Inhoudstafel
Hoofdstuk 1: Historische Beslissingen 2
1. Inleiding 2
2. Vier historische beslissingen: de procedures en de realiteit 3
3. Instelling I: Europese Raad 7
Hoofdstuk 2: Europese Wetten 10
1. Honderdduizend bladzijden 10
2. De gewone wetgevingsprocedure 11
3. De bijzondere wetgevingsprocedure 14
4. Instelling II: Europese Commissie 15
5. Instelling III: Raad 20
6. Instelling IV: Europees Parlement 25
7. Andere spelers in het verhaal 29
Hoofdstuk 3: Uitvoering van de Europese Wetgeving 31
1. Een gedeelde verantwoordelijkheid 31
2. Het implementatiedeficit 32
3. Uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen 33
Hoofdstuk 4: Open Coördinatie 35
1. Zachte regelgeving: met pek en veren paraderen 35
2. Voorbeeld: de werkgelegenheidsstrategie 36
Hoofdstuk 5: België en de EU 37
1. Inleiding 37
2. Regio’s en hun toegangspoorten tot Europese besluitvorming 38
3. Het Belgische standpunt en de verdediging ervan 39
, 2.
Hoofdstuk 1: Historische Beslissingen
1. Inleiding
Historische beslissingen veranderen het aanzien van de EU en/of hebben een sterke impact op
het functioneren van de EU als geheel (high politics & history making decisions on the
super-systemic level.) Een wat vage en arbitraire definitie, al vallen vier soorten beslissingen
hier duidelijk onder:
1) Meerjarenbegroting.
2) Aanduiding van de Commissievoorzitter en andere topfuncties.
3) Uitbreiding (van EU en/of eurozone).
4) Verdragswijzigingen; het herschrijven van de spelregels.
Formeel is het niet zo strak geregeld; de verdragen voorzien in verschillende procedures, met
elk aparte gebruiken en informele regels. Maar over het algemeen is het de Europese Raad
die de historische knopen doorhakt. Hierbij is een stemming bij gekwalificeerde meerderheid
soms mogelijk, hoewel het de gewoonte is om bij consensus te beslissen. Historische
beslissingen zijn dikwijls ingewikkelde package deals tussen de lidstaten, zodat iedereen iets
moois heeft om te presenteren. Ook kan er een gentlemen’s agreement worden gesloten om
bepaalde dossiers later te behandelen.
In de praktijk zijn het vaak de grote landen (directoire) die de beslissingen naar hun hand
zetten, al kunnen behendige leiders van kleine landen soms boven hun gewicht boksen, zeker
wanneer het directoire verdeeld is. Dit is meestal het geval, waardoor een brede coalitie van
grote en kleine landen een noodzakelijke voorwaarde is. Dit geeft kleine lidstaten een
bindende functie, door compromissen voor te stellen die de standpunten van de grote lidstaten
verzoenen. Ook langdurig lidmaatschap van de EU (Benelux) helpt hierbij.
De Frans-Duitse as speelt historisch gezien een cruciale rol. Dikwijls sloten beide landen een
akkoord dat vervolgens door de Europese Raad werd afgestempeld, hoewel dit akkoord lang
niet altijd een voldoende voorwaarde is voor consensus. Ook sloten beide landen weleens
afzonderlijke coalities met andere lidstaten.
Toch is de Frans-Duitse as van historisch belang. Enerzijds doordat de EU in de kern een
Frans-Duitse veiligheidsgemeenschap is, die oorlog tussen beide landen ondenkbaar moest
maken (als kern van een Amerikaans protectoraat); en anderzijds door de fundamentele
onenigheid tussen beide landen over de inrichting en toekomst van de EU
(intergouvernementeel vs. supranationaal, protectionisme vs. vrijhandel, Europees vs.
Atlantisch). Doordat zij deze twee uitersten symboliseren, zijn hun compromissen meestal
acceptabel voor andere lidstaten. Het is dankzij de geïnstitutionaliseerde vertrouwensband
tussen Franse presidenten en Duitse kanseliers dat de as soepel blijft draaien. Hierdoor
rekenen zij erop dat een toegift op de ene Top leidt tot een wedergeeft op de volgende Top.
