Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
ALLE hoorcolleges uitgewerkt Inleiding in de Rechtswetenschap VU Amsterdam €8,48   Ajouter au panier

Notes de cours

ALLE hoorcolleges uitgewerkt Inleiding in de Rechtswetenschap VU Amsterdam

 5 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Alle hoorcolleges uitgewerkt van het vak Inleiding in de Rechtswetenschap aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam. Week 1 t/m 7 volledig! Schema's, samenvatting etc. (geen werkgroep). Op het einde is nog extra theorie toegevoegd die volgde uit de zelfstudie vragen.

Aperçu 4 sur 62  pages

  • 10 avril 2024
  • 62
  • 2022/2023
  • Notes de cours
  • ?
  • Toutes les classes
avatar-seller
Hoorcolleges Inleiding in de Rechtswetenschap


Week 1 – Rechtsbegrip en rechtsvinding

Er zijn rechten om de mensen allemaal gelijk te stellen in hun vrijheid. Ook zijn de rechten er zodat het land
geregeerd kan worden door een bepaalde hogere organisatie; de regering/ Staten-Generaal. In een land moet
er een groep of persoon de leiding hebben.
Zo voorkom je ook chaos. Chaos en onrecht gecombineerd kunnen een soort burgeroorlog veroorzaken.

De basisfuncties van de 7rechtsorde

 Rechtszekerheid: Voorkomen van chaos. Kader waarin je vrij kunt leven. Verwijst naar het positieve
recht (het bestaande recht; wat nu bestaat) als subtiel juridisch kader voor menselijke interacties: het
normatieve moment
 Rechtvaardigheid: Verwijst naar waarden, opvattingen en ideeën die het rechtssysteem informeren,
voeden en als kritisch toetssteen van het positieve recht fungeren: het ideële moment
 Doelmatigheid: Verwijst naar de wisselwerking tussen het positieve recht en de wijze waarop mensen
zich feitelijk gedragen in de sociale werkelijkheid: het actuele moment
‘Werkt het recht?’


De drie momenten (dimensies) van het recht; Het driehoek model:




Het normatieve moment: Het positieve recht. Waarom is het raar als regels terug zouden werken?; Dat zou
onrechtvaardig zijn, in het algemeen, omdat je vroeger misschien nog helemaal niet zou afweten van die wet
dat die er zou komen. Je kan niet strafbaar worden gesteld voor iets wat nog niet strafbaar was gesteld op het
punt dat je ‘de daad’ had verricht. Bijvoorbeeld:

 Art. 4 Wet Algemene Bepalingen: De wet verbindt alleen voor het toekomende en heeft geen
terugwerkende kracht. (Dat is onrechtvaardig.)
 Art. 16 Grondwet en art. 1 lid 1 Wetboek van Strafrecht: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een
daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.



Het ideëel moment: Iedereen is voor de wet gelijk en er wordt van de mensen geacht om elkaar op
gelijkwaardige manier te behandelen volgens de wet. Het gelijkheidsideaal. Bijvoorbeeld:

 Art. 1 Grondwet: Allen die zich in NL bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie
wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is
niet toegestaan. (Het gelijkheidsideaal)

,Het actuele moment: Hoe het recht in de praktijk functioneert. Wordt het recht wel toegepast? Bijv:

 Art. 13 Wet Algemene Bepalingen: De regter die weigert regt te spreken, onder voorwendsel van het
stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan uit hoofde van regtsweigering vervolg
worden. (De rechter moet dus de zaak die hij wordt toegewezen behandelen en uitspraak doen.)

Zebrapad-recht

 Het normatieve moment: Het positieve recht m.b.t. voetgangersoversteekplaatsen.




 Het ideëel moment: Bescherming zwakkere verkeersdeelnemer (voetgangers) tegen de sterkere
verkeersdeelnemers (fietsers, gemotoriseerd verkeerd). Beschermt in het bijzonder hulpbehoeve en
minderjarige verkeersdeelnemers, zoals mensen met visuele beperkingen, kinderen, slecht ter been
zijnde etc.
 Het actuele moment: Daadwerkelijk gedrag rondom een zebrapad. Hoe handhaaf je een zebrapad?

Niet of minder reguleren is ook een vorm van reguleren. Zoals een ‘Shared Space’ waar verkeer door elkaar
rijdt, wat niet gehandhaafd wordt.
Echter, mensen aanzetten tot oplettendheid en zelfredzaamheid, roept ook weer problemen op.



Rechtsbegrippen hebben Open Texture. Regels zijn op zichzelf nooit heel duidelijk. Het zijn regels op papier
maar ze zijn altijd contextbepalend en lastig te interpreteren. Wat de rechter doet is vaak kijken naar een
juridisch vraagstuk en bepalen wat de beste oplossing voor dit vraagstuk is; Wat is de situatie en wat was van
toepassing op dat moment? De rechter moet in vaagheden de regels gaan interpreteren.

