
dan zal de singel-ended oscilloscoopingang verbonden worden met de twee punten
en zou deze een kortsluiting tussen een van de twee punten en massa veroorzaken
à beschadiging van het te meten circuit en de oscilloscoop.
Een veilige manier zou zijn de spanning op het ene punt, ten opzichte van massa te
meten en ook op het andere punt. Daarna kan dan het spanningsverschil tussen de
twee punten berekend worden. Op de meeste oscilloscoops kan dit gedaan worden
door kanaal 1 met het ene punt te verbinden en kanaal 2 met het andere punt, beide
kanalen te meten, kanaal 2 van kanaal 1 af te trekken.
C) Welke specificaties bepalen de kostprijs van een digitale scoop met 4 ingangskanalen?
- samplefrequentie (1Gs/s)
- bandbreedte (250 MHz)
- kanalen (4)
- geheugen (512kS)
- resolutie (12bit)
- eventueel AWG (Arbitrary Waveform Generator) (30 MHz)
, 3
2 DE ACCU
2. A) Wat is de definitie van een accucapaciteit?
Dit is de capaciteit van de batterij. De opgeslagen capaciteitswaarde bij 25°C (EN) of
27°C (DIN) en 20 uur ontlaadtijd. Hierbij mag de celspanning ni lager zijn dan 1,75 V
of de accuspanning lager dan 10,5 V.
Deze is afhankelijk van :
- ontlaadstroom
-hoeveelheid actieve massa (lood+zuur)
- temperatuur
B) Wat is de eenheid?
Ah
C) Wat kan je met een gegeven accucapaciteit berekenen? Geef de wet van Peukert.
De ontlaadstroom : een kleinere ontlaadstroom geeft een grotere daling van de
capaciteit bij lage temperatuur.
WET VAN PEUKERT: deze wet formuleert hoe de ontlaadstroom (I) invloed heeft op
de capaciteit van de accu.
! #-%
C (I) = Co *
!"
n = constante van Peukert à 1,3 = natte loodaccu, 1,1 = AGM, 1,05 = NiCd,NiMH en
Lithium accu’s
VOORBEELD:
, 4
D) Bepaal de nodige accucapaciteit om een wedstrijd van 1 uur te rijden met een
loodaccu. Er wordt een stroom van 5A gevraagd en de Peukert- constante = 1,3.
Maw: 100Ah: dwz dat een ontlaadstroom geleverd kan worden van 5A gedurende
20h, zonder dat de celspanning onder de 1,75 V daalt of de accuspanning lager wordt
dan 10,5V.
OPM: Stel dat je een hogere stroom dan 5A afneemt, bv 20A gedurende 5u, dan zal
de accuspanning wel onder de 10,5 V zakken
Oorzaak: OPPERVLAKTE ONTLADING
Ontlading: platen worden omgevormd tot loodsulfaat
- Bij een KLEINE STROOM, gebeurt dit traag en wordt de volledige plaat
gesulfateerd, tot in het midden van de plaat.
- Bij een GROTE STROOM, gebeurt dit TE TRAAG, niet al het lood wordt omgezet in
loodsulfaat, alleen de buitenkanten.