Desalniettemin, door de sterke uitbreiding begin 21ste eeuw is het steeds lastiger geworden
om de Unie te runnen o.b.v. permanente coalities. In toenemende mate is een Frans-Duits
akkoord noch een noodzakelijke noch een voldoende voorwaarde voor een historische
beslissing. Men tracht dan ook om meer dynamiek in de Europese Raad te steken, door het
aanstellen van een vaste voorzitter, beperking van het aantal aanwezigen tijdens de
vergadering en het weren van triviale kwesties van de agenda. Deze maatregelen lijken de
Europese Raad inderdaad te hebben opgelapt als sturend politiek forum.
, 3.
2. Vier historische beslissingen: de procedures en de realiteit
1. Meerjarenbegroting
Aanvankelijk werden de Europese begrotingen jaarlijks vastgelegd. Doordat het op Europees
niveau veel ingewikkelder is om tot overeenstemming te komen, en gepaard gaat met veel
conflictstof tussen lidstaten en instellingen, werd midden jaren ’80 besloten om de EU-
begroting voor zeven jaar vast te leggen. De procedure hiertoe is informeel gegroeid, als een
soortement gentlemen’s agreement met hoge status. Deze praktijk werd formeel gecodificeerd
in het Verdrag van Lissabon, m.u.v. de rol van de Europese Raad.
Voor het vastleggen van het financieel meerjarenplan is een interinstitutioneel akkoord
vereist. De Commissie dient een voorstel in (na langdurig overleg tussen de Directoraten-
Generaal), dat door het Europees Parlement moet worden goedgekeurd en door de Raad bij
unanimiteit dient te worden vastgelegd bij Europese wet. De Europese Raad kan de Raad
toestaan om te stemmen bij gekwalificeerde meerderheid, maar de facto heeft zij hiertoe nog
nooit besloten; hiervoor is namelijk unanimiteit vereist in de Europese Raad.
Hoewel het Verdrag dus geen rol voorziet voor de Europese Raad in de concrete
besluitvorming, zijn het de facto toch de staats- en regeringsleiders die de finale knopen
doorhakken. De akkoorden die zij sluiten worden meestal overgenomen in het uiteindelijke
interinstitutionele akkoord, ook al wijkt dit akkoord sterk af van het oorspronkelijke
Commissievoorstel en de amendementen van het Parlement. Hierdoor kunnen de
onderhandelingen tussen de instellingen vrij snel worden afgerond, zodra de Europese Raad
akkoord is.
2. Aanduiding van de Commissievoorzitter
Hoewel de aanduiding van de Commissie-voorzitter altijd wel stof deed opwaaien, was
hiervoor tot Maastricht geen formele procedure voorzien. Sinds het Verdrag van Maastricht
duiden “de lidstaten” (men is huiverig om de Europese Raad expliciete bevoegdheden te
geven) de voorzitter aan, na “raadpleging” van het Europees Parlement. De facto is
sindsdien toestemming door het Parlement vereist. Elke lidstaat draagt vervolgens “zijn”
commissaris voor, in overleg met de Commissievoorzitter. Het Europees Parlement dient
vervolgens de gehele Commissie goed te keuren in een vertrouwensstemming.
Het Verdrag van Nice bracht twee nieuwe innovaties met zich mee:
1) De Europese Raad (aangeduid als “Raad in samenstelling van staats- en
regeringsleiders”) mag sindsdien de EC-voorzitter aanduiden bij gekwalificeerde
meerderheid; enkel in 2014 is dit daadwerkelijk gebeurd.
2) De goedkeuring van de EC-voorzitter door het Europees Parlement werd
geformaliseerd.
Het Verdrag van Lissabon legde opnieuw twee nieuwe zaken vast:
1) Het Europees Parlement “verkiest” de EC-voorzitter, wat haar rol een groter gewicht
geeft.
2) De Europese Raad (nu wordt zij wel expliciet vermeld) dient in haar voordracht
rekening te houden met de uitslag van het Europees Parlement. Hoewel dit niet in het
Verdrag staat, leidde dit ertoe dat de Europese fracties in 2014 elk een
Spitzenkandidaat gingen aanduiden.
, 4.
De Spitzenkandidaat wiens partij het hoogste aantal zetels zou behalen, en die een
meerderheid van het Parlement achter zich zou krijgen, zou door het Parlement
worden gesteund. Hiermee trok het Parlement het initiatief naar zich toe t.o.v. de
Europese Raad, wiens bewegingsruimte drastisch werd beperkt.
3. Uitbreiding
Het proces van toetredingsonderhandelingen is informeel gegroeid. Elke “Europese” staat die
voldoet aan de Criteria van Kopenhagen (opgesteld door de Europese Raad) kan een
toetredingsverzoek indienen bij de Raad. De Commissie stelt een onderzoek in of het
betreffende land voldoet aan de criteria; onderwijl wordt er een soort samenwerkings-
overeenkomst gesloten, waarbij het land financiële steun krijgt vanuit de EU.
De Criteria van Kopenhagen zijn:
1) Politiek. De kandidaat-lidstaat dient een democratische rechtsstaat te zijn, waar de
mensenrechten en de rechten van minderheden worden gewaarborgd.
2) Economisch. Men dient te beschikken over een vrijemarkteconomie, die kan
concurreren met bedrijven uit bestaande lidstaten.
3) Bestuurlijk. Men dient het acquis communautaire (bestaande EU-wetgeving) te
implementeren in de nationale rechtsorde, alsmede alle andere verplichtingen van het
EU-lidmaatschap na te komen.
Indien de Commissie van mening is dat aan criteria 1 en 2 is voldaan, kan de Raad (de facto
de Europese Raad) besluiten om het betreffende land te erkennen als kandidaat-lidstaat en de
toetredingsonderhandelingen te openen. Deze onderhandelingen moeten ertoe leiden dat het
acquis communautaire wordt geïmplementeerd. Voor elk hoofdstuk van het acquis stelt de
Commissie telkens een screeningrapport en een onderhandelingspositie op, die de Raad moet
goedkeuren bij unanimiteit (sinds 2005); het hoofdstuk wordt dan geopend.
In principe is het de Commissie die de onderhandelingen voert en zij publiceert hierover
jaarlijks een voortgangsrapport. Tegelijkertijd kijkt de Raad over haar schouder mee, via een
soortement intergouvernementele conferentie tussen de huidige lidstaten enerzijds en de
kandidaat-lidstaten anderzijds. Daarnaast maakt de Raad regelmatig een evaluatie o.b.v.
advies door de Commissie. En het is uiteindelijk de Raad die bij unanimiteit elk hoofdstuk
gesloten verklaard. Sinds 2005 kunnen de onderhandelingen afgebroken worden indien de
kandidaat-lidstaat niet langer (in voldoende mate) voldoet aan criterium 1; ook kunnen
overgangsbepalingen en/of uitzonderingsclausules worden opgesteld.
Tot slot, eer alle hoofdstukken gesloten zijn, stelt de Commissie een globaal advies op. Op
basis hiervan beslist de Raad (de facto de Europese Raad) of de kandidaat-lidstaat mag
toetreden tot de EU, een beslissing die moet worden goedgekeurd door het Europees
Parlement. Hierop kan het Toetredingsverdrag worden ondertekend. Dan rest enkel nog
ratificatie door de huidige lidstaten en de kandidaat-lidstaat, ofwel via parlementaire
stemming ofwel via een referendum, afhankelijk van nationale wetgeving op dit vlak.
, 5.
4. Verdragswijzigingen
Deze hebben als doel om de spelregels van de EU te wijzigen, door de bevoegdheden van de
Unie uit te breiden, haar instellingen beter en democratischer te laten functioneren en
bestaande informele procedures te formaliseren.
