Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Media Economie - Lesnotities VOLLEDIG €6,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Media Economie - Lesnotities VOLLEDIG

 79 vues  1 fois vendu

Volledige lesnotities van alle lessen van het vak Media Economie (VUB) Gegeven door Professor Ballon

Aperçu 4 sur 56  pages

  • Non
  • H3, h5
  • 25 janvier 2019
  • 56
  • 2018/2019
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tout pour ce livre (2)
Tous les documents sur ce sujet (25)
avatar-seller
rebeccagiovanna
Media-economie

Waarom media-economie?
- Media-en cultuurproducten hebben zeer afwijkende economische karakteristeken
(vb schaarste)
- Actoren in mediamarkt handelen vaak anders dan door economische theorie
voorspeld (vb consumenten die blijven naar slechte programma’s kijken)
- Virtuele, symbolische laag van de economie wint sterk aan belang (vb uber)
- Er zijn specifeke publieke belangen bij de uitkomst van economische processen in de
mediasector o.a. door enorme ‘externe efecten’ (vb gewelddadige content)

Waarom media-marktstructuren?
- Marktstructuren tussen perfecte concurrente – monopolie (maar één aanbieder)
belangrijk, maar ook andere dimensies (vb high brow vd low brow)
- Ingrijpende verschuivingen (vb tussen adverteerders en omroepen) en diagonaal
tussen mediasectoren (vb tussen omroepen en internetbedrijven)

1. Micro-economie: uitgangspunten
1e hoofdstuk Engels boek lezen

Basisoverwegingen bij een standaard economische transacte
Voorbeeld van een fets:
- Kosten weten om de fets te maken en deze er ook uithalen, men wil geen verlies
maken. Zo kan je de prijs bepalen.
- En de opportuniteitskosten (de kosten om iets anders te gaan doen)
- De consument denkt aan het nut dat dat goed hem zal opleveren, wat is mijn
behoefe en wat heb ik ervoor over?
- Maar ook alternateven in overweging nemen: met hetzelfde geld zou ik iets anders
kunnen kopen dat mij misschien nog meer nut zal opleveren

 Op basis hiervan gaat de verkoper 2 keuzes maken: hoeveel ga ik aanbieden en tegen
welke prijs?
 Ook de consument maakt keuzes: hoeveel goederen ga ik vragen en hoeveel wil ik
daarvoor betalen?
Die afweging wordt door alle producenten samen gemaakt: hoeveel fetsen worden er
geproduceerd en tegen welke prijs?
De massa van de consumenten: wij vragen zoveel fetsen aan die prijs
Aantal x prijs (grafeek = aanbod vs. vraag
Als ik weinig geld voor een fets krijg ga ik er ook maar weinig maken
Als ik er veel geld voor krijg ga ik er veel maken
= logica van de aanbieder

Als de fets goedkoop is gaan er veel gevraagd worden
Als die duur is minder
= logica van de consument

,Er is één punt wanneer het aanbod overeenkomt met de vraag = maretevenwichtspunt
Op dit moment is iedereen tevreden en is er een perfect marktevenwicht = zoveel zullen de
fetsen gaan kosten.
 Marktevenwicht kan verschuiven, vb. wanneer er meer fetsen aangeboden worden door
concurrenten op de markt. Er zullen dan meer fetsen verkocht worden maar aan een lagere
prijs om de concurrenten bij te benen.

Het concept van de marginale eost: de kost voor mijn bedrijf om één extra goed te maken.
In het begin zit de marginale kost hoog, voor de eerste fets die ik maak. Daarna maak ik er
meer en meer en gaat de marginale kost dalen. Vanaf dat ik aan de marktprijs zit begin ik
winst te maken.
Mijn bedrijf gaat zo groot worden dat ik verlies aan efcicnte en mijn marginale kost terug
gaat stjgen. Ik stop wanneer ik terug kruis met de marktprijs. Als ik daarboven ga, ga ik
verlies maken. (zie curve)
= De wet van de toenemende marginale kost
= EN wet van de afnemende meeropbrengst (vb als je maar één persoon bij een
vuilkar laat werken gaat dat super traag gaan. Wanneer je hier nog een persoon
bijzet gaat het veel sneller en stjg je in efcicnte. Is het, het nog waard om er nog
een derde aan toe te voegen? Ja, eentje links en eentje rechts + bestuurder. Mijn
efcicnte gaat verhogen maar niet meer zoveel)
 Eerst de toenemende efcicnte en daarna een dalende meeropbrengst.

