BA01: De oorsprong van evolutionair denken
1) Inleiding
Vroeger, in de jaren 1920 – ook wel de roaring twenties genoemd -, heerste er
een hevige strijd tussen het geloof in creationisme (=de idee dat alles is
ontstaan uit de schepping) en de wetenschap. Dit was vooral het geval in de
VS, waar er in het onderwijs een verbod was op het onderwijzen van de
evolutietheorie.
Een bekend voorval hiervan was ‘The Scopes Trail’: leerkracht John Scopes
leerde daar de evolutietheorie aan een school, en werd hiervoor voor de rechter
gesleept. Hij werd uiteindelijk veroordeeld en kreeg een boete van 100$, wat nu
1500$ zou kosten!
Dit is een van de vele voorbeelden van hoe creationisme en wetenschap lijnrecht
tegenover elkaar stonden.
2) Wat is wetenschap?
observeren van Bewijsmateriaal
een bepaald zoeken om de
Vormen van een
fenomeen, en de hypothese mee te
hypothese
deducties van de staven of
oorzaken ontkrachten
Wetenschap is een empirisch proces, waarbij men empirisch onderzoek gaat
voeren. Wetenschap is niet perfect, maar het heeft de mogelijkheid om zichzelf
te corrigeren. Het bewijzen van iets in wetenschap is zeer moeilijk! Daarom
spreekt men eerder van het aannemen van een hypothese.
3) Vroege denkers over evolutie
De Oude Grieken dachten vroeger al over het leven als een geordende
hiërarchie, de zogenaamde ‘Great Chain of Being’, waar de mens helemaal
bovenaan staat. Over vroegere denkers gesproken, Aristoteles en Plato waren
toch wel belangrijke namen:
Aristoteles: hij geloofde dat ieder dier een vaste essentie had, die
onveranderlijk was; hij geloofde in de onveranderlijkheid van
dieren.
Plato: was een leerling van Aristoteles, en hij geloofde in ideaaltypes.
Beiden deden NIET AAN EXPERIMENTEEL ONDERZOEK!!!
, 4) Oorsprong moderne wetenschap
Tijdens de Renaissance kwam er heel wat kritiek op de ideeën hier
voorafgaand. Het waren vooral Leonardo Da Vinci en André Vesalius die voor
een hernieuwde anatomie van de mens zorgden. Vesalius heeft uiteindelijk ook
een werk geschreven, die de fouten van arts Galen verbeterde; dit heette ‘De
Humani Corporis Fabrica’
Globale verkenningen en de ontdekking van de ‘Nieuwe Wereld’ zorgden er ook
voor dat we in contact kwamen met nieuwe soorten dieren, maar ook nieuwe
soorten mensen. Hieruit ontstond het Polygenisme vs. Monogenisme debat,
die de vraag stelt of mensen een meervoudige of 1 enkele oorsprong kennen.
Het creationisme en de Bijbelse schepping kenden tot het einde van de 19 e
eeuw nog een enorme invloed. De Bijbel, en dan vooral het Oude Testament,
werd dan meestal ook gebruikt als ‘het ultieme bewijs’. Tegenstanders van het
idee van creationisme, waaronder Galileo Galilei, werden dan onherroepelijk
gestraft. Hij geloofde ook in de idee van ‘heliocentrisme’ (= de zon is het
middelpunt van ons zonnestelsel), hetgeen wat Copernicus al eerder
aantoonde.
Met de komst van bekende wetenschappers zoals Johannes Kepler en Isaac
Newton begon de kerk toch in te zien dat wetenschap weldegelijk een
prominente rol speelt, en de wereld niet alleen is ontstaan uit de schepping
ervan.
5) Natuurlijke classificatie van organismen door Carolus Linnaeus
Hij maakte gebruik van fysieke, uiterlijk waarneembare kenmerken om
een classificatiesysteem op te stellen.
Dit werd de intrede van de taxonomie
Schreef ook nog zijn werk: ‘Systema Naturae’
6) Weg naar de Darwiniaanse revolutie
Georges Louis-Leclerc. Comte de Buffon (1707-1788)
o Was voor de idee van ‘biologische verandering
o Hij beargumenteerde dat dieren die naar een ander klimaat
trokken, zich daaraan aanpasten
Georges Cuvier (1769-1832)
o Hij geloofde eerder in het ‘catastrofisme’: dit hield in dat
diersoorten verdwenen bij een catastrofe, en dat daaruit ook
nieuwe soorten ontstonden.
Deze 2 voorgaande personen zijn dus elkaars tegenstanders: ze kenden
tegengestelde opvattingen, maar Comte de Buffon trok aan het langste eind!
Geoffrey Saint-Hilaire (1772-1844)
o Was zoöloog
o Hij vocht ideeën die Cuvier had, aan.