Traditioneel worden verdragswijzigingen overeengekomen in een Intergouvernementele
Conferentie (IGC), waarin op verschillende niveaus wordt onderhandeld: permanente
vertegenwoordigers, ministers, regeringsleiders. Uiteindelijk is het de Europese Raad die de
finale knopen doorhakt, in de vorm van een slotzitting van de IGC. Dit politieke akkoord
wordt vervolgens juridisch in elkaar gezet. Na ondertekening van het nieuwe verdrag dienen
de lidstaten dit nog te ratificeren, bij parlementaire stemming of referendum.
Na ondertekening van het Verdrag van Nice in 2000 besloot men om deze procedure
transparanter en democratischer te maken. In een fors uitgebreide unie was het niet langer
mogelijk om fundamentele hervormingen door te voeren via een besloten IGC, zo was de
teneur. Deze vernieuwde procedure werd voor het eerst toegepast bij de Europese Grondwet
en geformaliseerd in deze Grondwet (en na afwijzing hiervan in het Verdrag van Lissabon).
Volgens de gewone herzieningsprocedure:
1) Kan een lidstaat, de Commissie of het Parlement een voorstel doen aan de Raad om
het verdrag te wijzigen.
2) De Raad stuurt deze voorstellen naar de Europese Raad, die bij meerderheid kan
besluiten om deze voorstellen verder uit te werken.
3) Hierop roept de Europese Raad in principe een Conventie bijeen die zich over de
verdragsherziening buigt, bestaande uit vertegenwoordigers van nationale
parlementen, staats- en regeringsleiders, het Europees Parlement en de Commissie;
alsmede van kandidaat-lidstaten en derde landen. Indien de herziening het monetair
beleid betreft, wordt ook de ECB uitgenodigd.
4) De Conventie beslist bij consensus over een aanbeveling aan de IGC (de Europese
Raad beslist wanneer deze zal plaatsvinden), die de finale knopen doorhakt onder
voorzitterschap van de Raad.
5) Tot slot volgt de juridische uitwerking, de plechtige ondertekening en de ratificatie
door de lidstaten.
Echter, de Europese Raad kan, met goedkeuring van het Europees Parlement, besluiten om
geen Conventie bijeen te roepen, indien de reikwijdte van de verdragsherziening niet groot
genoeg is. In dat geval legt de Europese Raad het mandaat vast waarbinnen de IGC mag
onderhandelen.
Naast deze procedure zijn er ook enkele vereenvoudigde herzieningsprocedures, inzake
verdragswijzigingen die niet al te verregaand zijn:
1) Herziening van het derde deel van het Verdrag betreffende de Werking van de
Europese Unie. Hierbij is het simpelweg de Europese Raad die bij unanimiteit beslist
(buiten een IGC of Conventie om), na raadpleging van Parlement & Commissie, en
eventueel de ECB indien monetaire zaken binnen de herziening vallen. Tot slot volgt
ratificatie door de lidstaten.
, 6.
2) Wijziging van besluitvormingsprocedures; unanimiteit in Raad vervangen door
gekwalificeerde meerderheid (m.u.v. buitenlands beleid) en/of bijzondere
wetgevingsprocedure vervangen door gewone wetgevingsprocedure (zie Hoofdstuk
2.3). De Europese Raad beslist hierover bij unanimiteit, met goedkeuring van het
Europees Parlement. Ratificatie is hier in principe niet nodig, hoewel nationale
parlementen zes maanden hebben om een genomen besluit effectief te blokkeren. Eens
deze procedures gewijzigd zijn, kan dit besluit niet meer worden teruggedraaid.
Een aantal slotopmerkingen:
1) Er bestaat een zekere terughoudendheid om de Europese Raad formele
verdragsrechtelijke bevoegdheden toe te kennen. Dit terwijl zij de dominante instelling
is inzake historische beslissingen. De Commissie, het Parlement en met name de Raad
zullen niet snel tussen haar package deals komen.