Neo-klassieke uitgangspunten
Als ik die private goederen heb die schaars zijn, kan ik die aanbieden aan de vragers en kan ik
het marktevenwicht te weten komen en mijn prijs bepalen.
GEEN enkele van deze uitgangspunten klopt voor de media.


2. Karakteristieken van mediagoederen

Aard van mediagoederen
Informate is eerder een proces en geen product. Informate is immaterieel en niet schaars.
Informate is niet rivaliserend: wanneer je een appel eet is die niet meer beschikbaar voor
anderen. Als andere die appel willen moeten ze rivaliseren. Bij informate is dit veel
moeilijker. Je kan die informate verwerken maar die blijf evenwel beschikbaar voor
anderen.
Informate is niet exclusief: ik geef de appel enkel aan jou als je mij betaalt en anders niet.
Als ik je informate geef en je betaalt me dan moet ik ervoor zorgen dat andere die info niet
krijgen. Daarom is het moeilijk niet-betalers uit te sluiten.
Consequente: niemand wil ervoor betalen want je kan ze ook krijgen als je niet betaalt =
free-riding probleem  vb vuurtoren: is belangrijk voor schippers, heef veel waarde voor
elke schipper. Nieuwe vuurtoren en je gaat geld vragen aan schippers (zie grafek)
Het is altjd ratoneler/logischer als je niet betaalt.
De vuurtoren zal er dus mogelijks ook niet komen
 Marktfalen: de overheid kan ingrijpen door middel van belastngen, en hiermee de
vuurtoren betalen. De normale economische oplossing: de overheid moet het aanbieden
want de markt faalt.

,In het begin is er vaak wel een initcle schaarste. Voordat informate breed gedeeld kan
worden is er toch nog vaak een moment dat hij schaars is.

Mediabedrijven crecren schaarste
Houdbaarheid beperken: ‘Je moet het vandaag weten, nu! Morgen is het te laat’
Opdelen van consumentenmarkt: de consumenten opdelen in subcategoriecn zodat mensen
het gevoel hebben dat bepaalde informate enkel en alleen voor hun bedoeld is en dit dus
moeten weten

Indien het niet lukt:
Ga ik er stekem reclame in steken zodat adverteerders mij betalen voor de ‘eyeballs’, de
reclame die ik vertoon, zodat ik kan overleven in een markt van mediagoederen.

Externaliteiten of externe efeeten
Vb. al de kosten die VW gemaakt heef moeten verrekend worden in de prijs. Stel dat zij
sjoemelsofware installeerden in de auto en dit negateve gevolgen heef. Zij crecren
stekem veel kosten i.v.m. gezondheidskosten, door de sofware, enzovoort die niet
verrekend worden in de prijs. Dit is opnieuw marktfalen.

Het probleem is dat je deze externe efecten niet kan voorspellen. Je weet niet welke
content negateve of positeve efecten zal teweegbrengen.
Maar er is ook sprake van overheidsfalen: niet de goede middelen en kennis om te weten
wat ze juist moeten verbieden of doen.

De aard van het aanbod
R&D = research and development
Je maakt altjd eerst een prototype
Het speciale aan media is dat je elke dag een nieuw ‘product’ hebt. Morgen is er een nieuwe
krant, een nieuwe uitzending… je begint elke keer opnieuw. Dus elke keer maak je dus een
prototype waarbij je altjd veel kosten moet uitgeven om die eerste kopie te maken. De
basisactviteit van een mediabedrijf is die kennis om dat eerste prototype te maken. Kost dus
niet zozeer bij producte maar bij de preproducte alvorens je het eerste product gemaakt
hebt. Maar de reproductekosten zijn dan weer heel laag. Kan makkelijk gedrukt en
uitgezonden worden. Dit is dus anders dan bij een gewone economie.
Een andere vorm van marktfalen  schaalvoordelen = je gaat altjd als aansporing
hebben om als bedrijf zo groot mogelijk te worden. Je hebt alle kosten al gedaan voor
die eerste kopie, die haal je eruit om dat mediagoed zo breed mogelijk te gaan
verspreiden, gaat makkelijk want marginale kosten zijn laag. Geen natuurlijke rem.
Dit leidt tot meer concentrate, kleine bedrijven kunnen door de hoge
ontwikkelingskost zich maar op een kleine oppervlakte verspreiden. De grote
bedrijven gaan dus altjd een voordeel hebben t.o.v. de kleinere bedrijven.

