Business basics
1) Micro-economie
1. Inleiding
Aan bijna alle menselijk handelen, zit een economisch aspect: keuzes maken
Elementen van die keuze:
- Veel behoeften
o Primaire behoeften: levensnoodzakelijke behoeften:
Basisvoeding, kleding, verwarming
o Immaterieel: slapen, liefde, …
o Materieel: eten, geld, …
o Collectieve behoeften
Onderwijs, wegen, …
o Individuele behoeften
Ontspanning, …
- Schaarse middelen
o Niet alles is er voor altijd, de meeste dingen geraken op
- Keuzeprobleem
Definitie van economie:
- Economie is de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften, met behulp
van schaarse middelen
Economische goederen (schaarse middelen):
- Consumptiegoederen
o Wordt geconsumeerd
o Verbruiksgoederen
o Gebruiksgoederen
- Investeringsgoederen
o Je geeft meer waarde aan andere goederen dankzij dit goed
o Vlottende investeringsgoederen
Gebruik je maar 1 keer
Bv. meel om brood te maken
o Kapitaalgoederen
Kan je blijven gebruiken
Consumptie:
- Gebruik van economische goederen voor niet-productieve doeleinden, het gaat gepaard met
besteding van het inkomen
Productie:
, - Scheppen van economische goederen of toevoegen van waarde aan economische goederen,
het gaat gepaard met verwerven van inkomen
Ceteris paribus: als het product gelijk blijft, maar de prijs stijgt, gaat de vraag dalen
Micro-economie:
- Bestuderen van gedrag van een individuele (gezins- of bedrijfs-) huishouding (vb. Delhaize,
Volvo, AB Inbev)
o BNP Paribas verhoogt de rente voor hypothecaire leningen
o Brantano is failliet
Meso-economie:
- Bestuderen van gedrag van groepen van huishoudingen (vb. Belgische supermarkten, de
autosector, de bierfabrikanten)
o Vier Vlaamse havens gaan samen in zee
Macro-economie:
- Bestuderen van gedrag van alle bedrijven, alle gezinnen, alle overheidshuishoudingen. De
economische grootheden van een land (of groter) worden opgeteld. (vb. Belgische economie,
de Europese economie, de wereldeconomie)
o Eurocrisis doet minder eten
o Belgische economie veert op
o ECB verhoogt de rente
2. Consumenten
Optimale keuze wordt beïnvloed door
- Economische factoren: budget
- Niet-economische factoren: preferenties, voorkeuren
- Sociologische factoren: gezinssituatie, sociale klasse, religie, woonplaats, nationaliteit
- Psychologische invloeden: persoonlijkheid, levensstijl, attitude
Prijsvraagcurve
- Relatie tussen de hoeveelheid van de vraag en de prijs van één goed
- We gaan ervan uit dat alle andere factoren (preferenties, inkomen en prijzen andere
goederen) constant zijn. Dit is de bekende ceteris paribus voorwaarde.
- De individuele vraagcurve geeft de hoeveelheden weer die een consument bereid is te kopen
tegen een reeks van prijzen. Met elke prijs correspondeert dus een bepaalde gevraagde
hoeveelheid.
- Bij prijsverandering
o Aanbod blijft zelfde, vraag daalt
, - Bij meer inkomen: curve verschuift naar rechts
o Je hebt meer geld, dus ga je meer willen kopen
- Bij minder inkomen, verschuiving naar links
- Factoren die de collectieve vraag mee bepalen:
o De grootte en samenstelling bevolking
o Inkomen
o Inkomensverdeling
o Toekomstvooruitzichten
o Preferenties van de consumenten
o Het vermogen
o De prijzen van andere goederen
Consumptiegedrag
- Beïnvloedende factoren op de consumptie
o Prijzen
o Beschikbaar inkomen
o Vermogen
o Kredietmogelijkheden
o Beschikbaarheid van de liquide middelen (geld)
o Consumptie van andere gezinshuishoudingen
o Economische situatie
Meting van de prijzen
- Algemeen prijspeil
o gemiddelde van de prijzen van alle soorten goederen die men op de Belgische markt
verhandelt
o Veranderingen in dit algemeen prijspeil = worden gemeten door het indexcijfer der
consumptieprijzen
- 4 voorwaarden waaraan indexcijfer moet voldoen:
o Representatief: ‘Met alle prijzen rekening houden’ – indexkorf: geheel van g&d die
representatief zijn voor ons consumptiepatroon
o Soepel: ‘Consumptiegedrag wijzigt’
-> dit leidt soms tot wijziging van de indexkorf
o Gewogen: ‘Volgens belangrijkheid in uitgaven’
o Geijkt: ‘Prijs van dezelfde producten op zelfde manier meten’