 Onduidelijkheid over betekenis en toepassingsbereik van begrippen positieve recht (intentionele en
extensionele vaagheid)
 De wetgever is niet in staat alle gevallen (casus) te voorzien die zich in de praktijk kunnen voordoen.
 De rechter biedt uitkomst in het concrete geval: rechtspraak doet er toe en vult de wet aan. De wet
loopt achter de samenleving aan. De wet die de rechter moet toepassen, loopt achter op de
ontwikkeling.
 Om de betekenis van een juridisch begrip te bepalen moet de rechter het positieve recht
interpreteren.
 Bij de interpretatie spelen de drie momenten steeds een rol

Bij het strafrecht moet de rechter zo dicht mogelijk bij de wet blijven. In het strafrecht bestaat het
legaliteitsbeginsel; als iets niet strafbaar was op het moment dat je datgene verricht, dan is het niet strafbaar.
Je kan echter ook strafbaar handelen als je volgens de maatschappelijke norm onbehoorlijk bent.

,Runscape-arrest HR 31 jan. 2012: Is een virtueel voorwerp in een computergame een ‘goed’ in de zin van art.
310 van het Wetboek van Strafrecht en dus vatbaar voor diefstal?



Dogmatische onderscheidingen positieve recht:

 Onder het positieve recht verstaan wij het door (bevoegde) mensen gemaakte (geponeerde) recht.
 Basisindelingen in het recht:
- Objectief (rechtsmassa) en subjectief (natuurlijke mensen, rechtspersonen) recht
1- Materieel (inhoudelijke gedragsvoorschriften) en formeel (wat moet er gebeuren als het misgaat?
Handhaving en (straf)procesrecht) recht
- Privaatrecht (tussen burgers onderling) en publiekrecht (tussen burger en overheid)
- Dwingend (publiekrecht, je kan er niet van afwijken) en aanvullend recht (privaatrecht, er kan van
worden afgeweken. Zoals contractsvrijheid)
 Zie hieronder


1. Privaatrecht: Het rechtsgebied dat de Publiekrecht: Het rechtsgebied dat de inrichting van de
rechtsverhouding tussen rechtssubjecten overheid regelt, en de betrekking tussen de overheid en haar
onderling regelt, en hun relatie tot burgers. Tussen overheid en burgers.
rechtsobjecten (goederen). Tussen Strafrecht en bestuursrecht behoren tot het publiekrecht. In het
burgers onderling. strafrecht staat vastgelegd welke gedragingen strafbaar zijn en
welke straffen hierop staan en via welke weg de strafoplegging
gerealiseerd kan worden. In het bestuursrecht staan de
besluiten van de overheid en aan welke regels de overheid zich
moet houden bij het maken van deze besluiten.
2. Objectief recht: Het geheel van Subjectief recht: Door het rechtssysteem erkende bevoegdheid
rechtsregels en normen. Heeft betrekking om naar eigen goeddunken bepaalde handelingen te stellen.
tot een rechtsmassa; iedereen. Heeft betrekking tot bepaalde (groep) rechtspersonen/
natuurlijke mensen.
3. Formeel recht: Wijze waarop het Materieel recht: Zien op de inhoud van rechten en plichten.
materieel recht wordt gehandhaafd, en Inhoudelijke gedragsvoorschriften. Hoe rechtspersonen zich
de procedure daarvoor (procesrecht). naar elkaar toe moeten gedragen in hun onderlinge verkeer.
4. Regelend recht: Aanvullend recht. Van dit Dwingend recht: Van dit recht kan je niet afwijken;
recht kan worden afgeweken en mag zelf publiekrecht.
aangevuld worden.

, Rechtsgebieden:




Interpretatie methoden:

- Grammaticale: Vaak sluit men voor de letterlijke interpretatie van de woorden van de wettekst aan bij
het gewone spraakgebruik. Wanneer de rechter zich nu op deze spraakgebruikelijke betekenis beroept
is dat grammaticale interpretatie. Dus de betekenis die men aan een wettelijke regel geeft, wordt
gerechtvaardigd door het spraakgebruik. (je kijkt naar de letter)
- Wetshistorische: Deze interpretatie sluit nauw aan bij de beoordeling van de wetgever. De wet wordt
uitgelegd aan de hand van de totstandkomingsgeschiedenis van de wettelijke bepalingen.
- Rechtshistorische: De rechter beroept zich voor het bepalen van de betekenis van een wetsartikel op
de rechtsgeschiedenis.
- (Wet) Systematische: De rechter beroept zich op het systeem van de wet. Hierbij wordt een wet in
een ruimere context geplaatst. Er wordt gekeken naar meerdere wetsartikel en naar de onderliggende
waarde waar het in de verschillende bepalingen in het recht en de wet om gaat.
- Teleologische: Beroept zich op de strekking van de wet. De strekking van de wet is de
rechtvaardigheidsidee die in de wet is neergelegd; de achterliggende bedoeling. (je kijkt naar de geest)
- Interactionistische (Maatschappelijke): Hoe de maatschappij erop reageert en hoe heeft de
maatschappij er invloed op?


(Als je op het tentamen een arrest krijgt, vermeld bij je antwoorden de r.o. waaruit je antwoord
vloeit!)

WIFZ
WIMZ

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur FNR. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

76747 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€8,48
  • (0)
  Ajouter