Jean Baptiste de Lamarck (1744-1829)
o Ontwikkelde het Lamarckisme
, o Lamarckisme = verworven kenmerken tijdens het leven van
een organisme, kunnen overgeërfd worden door nakomelingen.
Troffin Lysenko (1898-1976)
o Ontkrachte Lamarck’s idee op een gruwelijke wijze
o Bewaarde tarwekorrels in barkoude temperaturen => volgende
generatie zou dan koudebestendig zijn. Dit klopte niet.
o Leidde in Sovjet-Unie tot grote hongersnood.
7) De uniformisten
Het basisidee van uniformisme was dat de graduele geologische processen
die we vandaag de dag waarnemen, zich op dezelfde manier in het verleden
zouden afgespeeld hebben. Dit kende 2 belangrijke aanhangers:
James Hutton (1726-1797)
o Bestudeerde rotsformaties en pastte dit hierop toe.
o Deed dit niet op de levende wereld! Later werd het idee van de
uniformisten ook op levende wezens toegepast.
Charles Lyell (1797-1875)
o Bevriend met Darwin
o Hij beweerde dat men de geschiedenis van de aarde kon afleiden uit
de gelaagdheid ervan en zijn geologische veranderingen.
8) De Darwiniaanse Revolutie
Charles Darwin, kleinzoon van zijn bekende grootvader Erasmus Darwin –
een bekende arts - , was een botanist (=iemand die veel verstand heeft van
planten) en naturalist. Hij trok op ontdekkingsreis van 1831-1836 met zijn schip
HMS Beagle. Voor hij vertrok, las hij de verslagen van de Duitse
ontdekkingsreiziger Alexander Von Humboldt.
Zijn ontdekkingsreis trok langs Afrika, richting Zuid-Amerika.
9) Wat de Galápagos eilanden Darwin leerden
Die eilanden situeren zich voor de kust van Ecuador. Daar merkte hij 4 dingen
op:
1. Variaties in soorten: op de verschillende eilanden andere soorten
schildpadden en/of vinken aan.
2. Biogeografie: Dieren en planten hebben zich
over de hele aarde weten te verspreiden.
3. Adaptieve radiatie: vele soorten van een
diersoort die uit 1 vroegere soort ontstaat zijn;
hij analyseerde dit aan de hand van bektypes
van vinken.
4. ‘Natural selection’: de omgevingsdruk
beïnvloedt de levenskansen van organismen;
zij die het best aangepast zijn, blijven leven.
, Ook maakte hij enkele observaties ter plekke:
- Hij vond dat men op oceanische eilanden soorten kon vinden, die nergens
anders konden gevonden worden.
- Op geïsoleerde eilanden ontbreken grote groepen dieren, die op het vaste
land wel te leven zijn. Het gaat dan vooral over de afwezigheid van grote
zoogdieren.
- Planten en dieren die op de eilanden te vinden zijn, lijken vaak wel op
verwante dier- en plantsoorten die op het vasteland te vinden zijn.
10) Verfijning van de evolutietheorie door natuurlijke selectie
In het jaar 1859 bracht Darwin een van zijn meest befaamde werken uit: ‘On
the Origin of Species’.
Onder invloed van een zekere Malthus kwam Darwin op het idee van natuurlijke
selectie, maar hoe deed hij dit?
Malthus (1766-1834) schreef een werk ‘An Essay on the Principle of
Population’ dat ging over populatiegroei en voedselschaarste. Hij vond dat er op
een bepaald moment de menselijke populatie het punt van voedselvoorziening
zou voorbijgaan. M.a.w.; op een gegeven moment zouden er meer mensen op de
aardbol rondlopen, dan dat de aarde haar bewoners van voedsel kan voorzien.
Darwin vroeg zich hierdoor af hoe het kan dat ondanks de exponentiële toename
van nakomelingen, populaties toch constant blijven?
11) Essentie van de theorie en dezelfde bevindingen als A.R.
Wallace
Darwin had 3 observaties, en op 2/3 kon hij een oorzaak vinden.
- Observatie 1: alle organismen hebben het potentieel voor een explosieve
groei.
- Observatie 2: Toch blijven populaties vrij stabiel.
o Deductie 1: Binnen de populatie moet een zekere strijd zijn om te
overleven.
- Observatie 3: De natuur zit vol variatie
o Deductie 2: de meest gunstige variaties worden doorgegeven aan
nakomelingen.
Hierdoor ontwikkelde Darwin een model, bestaande uit 5 onderdelen:
1. Evolutie: de wereld verandert gestaag, dus organismen evolueren mee
doorheen de tijd.
2. Gemeenschappelijke afstamming: alle groepen organismen hebben
een gemeenschappelijke voorouder.