Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
DEELTENTAMEN 2 - Hoorcollege aantekeningen (HC1-HC15) van Psychopathologie (Universiteit Utrecht 2024) €6,39   Ajouter au panier

Notes de cours

DEELTENTAMEN 2 - Hoorcollege aantekeningen (HC1-HC15) van Psychopathologie (Universiteit Utrecht 2024)

 11 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Hierbij mijn overzichtelijke samenvatting van alle 15 hoorcolleges van de cursus Psychopathologie aan de Universiteit Utrecht. Dit zijn de colleges waar deeltentamen 2 over gaat. Ikzelf ben een derdejaars Psychologie studente die een affiniteit heeft voor Klinische Psychologie. In deze samenvatting...

[Montrer plus]

Aperçu 5 sur 61  pages

  • 8 avril 2024
  • 61
  • 2023/2024
  • Notes de cours
  • Lotte gerritsen
  • Toutes les classes
avatar-seller
PSYCHOPATHOLOGIE
Hoorcollege 1: Introductie college.
Behandelingen blijken maar voor 60% effectief. Aangezien er ook een grote toename is in psychische
klachten, is het van belang om psychopathologie beter te begrijpen. Oorzaken:
o Wachtlijsten GGZ
o Behandelingen werken maar beperkt
o Maatschappij wordt complexer
o Sociale media

Waarom scoren mensen hoog op depressie?
Omdat iemand een eenzame oudere, een chronisch zieke patiënt, iemand met geldproblemen of
jongeren tijdens covid is, kunnen ze hoog scoren op de zelfrapportage vragenlijsten. Maar vaak wordt
dit niet verklaart door depressie. Dat betekent natuurlijk niet dat zij geen problemen ervaren, of geen
lijdensdruk, want dat doen ze wel.
 Daarom is een zelfrapportage vragenlijst niet hetzelfde als een klinisch interview. Je kan de
vragenlijst als professional gebruiken om de lijdensdruk te meten, maar NOOIT om te
diagnosticeren.

The Happiness Trap: inzien dat je niet elke dag gelukkig kunt of zult zijn, leidt tot acceptatie en
uiteindelijk ook echt meer geluk.

 Psychologie is geen exacte wetenschap.
 We moeten proberen te classificeren om te kunnen bepalen of iemand een echte stoornis heeft en
behandelt kan worden, dat doen we op basis van symptomen die ze vertonen.

De omgeving waarin een individu zich bevindt, speelt een grote rol in of die persoon tot bloei komt of
juist niet. Iedereen gedijt in een andere omgeving.
 Er is meer risico op stemmingsproblematiek in grote steden, blijkt uit onderzoek.

Psychopathologie is ingewikkeld.
o Er is veel individuele variatie die interacterend is met de omgeving waar zij zich in bevinden.
o Mensen zijn MEER dan hun symptomen, want WAAROM hebben ze die symptomen?

Symptomen zijn een uitingsvorm. Bijvoorbeeld: controle drang (zie hieronder de uitwerking).




Meestal zit er een positieve kant aan het onderliggende probleem, wat leidt tot instandhouding.
Controle drang kan ook leiden tot positieve dingen, omdat iemand bijvoorbeeld:
- Een gestructureerd persoon kan zijn;
- Mogelijk beter zijn best doet op school;
- Harder zal werken om fouten te voorkomen.

1

,Professionals moeten orde scheppen in de chaos van symptomen. We hebben een betrouwbare manier
nodig om mensen te diagnosticeren zodat we ze op een valide manier kunnen helpen.
 Hiervoor hebben we de DSM-5 TR (de herziene versie).
 Met de tijd mee zijn er eigenlijk steeds meer labels bij gekomen, met hieraan zowel positieve als
negatieve kanten.

Er zijn nog altijd mensen die volgens onderstaande stromingen werken:
o Psychodynamische stroming
o Behaviorisme
o Humanistische stroming
o Cognitieve stroming
o Biologische stroming
 Bestaan allemaal naast elkaar. Eigenlijk zijn ze allemaal nodig voor de sociale context: om de
mens écht te kunnen begrijpen.

Een burn-out is geen DSM-5 classificatie, terwijl de combinatie van angst en depressie symptomen
vaak wijzen naar een burn-out. Als we dus alleen volgens de DSM-5 zouden werken, zouden we de
burn-out niet kunnen vaststellen. Doordat het geen officiële DSM-5 classificatie is, weten we nog niet
welke behandeling passend is, want er is simpelweg niet genoeg onderzoek naar gedaan.

Het is belangrijk om tijdens het gebruik van de DSM-5 de hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden.
o Criterium A = belangrijkste kenmerken;
o Criterium B + C = belangrijke aanvullende kenmerken;
o Daarna meer exclusie criteria.

Belangrijk: LEER DE PREVALENTIE VAN STOORNISSEN! Want iets wat 0.001% voorkomt, zal
niet per se meteen nu in dit geval wel meteen bij iemand vastgesteld worden.

