Nog aan te vullen met handboek
MODULE 10
SOCIOLOGISCHE BENADERINGSWIJZEN
Structuralisme
1. Sociale structuur
Sociale eenheden/groepen
o Landen, gezinnen, bedrijven, vrienden
Sub-eenheden/delen
o Dorpen, gezinsleden, …
Posities tegenover elkaar
o Vader, moeder, kinderen
Relaties tussen leden
2. Structurele factoren
= kenmerken eenheden overstijgen individuele kenmerken spelers binnen de eenheden
Vorm sociale eenheid
o Omvang, samenstelling (aantal supporters, aantal spelers, grootte)
Aard relaties
o Autoriteit vs. Democratisch, (in)formeel
Normatieve elementen
o Waarden, clubregels = cultuur
Gemiddelde waarden van individuele kenmerken
o Gemiddelde intelligentie, motivatie
3. Structurele parameters
= kenmerken van de ‘delen’
Posities en rollen
o Voorzitter, trainer, speler
o ook bovenindividueel
Gedrag hangt af van de positie/rol
Overstijgt persoon die positie inkleed
4. Contextuele kenmerken
Kenmerken van omgeving van sociale eenheden
o Hoofdstad vs. Provincie, rijk en groot land, bevolkingsdichtheid
Bv. Vlaanderen = heel veel voetbalclubs heel competitief, dicht op
elkaar, in Wallonië heel weinig clubs
Engeland = veel rijkdom = betere clubs
, Nog aan te vullen met handboek
5. Principe 1: autonoom karakter van sociale eenheden
Sociale eenheden bestaan los van/overstijgen het individu
functie immuun voor wisseling personeel
Sociale feiten: onpersoonlijke & bovenindividuele factoren die toch invloed hebben
op ons leven
Bv. Anderlecht = al jaren lang academisch voetbal (mooi, verzorgd) ongeacht
welke spelers
6. Principe 2: sociale feiten zijn dwingend
Zelfde positie in zelfde sociale eenheid zelfde gedrag
Bv. trainers tijdens voetbalmatch iedereen in die rol zou gestrest, boos zijn
de functie zorgt voor die eigenschappen
Zelfde structurele factoren zelfde gedrag
Bv. slechte omstandigheden in gelijk welke fabriek arbeiders komen in
opstand
Sub-eenheden beïnvloeden elkaar
Bv. je werkt in fabriek van Antwerpen beïnvloedt door fabriek in ander
land verbonden met elkaar/netwerk
7. Principe 3: percepties = ‘irrelevant’
Sociale feiten toch autonoom en dwingend
o Gevoelens, instincten, behoeften = irrelevant, negeren, doen er niet toe
want structuren zijn autonoom
Bv. kapitein in voetbalploeg sowieso arrogant, doet er niet toe wat
zijn individuele gevoelens zijn
8. Principe 4: structurele factoren: gerelateerd met elkaar
“het sociale door het sociale verklaren”
Bv. landelijke-/industriestad: minder rijk, provincialistisch werkvoetbal
Hoofdstedelijk: rijk, cultureel ontwikkeld academisch voetbal
Bestuderen van de dwingende impact van kenmerken van structuren
Bv. Wat is uitgave van werkloosheiduitkering in verschillende landen en wat
is de impact ervan? ≠ individuele percepties = structurele
factoren/parameters