2) Desalniettemin, deze dominantie wordt in toenemende mate op de proef gesteld door
het Europees Parlement, met name inzake de aanstelling van de
Commissievoorzitter.
, 7.
3. Instelling I: Europese Raad
De Europese Raad komt minstens vier keer per jaar (twee keer per half jaar) bijeen in
Brussel (tot 2000 in de hoofdstad van de voorzittende lidstaat); daarnaast kunnen
spoedvergaderingen worden georganiseerd.
Samenstelling
De Europese Raad is samengesteld uit:
1) De staatshoofden & regeringsleiders van de lidstaten. Elke lidstaat beslist zelf of zij
het staatshoofd (president) of de regeringsleider (eerste minister, kanselier) afvaardigt
naar Brussel. Dit hangt van de nationale bevoegdheidsverdeling af. Zij kunnen zich
eventueel laten bijstaan door een minister wiens portefeuille betrekking heeft op de
besproken agenda, maar enkel in een “buitengewone bijeenkomst”. Vroeger waren de
ministers van Buitenlandse Zaken vaste leden van de Europese Raad, maar door de
sterke uitbreiding van de EU zijn zij geschrapt. Zij zitten in een vaste volgorde rond de
tafel, met de leider van het voorzittende land tussen de vaste voorzitter en de Hoge
Vertegenwoordiger. Deze volgorde wordt eveneens gehanteerd in de Raad en diens
voorbereidende werkgroepen.
2) De Commissievoorzitter; eventueel bijgestaan door een eurocommissaris.
3) De Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en
Veiligheidsbeleid. De facto is zij vooral aanwezig op vergaderingen waarin
buitenlandspolitieke kwesties op de agenda staan.
4) De Secretaris-Generaal van de Raad. Het Verdrag schrijft zijn aanwezigheid niet
voor, maar de facto is hij altijd aanwezig.
5) De vaste voorzitter. Elke 2,5 jaar kiest de Europese Raad een nieuwe voorzitter bij
gekwalificeerde meerderheid, die eenmaal herkozen mag worden en geen nationaal
politiek mandaat mag bekleden. Deze beslissing van de Europese Raad hoeft niet te
worden goedgekeurd door het Europees Parlement. De voorzitter staat in voor de
leiding & voorbereiding van de vergaderingen en de externe vertegenwoordiging van
de EU inzake haar buitenlands- en veiligheidsbeleid. Het profiel van voorzitter:
onbekendheid, bescheidenheid en politieke ervaring.
Daarnaast zitten er een aantal medewerkers in de zaal. Deze zijn afwezig tijdens het diner:
1) Secretaris-Generaal van de Commissie. Deze zit achter de Commissievoorzitter.
2) Permanente vertegenwoordiger van het voorzittend land.
3) Kabinetschef voorzitter Europese Raad.
4) Plaatsvervangend Directeur-Generaal Politieke Zaken Raad.
5) Directeur-Generaal Juridische Dienst Raad.
6) Tolken. In principe worden de vergaderingen in het Engels gevoerd. Staats- en
regeringsleiders die het Engels onvoldoende machtig zijn, kunnen om vertaling
vragen.
7) Notulist. Deze maakt handgeschreven notulen van de vergaderingen. Elke vijftien
minuten wordt hij/zij afgewisseld door een tweede notulist, zodat de eerste notulist de
medewerkers in de rode zone op de hoogte kan brengen. Na nog eens vijftien minuten
wordt de tweede notulist vervangen door een derde notulist, en na weer een kwartier
terug door de eerste notulist.
, 8.
Functies & Werking
Verdragsrechtelijk beschikt de Europese Raad over weinig functies. Zij “geeft de nodige
impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en
prioriteiten [maar] oefent geen wetgevingstaak uit”. Zoals eerder vermeld is men zeer
terughoudend om de Europese Raad expliciet al te veel bevoegdheden toe te kennen, wat niet
verhinderd dat zij de facto een aantal belangrijke functies vervuld. Zelfs bij het vastleggen
van gewone wetgeving treedt de Europese Raad soms op de voorgrond, indien de Raad er niet
uitkomt of als er grote economische en/of strategische belangen op het spel staan. De Raad
hakt vervolgens de knoop door, binnen de richtlijnen van de Europese Raad.
De voorbereiding van de vergaderingen bestaat uit het opstellen van de agenda en de
ontwerpconclusies, die de basis vormen voor de discussie op de Top. Ontwerpconclusies
bevatten enerzijds zaken waar vrijwel zeker consensus over bestaat, en anderzijds conclusies
tussen vierkante haken, die nog controversieel zijn. Dit gebeurt door:
1) De vaste voorzitter (met name), hierin bijgestaan door zijn (kleine) persoonlijke staf
en het Secretariaat-Generaal van de Raad. In het kader hiervan onderneemt hij dikwijls
een hoofdstedentour, om zo overleg te plegen met afzonderlijke lidstaten en geschillen
in kaart te brengen.
2) Coreper II (permanente vertegenwoordigers van de lidstaten) buigt zich over een
groot deel van het voorbereidend werk.
3) De ministers van Buitenlandse Zaken komen op de maandag en/of dinsdag voor de
Top (die meestal plaatsvindt op donderdag en vrijdag) bijeen in de Raad Algemene
Zaken, die de ontwerpconclusies grondig bekijkt. In deze Raad kunnen eventueel
zaken tussen vierkante haken worden afgestempeld.
4) De ministers van Economie en Financiën bekijken kort voor de Top de
ontwerpconclusies, indien er economische materie op de agenda staat.
5) Tot slot worden er vaak coördinatievergaderingen georganiseerd, waarin groepjes
lidstaten (Benelux, Scandinavië, Baltische Staten, Visegradlanden, Frans-Duitse as)
hun standpunten op elkaar afstemmen.
De vergadering zelf is als volgt gestructureerd:
1) Kort overleg met de voorzitter met het Europees Parlement, gevolgd door een
fotomoment.
2) De leden van de Europese raad (zie boven) nemen plaats in de vergaderzaal en
beginnen de beraadslagingen over de ontwerpconclusies. Hier worden de grote
package deals gesloten, waarbij dikwijls verschillende beleidsdomeinen aan elkaar
gekoppeld worden.
3) Soms worden ook hoge gasten uitgenodigd uit derde landen, met name als het gaat
over extern beleid. Tegenwoordig gebeurt dit enkel na expliciete en unanieme
beslissing door de lidstaten. Wel is het steeds gebruikelijker geworden om voorzitters
van andere EU-instellingen uit te nodigen, wiens domein betrekking heeft op de
besproken materie (bijv. ECB & Eurogroep tijdens de eurocrisis).
4) Indien men er niet uitkomt, kan de biechtstoelprocedure worden gestart. De
voorzitter onderbreekt de vergadering om bilaterale gesprekken te voeren met staats-
en regeringsleiders, in de hoop hun geschillen te beslechten.
5) De vergadering wordt afgewisseld met een diner. Hier worden dikwijls de grote
knopen doorgehakt. Op het “vrijdagontbijt” nemen de nationale delegaties de
ontwerpconclusies door, om te bepalen of ze zich er in kunnen vinden.
, 9.
6) Sowieso is de vergadersfeer vrij besloten en informeel, met minimaal contact met de
buitenwereld. Enerzijds vergroot dit de kans op het sluiten van overeenkomsten,
hoewel de weg hiernaartoe dikwijls hard kan zijn. Anderzijds bestaat er het risico dat
er fouten worden gemaakt inzake de technische details en/of dat het onduidelijk is
hoeveel beslissingen er genomen zijn, waardoor de slotverklaringen tegenstrijdigheden
bevatten.
7) Het slotdocument wordt opgesteld, waarin alle compromissen en package deals
worden gepresenteerd als een min of meer coherent geheel. Meestal wordt dit
aangeduid als “Conclusies van de Europese Raad”, bij speciale vergaderingen als een
“Verklaring”. Men probeert altijd om consensus te bereiken rond het slotdocument; in
zeer uitzonderlijke gevallen wordt hierover gestemd. Tegelijkertijd zijn het dikwijls de
grote lidstaten die de meeste invloed uitoefenen; de Europese Raad is een typisch
intergouvernementele conferentie (zie boven).
