Dit document bevat een samenvatting van de theorie van periode 3 van het eerste leerjaar. Onderwerpen die aanbod komen zijn: bindweefsel (adaptatie en herstel), perifeer zenuwstelsel (prikkelgeleiding en overdracht), fysiologische processen (mobiliteit, stabiliteit, spierkracht), pijn (poorttheorie...
Ontstekingsfase
Doel = bloedstelping, infectiebestrijding en opruimen van weefsel
• Verwijderen van oorzaak pathologie
• Verwijderen beschadigd weefsel
• Repartie weefselstructuur (litteken)
• Herstel weefselfunctie
Kenmerken:
• Rubor → Roodheid
• Tumor → Zwelling
• Dolor → Pijn
• Calor → Warm
• Functio leasie →Functie beperking
Mastcellen, hierin zit
• Histamine: vaten uit elkaar zetten (openen)
• Bardicanine: zorgt voor pijn
• PGE: zorgt voor meer opening van vaten
• Substinse-P: zorgt dat vrije zenuweinde gevoelig blijven voor de pijn
Bij letsel kan een bloedvat te ver open gaan staan waardoor je de volgende situatie krijgt:
Hier kunnen cellen uittreden → granulocyt (=pus)
Doel = bestrijding geven van mogelijke infectie
Macrofaag → zit in weefsel
Alarmstoffen zorgen ervoor dat macrofaag naar de juist plek gaat.
→ zorgt dat grote kapotte delen opgeruimd worden
Marcofaag geeft interleukine af, die geeft een signaal dat alle stoffen zijn opgeruimd en dat de
ontstekingsfase wordt afgerond. Dus histamine, bardicanine, PGE en sustinse-P neemt allemaal af.
Bij het vrijkomen van interleukine komt cortisol vrij. Dit zorgt voor remming van macrofagen, dus minder
goede opruimwerkzaamheden. Cortisol komt vooral bij stress. Wanneer iemand gestrest is voor een
trauma, wordt er gebouwd op een mogelijk minder goed fundament → herstel duurt dan langer.
Beschadigd weefsel levert:
- Basic fibroblast groei factor (bFGF)
- Epidermale groei factor (EGF)
Binding aan speciale receptoren op de fibroblastenmembraan
Stimulus van eiwitsynthese door DNA-activatie
Deze fase is zuurstofarm waardoor de fibroblast nog niet actief is. Wanneer ontstekingsfase afneemt
komt er weer meer zuurstofrijkbloed waardoor de fibroblast gaat werken. Dit is de overgang naar de
proliferatiefase
,Proliferatiefase
Doel = is nieuwvorming van capillair netwerk en synthese van type 3 collageen. Zuurstof en vitamine C zijn
voorwaardelijk voor herstel.
• Gedoseerd belasten
• Vaak oefenen
• Gehele bewegingstraject
• Niet roken (zorgt dat er minder O2 aanwezig is.)
Fibroblast = maker van bindweefsel
→ maakt collageen, fibronectine, fibriline, elastine en de matrix
Fibroblasten maken procollageen, als bouwsteen voor fibrillen.
Het bestaat uit 3 eiwitketens die spiraalvormig in elkaar zijn gewond
De vorm zorgt voor een betere treksterkte.
Fibroblast verplaatst zich met lamellipodium over het collagene
fibrillen, doordat integrine hecht aan het collagene fibril. Met zijn
microspikes tast hij de omgeving af.
Vervolgens wordt de fibroblast vervormt, waardoor deze
geactiveerd wordt om te produceren.
Er wordt collageen gemaakt. Dit is nodig voor het opvullen en
maken van weefsel.
Dit doet de fibroblast in een groepje. De fibroblast gaat er alleen
naar toe maar vervolgens hechten allerlei fibroblasten zich bij elkaar en aan elkaar, doormiddel van hun
cytoskeletten. Hierdoor kunnen ze ook informatie aan elkaar doorgeven.
Dus: als 1 vervormt wordt, wordt de rest ook vervormd (bijvoorbeeld probleem is bij de pols maar bij de
schouder vindt er ook nog vervorming plaats.
Dit proces heet → mechanotransductie (kan mechanisch, elektrisch en chemisch)
Door de trekkracht aan de fibroblast gaat de fibroblast groei, dus hierdoor kan hij ook meer produceren.
Wanneer trekbelasting afneemt, gaat hij weer minder produceren.
Het groeien van fibroblasten kost ATP, dus energie.
Protomyofibroblast → kan licht aanspannen
Myofibroblast → kan het weefsel echt naar zich toetrekken
Door trekkracht wordt een fibroblast omgezet in een myofibroblast.
MMP-3, MMP-8, MMP-9, MMP12 → ruimen overtollig collageen op
In dag 28 einde van proliferatiefase, weefsel is dicht maar kan nog wel alle kanten op liggen (collageen
type 3). Er is dan geen activiteit meer van de fibroblasten.