Limitaties van de DSM-5:
o Comorbiditeit is de regel;
o Afbakening onduidelijk want veel overlap;
o Versnippering (veel diagnose mogelijkheden);
o Puur gericht op symptomen (uitingsvormen) en niet onderliggende etiologie (oorzaak).

 Oppassen voor diagnoses op basis van tijdelijke uitingsvormen/symptomen zonder naar
achterliggende oorzaak te kijken!

DSM classificaties werken het best als:
o iedere classificatie uniek is;
o iedere classificatie stabiel is;
o ze alles wat er is verklaren.

 Helaas zijn bovenstaande dingen niet mogelijk, want er is veel overlap tussen diagnoses (niet
uniek), mensen uiten zich dagelijks verschillend (instabiel) en sommige dingen staan er simpelweg
niet in. Kortom: DSM classificaties zijn handig, maar ze vertellen niet het hele verhaal!

Wellicht 3 alternatieven voor de DSM?
1. Research Domain (RDOC) criteria: symptoomclusters linken aan neurobiologie.
 Dus gebaseerd op het idee dat alle stoornissen een biologische verklaring hebben, en dus proberen
het op te lossen met psychofarmaca. Helaas is dit (nu nog) niet altijd mogelijk en moet er nog
altijd veel onderzoek naar gedaan worden bij verschillende psychopathologie.

2. Hierarchical Taxonomy of psychopathology (HITOP): psychopathologie spectra.
 Geeft vaak de samenhang van stoornissen mooi weer.

2

, Eigenlijk een soort DSM op een spectrum, dus kan niet per se altijd beter zijn.
3. Netwerk Model theorie: samenhang van symptomen onderling.
 Er is geen achterliggend construct,
 Zoals een diagnose/ziekte/latente factor
 Focus op symptomen en de onderlinge samenhang/relatie
 Zo kan je psychotherapie eigenlijk personaliseren!

RDOC limitaties:
o Neurobiologische constructen zijn weinig specifiek;
o Neurobiologische constructen verklaren maar klein deel;
o Zelfs als het zou werken: meeste klinische praktijken hebben niet de juiste apparatuur;
o Wel goede bouwblokken voor onderzoek naar onderliggende neurobiologie.

HITOP limitaties:
o Combinaties van uitersten op een spectrum niet mogelijk;
o General factor -> onbekend wat dat inhoudt;
o Wel goed overzicht van samenhang tussen stoornissen.

NETWERK MODEL limitaties:
o Het gaat puur om correlaties tussen symptomen die gecorrigeerd zijn voor andere onderlinge
correlaties;
o Correlatie staat niet gelijk aan causaliteit.
o Wel inzicht gevend: samenhang, overlap en individuele aangrijpingspunten.

In de beschrijvende diagnose staat zowel de classificatie/diagnose als de symptomen. Hierin wil je de
hoofd- en bijzaken van elkaar scheiden en noteren wat relevant is om effectief te kunnen behandelen.

Hierin benoem je de:
o Kwetsbaarheden (predisponerende factoren);
o Oorzaken (luxerende factoren);
o Instandhoudende/versterkende factoren;
o Gevolgen.

Samenvattend:
o Mensen zijn divers en ingewikkeld;
o Symptomen zijn uitingsvormen;
o DSM classificaties zijn labels om te ordenen;
o Subjectief lijden + disfunctie zijn belangrijkste criteria.

Aan therapeuten de taak om…
1) orde te scheppen in symptomen;
2) te begrijpen waarom (predisponerend, luxerende en instandhoudende factoren);
3) te bepalen waar de nood zit en wat beste aangrijpingspunt is.




3

,Hoorcollege 2: Depressieve stoornis.
Depressie (DSM-5):
1) een sombere stemming of 2) verlies van interesse of plezier (anhedonie).
Als één van beiden aanwezig is, zijn er nog een aantal kenmerken (e.g. gewichtstoename/verlies,
slaapproblemen, waardeloosheidsgevoel). Maar deze combinatie varieert dus per individu. Ook:
o Symptomen veroorzaken lijden/beperkingen in het dagelijks leven
o Symptomen niet toegeschreven aan een middel/somatische aandoening
o Symptomen niet verklaard door psychotische stoornis
o Geen manie/hypomanie

 Is een stoornis die samen met de angststoornissen de meest voorkomende mentale stoornis is.
 Is de stoornis die bovenaan de lijst met psychische ziektes staat qua last bijdragen aan omgeving.

Heterogeniteit: geen depressie is hetzelfde. DSM heeft veel sub criteria: verschillende types &
kenmerken per individu.