Waar ga je je als klein bedrijf dan op richten om zo groot mogelijk te worden?
 Je moet ervoor zorgen dat je de intellectuele rechten hebt van de content en die
packagen (in een bredere context zoals tv, enz..). Dus ik kan content aan zoveel mogelijk

, mensen tonen. De grote bedrijven doen wel een beetje aan eigen content create maar
vooral dat die packaging/verspreiding zoveel mogelijk gebeurt.
Bundeling en sandwiching (duurdere en goedkopere content afwisselen, de duurdere
op de drukke momenten op tv zodat veel mensen het zien)
Het geld en de macht zit dus bij de bedrijven die aan packaging en distribute doen.
Die proberen veel formatng te doen, dus telkens hetzelfde soort dingen, zodat ze niet te
veel createf moeten zijn, zo schakel je mogelijke kosten uit.

Wet van Baumol (Amerikaanse econoom, de jaren 50/60) kan op verschillende manieren
geïnterpreteerd worden.
Hoe gaan industriecn doorheen de tjd groter worden en winst maken? Door efcicnter te
worden. (Aandeelkoersen gaan vaak omhoog wanneer er een groot aantal mensen wordt
ontslagen= dezelfde producte maar met minder mensen)
Het verhogen van de productviteit is een van de manieren om concurrenten voor te blijven
en winst te maken.
Hoe zit het met de culturele industrie? Hier zit het verschil zegt Baumol, deze is anders dan
de gewone industrie, omdat we daar met een structureel probleem (cost disease) zitten.
Hier wordt alles nog met mensen gedaan en niet met machines, vb. een theater met
machines kan niet. Hier staat dus een rem op het vervangen van menskracht door machines
en staat er dus een rem op die productviteitsgroei. Die typische menselijke factoren kan je
niet zomaar gaan automatseren. Die mensen van de cultuursector krijgen eveneens opslag
en blijven met hetzelfde aantal mensen werken, dus de kosten gaan ook omhoog.
Gevolgen?
- Je kan het op een positeve manier bekijken. Je gaat je minder zorgen maken over de
materiele dingen en gaat je meer toeleggen op media en cultuur (immatericle
economie)
- Negatever. Waarom zou iemand investeren in die cultuurindustrie als die nooit
productever wordt (cost disease)? Er gaat minder en minder geld naar cultuur
vloeien omdat daar minder winst te halen is. De overheid zal het moeten doen want
de privésector wil hier niet in investeren.
- Nog negatever. We gaan geen geld pompen in cultuur, de subsidies nemen ook af.
We zullen moeten blijven beroep doen op dat privé-initatef. Maar de
productviteitsstjging moet ergens anders uit gehaald worden. De privésector zal dus
wel actef blijven hierin maar jaar op jaar met minder inspanning, creatviteit en
minder kwaliteit om toch een stukje van die cost disease te gaan opvangen.
- (ICT als antwoord op Wet van Baumol?k = we hebben misschien de technologie
gevonden om die productviteitsstjgingen toch naar omhoog te helpen. Dit is een
manier om ongeveer hetzelfde te gaan produceren als media maar met minder
kosten. Maar is dit een volledig of gedeeltelijk antwoord? We hebben misschien ook
de theorie gevonden die op kennis werkt (niet meer op fysieke processen) Baumol
wet: leidde tot structurele achterstand, alles wat tot kennis leidde. Enorme
productviteitsstjgingen.

De aard van de vraag
Als het media betref maken we meestal geen ratonele keuzes. Vandaar dat media content
difuus, meerlagig (als je denkt dat je naar een documentaire opzoek bent maar uiteindelijk
kijk je naar ‘huizenjacht’). Het is onmogelijk om onze behoefe naar media uit te drukken op

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur rebeccagiovanna. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53340 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49  1x  vendu
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté