SAMEVATTING INLEIDING
PRIVAATRECHT
Maastricht University
,Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Vermogen en vermogensrecht
Vermogen en vermogensrecht
Vermogen is het geheel van op geld waardeerbare – in de economische sfeer liggende – rechten en
verplichtngen die iemand heeft dus het geheel van actva en passiva. Actefposten vormen
bijvoorbeeld de eigendomsrechten en vorderingen. Het tegenovergestelde van een vordering is een
verplichtng of een schuld. Alle schulden vormen passiefposten. Binnen het vermogensrecht bestaan
objectef en subjectef recht. Het objecteve recht is het geldende recht: de binnen een bepaald
rechtsgebied op een bepaald tjdstp geldende regels. Het vermogensrecht houdt dan in: ‘alle regels
met betrekking tot de subjecteve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen
vormen’. Een subjectef recht is een aan iemand toekomende bevoegdheid. Een vermogensrecht
betekent dan een aan iemand toekomende bevoegdheid. Een vermogensrecht betekent hier een aan
een bepaalde persoon toekomend recht dat deel uitmaakt van zijn vermogen.
Goederen en verbintenissenrecht
De subjecteve vermogensrechten vallen te onderscheiden in rechten met betrekking tot goederen
en rechten met betrekking tot personen. Het goederenrecht is dat deel van het objecteve
vermogensrecht dat betrekking heef op de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed. Aan
wie behoort het goed toe? Het verbintenissenrecht is dat deel van het objecteve vermogensrecht
dat betrekking heef op de rechtsverhouding tussen een persoon en een andere persoon. Heef een
persoon recht op schadevergoeding door degene die hem schade heef toegebracht? De term
verbintenis ziet op de rechtsverhouding tussen twee personen op grond waarvan de een een
subjectef recht heef tegenover de ander en die ander een verplichtng heef tegenover de eerste.
Het subjecteve recht noemt men een vorderingt bijvoorbeeld de vordering tot terugbetaling van een
uitgeleende geldsom.
Verschil in subjecteve rechten
In het goederenrecht hebben we telkens te maken met rechten op goederen die de rechthebbende
in beginsel tegenover iedereen kan inroepen. Dit heet een absoluut recht. In het verbintenissenrecht
hebben we in beginsel te maken met rechten die niet tegenover iedereen inroepbaar zijnt maar
slechts tegenover een bepaalde persoont namelijk degene met wie men in een verbintenisrechtelijke
verhouding staat. Een dergelijk recht heet een relatef recht; het is slechts in relate tot een bepaalde
persoon tot gelding te brengen.
De absolute rechten kenmerken zich door hun derdenwerking. Juist omdat zij rechtstreeks de posite
van derden rakent kent de wet een gesloten systeem van absolute rechten. Het objecteve recht
erkent slechts de in de wet geregelde absolute rechten. Het verbintenissenrecht kent een open
systeem van verbintenissen. Het staat partjen in beginsel vrij die verbintenissen in het leven te
roepen die zij zelf willen. Het goederenrecht bevat dan ook in overgrote mate dwingend rechtt hier
kan in beginsel niet van worden afgeweken. Het verbintenissenrecht is echter in vergaande mate
regelend rechtt dat wil zeggen dat partjen vrij zijn om van de wetelijke bepalingen af te wijken.
1.2 Opzet boek
Het vermogensrecht is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. De wetgever heef bij de indeling van het
vermogensrecht gekozen voor de systematek van algemeen naar bijzonder. Het meest algemene
deel vormt boek 3: ‘Algemeen deel van het vermogensrecht’. Boek 5 vormt een meer bijzonder deel
,met de regeling van de zakelijke rechten als eigendomt erfpacht en enkele andere absolute rechten
op zaken. Boek 6 is zowel een bijzonder als een algemeen deel.
Een bijzonder deel omdat het verbintenissenrecht tot het vermogensrecht behoortt waarvan Boek 3
het algemeen deel vormt. Een algemeen deel omdat het voor alle verbintenissen
gemeenschappelijke regels geef. De laagsgewijze opbouw brengt een trapsgewijze werking met zich
mee. De wet kent in de vorm van schakelbepalingen ook nog een alternatef systeem voor het
creeren van algemene delen. Zij ontlenen hun naam daaraan dat zij andere wetsbepalingen
inschakelen door deze van overeenkomstge toepassing te verklaren.
Het meest verstrekkend is de schakelbepaling die bepaalde vermogensrechtelijke bepalingen
tot een algemeen deel maakt dat ook buiten het vermogensrecht gelding krijgtt zie art. 3:59
BW. Minder vergaand is de schakelbepaling die een specifeke regeling tot een algemeen deel
voor het gehele vermogensrecht maaktt zie art. 6:216 BW. Een derde soort vormt de
schakelbepaling die geen algemeen deel scheptt maar een bepaalde materie regelt door naar
andere bepalingen door te verwijzent zie art. 3:98.
Hoofdstuk 2 Absolute rechten op
goederen
2.1 Eigendom
De eigenaar en zijn recht
Eigendom is geregeld in Boek 5t met als opschrif: ‘Zakelijke rechten’. Art. 5:1 lid 1 omschrijf
eigendom: ‘Eigendom is het meest omvatende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.’ Art.
5:1 lid 2 bepaalt dat het de eigenaar vrijstaat met uitsluitng van eenieder van de zaak gebruik te
maken. hij heef aldus het recht op het vrije genot daarvan en hij kan anderen van dit genot
buitensluiten. Dat dit exclusieve recht op het genot van een zaak een kenmerk van het
eigendomsrecht ist betekent niet dat de eigenaar ook altjd feitelijk het genot heef. Hij kan zijn
eigendom bijvoorbeeld uitlenen. De eigenaar kan ook anderen het genot van de zaak toestaant een
voorbeeld is het verhuur van een huis. Ook komt de eigenaar met uitsluitng van eenieder het recht
toe om over zijn zaak te beschikken. Aldus kan alleen hij een ander tot eigenaar van die zaak maken.
Ook het recht te beschikken over datgene waarvan men eigenaar ist kan men door een ander laten
uitoefenen.
Evert wil een hem toebehorend schilderij verkopent maar kent de markt niet. Hij draagt
daarom galeriehouder Frans op het voor een geode prijs te verkopen. Door die afspraak is de
niet-eigenaar Franst naast eigenaar Evertt bevoegd gebruik te maken van de in beginsel voor
Evert gereserveerde bevoegdheid over het schilderij te beschikken.
Beperkingen aan het recht van de eigenaar
Het genots- en beschikkingsrecht van de eigenaar is niet onbeperkt. Dit is te zien in art. 5:1 lid 2. Het
stelt weliswaar voorop dat de eigenaar het vrije gebruik van zijn zaak toekomtt maar laat daarop
onmiddellijk volgen ‘mits die gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wetelijke
voorschrifen en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen in acht worden genomen’.
Hebben ook anderen tegenover de eigenaar recht op gebruik van de zaakt dan beperkt dit het vrije
gebruik door de eigenaar. Een voorbeeld is dat voor het verstrijken van de uitleentermijn de
bibliotheek niet de bevoegdheid heef om een uitgeleend boek bij de lener op te halen. Er zijn ook
wetelijke beperkingent een voorbeeld hiervan is het verbod om een pand te verbouwen dat op de
, monumentenlijst staat. Ook begrenst het ongeschreven recht het vrije genotsrecht van de eigenaar.
Zij mag niet maatschappelijk onaanvaardbaar zijn.
Misbruik van eigendomsrecht
De eigenaar die zijn eigendomsbevoegdheden op zodanige wijze uitoefent dat tegenover zijn belang
een onevenredig grote schade bij de en ander ontstaatt schendt een betamelijkheidsregelt die
‘misbruik van eigendomsrecht’ oplevert. Art. 3:13 lid 1 BW geef met betrekking tot misbruik van
bevoegdheid een algemene bepaling: ‘Degene aan wie een bevoegdheid toekomtt kan haar niet
inroepent voor zover hij haar misbruikt.’
Vervolgens stelt lid 2: ‘Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen
- met geen ander doel dan een ander te schaden of
- met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of
- in geval ment in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en
het belang dat daardoor wordt geschaadt naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen
komen.
A. Arend heef een stuk grond. Vanuit hij zijn huis kijkt uit hij over het mooie landschap van het
perceel van Bart. Bart plaats staketsels met vuile lappen eraan om Arend te sarren en bouwt een
lelijke watertoren die niet operatoneel is.
B. Het tweede geval kan zich bij de uitoefening van eigendomsbevoegdheden niet voordoen.
Eigendom is niet aan de eigenaar verleend met een bepaald doel; eigendom is geen doel-gebonden
recht.
C. Arend bouwt een garage op de grond tussen zijn huis en de erfscheiding van Bart. De landmeter
constateert echter dat de garage in haar volle lengt 70 centmeter op het terrein van Bart staat.
Arend biedt schadevergoeding aant dit weigert Bart. Bart eist afraak van de garage. Duidelijk is dat
Arend ongeoorloofd het eigendom van Bart heef geschonden door zonder zijn toestemming hierop
te bouwen. Dat hoef een eigenaar in beginsel niet te duldent zodat hij afraak kan eisen. De baten
van Bart zijn echter een stuk kleiner dan het verlies voor Arend als de garage moet worden
afgebroken.
Hinder
Bij hinder gaat het erom dat de een de ander zodanig in de uitoefening van diens subjecteve recht
belemmert dat die ander dat niet hoef te accepteren. Voor het veel voorkomende geval van hindert
toegebracht aan de eigenaar van een erf door die van een nabij gelegen erft is dit vervat in art. 5:37
BW: ‘De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artkel 162 van Boek 6
onrechtmatg ist aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van
rumoert trillingent stankt rook of gassent door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen
van steun.’
Het handhaven van een eigendomsrecht
Uitgangspunt van art. 5:1 lid 2 is dat de eigenaar met uitsluitng van eenieder de bevoegdheid
toekomt tot het vrije gebruik van de zaak. Dit betekent dat het eigendomsrecht exclusief is en tevens
dat de eigenaar zijn recht kan handhaven tegenover derden die hem beleten in de rechtmatge
uitoefening van zijn recht. Het recht van de eigenaar heef aldus absolute werking. Niet de wett maar
de rechtswetenschap noemt daarom het eigendomsrecht een absoluut recht.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur LisajUM. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.