8) De voorzitter van de Europese Raad legt een persconferentie af, meestal bijgestaan
door de Commissievoorzitter. Vervolgens geven de staats- en regeringsleiders elk een
eigen persconferentie, waar zij elk bepaalde aspecten belichten op de wijze waarop
hen dat het beste uitkomt.
9) Een paar dagen na de Top brengt de voorzitter dikwijls verslag uit aan het Europees
Parlement.
In principe zijn medewerkers van de staats- en regeringsleiders afwezig tijdens de
vergadering. Hun rollen zijn als volgt:
1) Blauwe zone. Hier verblijven voor elke lidstaat twintig medewerkers. Zij worden
regelmatig op de hoogte gehouden door hun collega’s uit de rode zone, gebaseerd op
de briefing door de notulist.
2) Rode zone. Hier wachten per lidstaat vier medewerkers, o.a. de permanente
vertegenwoordiger en diens assistent (antici). Daarnaast zijn er twee floating badges,
die gedurende de vergadering van eigenaar kunnen wisselen. Zij kunnen op vraag van
hun leider de vergaderzaal betreden en kort overleg plegen met hun leider; langdurig
verblijf is uitzonderlijk. Elk kwartier betreedt een notulist (die wordt afgewisseld door
twee collega’s) de rode zone om mondeling verslag te doen van de beraadslagingen.
3) Gouden zone. Twee medewerkers uit elke lidstaat, o.a. de permanente
vertegenwoordiger en de persoonlijke Europa-adviseur van elke regeringsleider
(sherpa’s), hebben toegang tot een geheime kamer waar informeel overleg wordt
gevoerd.
4) Diner. Hier zijn geen enkele medewerkers welkom (afgezien van de tolken, in een
afgelegen kamertje), terwijl hier juist de grote knopen worden doorgehakt. Zij moeten
wachten in een aparte eetzaal op dezelfde verdieping. Zij mogen enkel advies geven
op de gang, of tijdens korte onderbrekingen van het diner.
De slotdocumenten van de Europese Raad bezitten een groot gewicht. Dikwijls hebben zij
betrekking op de grote lijnen in een bepaald beleidsdomein. Zij vormen een soortement
blauwdruk voor toekomstige Europese wetgeving, waardoor zij met recht worden
bestempeld als “historische beslissingen”.
, 10.
Hoofdstuk 2: Europese Wetten
1. Honderdduizend bladzijden
Er zijn ruwweg twee soorten Europese wetten: verordeningen en richtlijnen.
1) Verordeningen. Dit zijn wetten met directe werking, die niet meer hoeven te
worden omgezet in nationale wetgeving. In alle lidstaten geldt een verordening als
“nationale” wet, die alle landen moeten handhaven, daar Europese wetgeving
superieur is aan nationale wetgeving.
2) Richtlijnen. Een soortement kaderwetten, die nog moeten worden
geïmplementeerd in de nationale rechtsorde. Lidstaten dienen de doelstelling/geest
van de richtlijn te respecteren, maar beslissen zelf over de methode om deze doelen
te realiseren. De facto is de bewegingsruimte van lidstaten beperkt.
Het hoogtepunt van Europese wetgeving ligt in de jaren ’90. Sindsdien is alles wel zo’n beetje
gereguleerd wat er te reguleren valt, althans in de domeinen waarin de EU bevoegd is.
Bovendien is het ideologisch klimaat sterk omgeslagen, in de vorm van toenemende
euroscepsis en neoliberale afkeer van strenge regulering. Commissaris Timmermans is zelfs
bevoegd voor “betere regelgeving”, opdat de Commissie niet te veel onnodige voorstellen
lanceert.
Desalniettemin, de EU is en blijft een van de meest actieve overheden ter wereld qua
wetgevende activiteit.