Niet te vroeg beginnen met trekken aan het weefsel anders ontstaan een te veel myofibroblasten, wat
het herstel alleen maar langer laat duren.
Voor fysiotherapeut:
• Trekbelasting voor herstel
• Beweging (ROM), geen kracht!
• Dosering
• Vroege interventies of preventie (als er verkleving is → lagere dosering)
,Remodelleringsfase
Doel = versterking van het collageen (type 3→ 1) en herstel naar een duurzame situatie
• Intensiever belasten
• Eindstandig belasten
• Geduld → duurt lang
In het begin ligt het weefsel nog erg door elkaar (collageen type 3).
Door functioneel belasten → gaan niet belasten vezels weg door MMP-1
Na een tijd worden de vezels dan alleen nog maar aangelegd in de functie waar om gevraagd wordt.
Bij kinderen wordt het weefsel precies hetzelfde als voor het letsel. Hoe ouder je wordt hoe minder
precies het weefsel terug hersteld. Hoe snel dit proces gaat hangt ook af van waar het letsel heeft
plaatsgevonden.
In deze fase is aanmaak en afbraak van bindweefsel ongeveer gelijk, er komt dus niet meer bij. Maar het
weefsel wordt wel functioneler. Dit komt doordat er steeds meer verbindingen ontstaan tussen het
weefsel (hierdoor wordt het weefsel treksterker).
Intergratiefase = sensoren en zenuwen moeten ingroeien in het bindweefsel (hoort bij remodellering).
Hierna ben je functioneel volledig belastbaar.
Als er nog niet volledige ingroei is van sensoren en zenuwen ben je kwetsbarder voor een volgende
blessure.
Fout per fase:
Ontstekingsfase: geen rust nemen
Proliferatiefase: niet voldoende bewegen, niet laag gedoseerd belasten, te snel beginnen
Remodelleringsfase: geen opbouw in belasting, onderhoud is belangrijk!
Myofascia
Tussen en binnen spieren moet een bepaalde vergeleiding mogelijk zijn. Bij letsel moeten de lagen die
voor vergeleiding zorgen ook goed herstellen. Beweging is hiervoor belangrijk. Als je niet beweegt gaan de
glijlagen aan elkaar plakken.
Gedoseerd rek (20-30% voor 10min 2x/per) geeft inhibitie van collageensynthese voor enkele dagen en
vermindert kans op adhaesies (=vergroeing). Oefen en rek standspecifiek.
, College: mobiliseren bij pathologie
Het inversietrauma → meestal lig. Talofibularis anteroir aangedaan (fibula beweegt naar dorsaal)
ig. Talofibularis anteroir → probleem van bovenste spronggewricht.
Inversietrauma = rotatietrauma en zorgt voor een dorsaalfelxiebeperking
→ bij het naar achteren wegdraaien van de laterale malleolus kan het ventrolaterale kapsel-
/bandapparaat beschadigen.
Passieve (in)stabiliteit:
1. Gewrichten zijn glad
2. Hierdoor dient de reactiekracht ten alle tijden loodrecht op het contactoppervlak te staan.
→ anders is er het risico op ‘uitglijden’ van het gewricht → (sub)luxatie
Spieren kunnen zorgen voor een stabiele positie. Bij het kniegewricht bijvoorbeeld door hamstring en
quadriceps te gelijk te laten aanspannen → cocontratie
Nadeel: de positie is niet meer flexibel, als je je been meer wil buigen is het gewricht weer uit balans.
De oplossing hiervoor zijn ligamenten. Deze hebben een belangrijk sturende functie in het gewricht, met
name voor het richten van reactiekracht. Bij iedere gewrichtsstand is een deel van het ligament
verantwoordelijk voor de arthrokinematische sturing.
Bij een distorsie (verstuiking) zijn de ligamenten niet meer in staat om het evenwicht te waarborgen,
waardoor instabiliteit ontstaat. De functie van een ligament of kapsel is ook als bewegingsstuurder. Bij
een distorsie zorgt dit dus voor een bewegingsbeperking.
Dus bij distorsie waarbij ligameten zijn aangedaan → bewegingsbeperking en instabiliteit
Hamstringblessure
• Ogenblikkelijke pijn, maar naar een tijdje kan iemand langzaam aan weer wandelen (hamstring is
niet nodig voor wandelen)
Zijn 2 type hamstringblessure:
• Sprinttype (lager, bij overgang van spier naar pees) → vooral bij biceps femoris
• Stretchtype (meer aan craniale zijde, bij origo) → bij extreme verlenging
Bij sprint ga je heel snel van een concentrische contractie naar een excentrisch (wanneer het been naar
voor wordt gezwaaid moet de hamstring de beweging remmen)
Het inversietrauma en de hamstringblessure hebben een hoog recidiefprobeem. (75% kans op terug
binnen 1 jaar).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur joellavandenberg56. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.