Kenmerken:
o Licht/matig/ernstig
o Met angstige spanning
o Met gemengde kenmerken
o Met melancholische kenmerken
o Met atypische (afwijkende) kenmerken
o Met psychotische kenmerken
o Met katatonie (syndroom dat gekenmerkt wordt door motorische symptomen, inactief gedrag
(‘terugtrekgedrag'), opwinding en bizar (zich herhalend) gedrag)
o Met begin peri partum (rondom de bevalling)

Types:
o Persisterend (inclusief dysthyme (lichtere depressieve) stoornis)
o Premenstrueel
o Door medicatie/middel
o Door somatische aandoening

Kritisch punt: in de DSM staat dat het niet verklaart mag worden door een somatische stoornis, maar
tegelijkertijd is een depressie door somatische aandoening wel een type dat valt onder depressie.
Bijvoorbeeld, als een schildklierprobleem neerslachtigheid veroorzaakt, ligt de focus op behandeling
van de somatische stoornis. Aan de andere kant kan een depressie na het overleven van kanker vallen
onder het type dat getriggerd is door een somatische aandoening, waarbij behandeling zich richt op
het emotionele aspect. Belangrijk is om de behandeling af te stemmen op het startpunt van de sombere
stemming, of dit nu fysiek of emotioneel is. Als het startpunt voor de sombere stemming een fysieke
ziekte is, dan focus je de behandeling eerder daarop.

Er zijn verschillen in prognose (sommigen hebben een goede prognose dus hoop op genezing, terwijl
het bij andere mensen door sluimert) en verschillen in kenmerken tussen individuen met deze
stoornis. Dit werd gevonden in een groep met 3703 MDD patiënten. Hieruit kwamen 1030 unieke
symptoom profielen met gemiddeld 3.6 individuen per profiel.

Een depressie kan ontstaan door 3 verschillende factoren (biopsychosociale model):
1. Biologische factoren;
- Genetische factoren
- Hersenen
- HPA-as

4

, - Immunologie
2. Sociale factoren;
- Life events / stress
3. Psychologische factoren;
- Theorie van Lewinsohn
- Cognitieve theorie over depressie van Beck
- Aangeleerde hulpeloosheidstheorie/attributie

Theorie van Lewinsohn: gaat over gedrag. Operant conditioneren speelt hier een rol. Als jij beloond
wordt, ga je dat gedrag vergroten. Als je geen beloning krijgt, ga je dat gedrag verkleinen. Bij een
depressie: door minder beloning te ontvangen/te voelen en je terug te trekken, ontstaat er een
neerwaartse spiraal waarbij iemand zich terugtrekt waarbij er nog heel weinig mogelijkheid is om nog
beloning te voelen/ontvangen. Bij behandeling wil je vooral die neerwaartse spiraal aanpakken.

Cognitieve theorie over depressie van Beck: gaat over cognities. Negatieve gedachten die
depressieve mensen hebben over zichzelf (“ik ben een waardeloos persoon”, “mijn toekomst wordt
niks meer”, “ik zie liever een wereld zonder mij”, “ik beteken niks meer voor iemand”, “de wereld is
verschrikkelijk, wat doe ik hier nog?”). Deze negatieve gedachten zorgen voor somberheid, meer
terugtrekking en weer die neerwaartse spiraal.

Aangeleerde hulpeloosheidstheorie/attributie: gaat over cognities. Vooral belangrijk bij het ontstaan
van een chronische depressie. Gevoel van hopeloosheid (“het zal nooit veranderen, maakt niet uit wat
ik doe”, “het zal nooit beter worden”, “niemand kan me begrijpen of helpen”, “ik kan me beter
terugtrekken”). Hierbij ook echt een belangrijk sociaal aspect, wat bij de behandeling van chronische
depressie ook aangepakt wordt. Want als jij denkt dat je het niet waard bent om mee te praten en je
terug trekt, dan reageert de ander daar ook op. Kan tot interactie leiden tussen de persoon met
depressie en de omgeving die neerwaarts werkt, want anderen kunnen zich ook door die uitstraling
eerder wegtrekken en geen contact zoeken. Zo beland men weer in die neerwaartse spiraal.

 Verschil tussen laatste twee: beiden over cognitie, beiden hulpeloosheid maar vooral die laatste
hulpeloosheid en ook dat sociale aspect dus dat de omgeving zich ook door die negatieve uitstraling
terug kan trekken.

Jeugdtrauma, met name emotionele verwaarlozing en mishandeling, is geassocieerd met ontstaan van
depressie. Maar positief is wel: geen slechtere behandeluitkomsten.

Risicofactoren voor chroniciteit en recidief (Ten Have et al., 2018):
o Hogere ernst depressie
o Slechter fysiek en mentaal functioneren
o Angst
o Lager opleidingsniveau
o Werkeloosheid
o Gebruik medische zorg voor mentale problemen
o Middelenmisbruik
o Negatieve jeugdervaringen
o Aanwezigheid van psychopathologie bij ouders
o Aanwezigheid van chronische somatische ziekten
 Deze risicofactoren zijn ook echt terug te koppelen aan het biopsychosociale model. Hoe meer
risicofactoren, hoe groter de kans dat de depressie zich ontwikkelt.

Heterogeniteit is niet alleen binnen één stoornis maar over heel veel stoornissen heen. Depressie komt
bijvoorbeeld vaak voor met angststoornissen en symptomen komen vaak overeen. Enkele depressies
zijn best wel zeldzaam, comorbiditeit is vaak het geval en dus vaak met angst.


5

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur psychologiestvdent. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

85651 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,39  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter