Coachen: Aannames binnen oplossingsgericht werken (H7)
Samenvatting trainingsvaardigheden
Vaardigheidstoets project in de praktijk (blok 1) - Gehaald met een 8,9
Tout pour ce livre (10)
École, étude et sujet
Hogeschool van Amsterdam (HvA)
train the trainer
Tentamen train the trainer
Tous les documents sur ce sujet (1)
1
vérifier
Par: isakonijn • 4 année de cela
Vendeur
S'abonner
Eclair54
Avis reçus
Aperçu du contenu
Oefenvragen
1. Wat is trainen ?
2. Wat zijn de vijf hoofdingrediënten voor de effectiviteit van een training ?
3. Welke vier niveaus van effect en ambitie zijn er ?
Leg ze uit en leg uit welke binnen de beïnvloeding van de trainer ligt.
4. Uit welke vier stappen bestaat de samenwerking tussen opdrachtgever en trainer/adviseur
bij het tot stand komen van een in-company training?
5. Wat is de vertrouwensformule ?
6. Leg de gespreksstructuur van een intakeproces uit.
7. Welke drie aspecten zijn belangrijk voor trainen in een organisatiecontext ? Leg ze uit.
8. Waar moet je aan denken op het gebied van timing en organisatie bij een training ?
9. Wat bieden leerdoelen ?
10. Wat is de volgorde van het opleidingsmodel ?
Follow-up activiteiten/leerdoelen concretiseren/maken van een
draaiboek/leervraag/onderzoek: intake en/of leerbehoefteninterviews/leerdoelen
formuleren/leerdoelen concretiseren/training uitvoeren/evt. pilot en bijstellen/evalueren/
evt. toetsen aan opdrachtgever/ontwerpen van training.
11. Op welke manieren kun je de leerbehoeften onderzoeken ?
12. In welke drie stappen formuleer je de leerdoelen ?
13. Wat zijn de richtlijnen voor het concretiseren van leerdoelen ?
14. Wat voor soorten concrete leerdoelen zijn er ?
15. Leg uit wat mind-mapping is en wat het voordeel hiervan is.
Leg de stappen uit.
16. Wat zijn de succesfactoren van een training ?
17. Wat is OMA en wat is de werkwijze bij het ontwerpen van een trainingsprogramma ?
18. Neem een voorbeeld van een rode draad in het trainingsprogramma.
19. Wat vindt je in een draaiboek ?
20. Welke vijf aspecten zijn belangrijk bij het draaiboek ?
21. Op welke criteria kan je een draaiboek beoordelen ?
22. Hoe maak je een trainingsdesign
23. Op welke vier effectniveaus van Kirkpatrick kan je evalueren ?
24. Wat doe je tijdens tussentijds evalueren en wat doe je tijdens afsluitend evalueren ?
25. Welke methoden van evalueren zijn er ? Noem er drie per soort evalueren.
26. Wat is het verschil tussen evalueren op niveau 1 en 2 en op niveau 3 en 4.
27. Wat zijn kenmerken van volwassenen ?
28. Wat zijn de zeven wetten voor effectief werken met volwassenen ?
29. Welke aspecten moeten sowieso aanbod komen bij de start van de training ?
30. Van wat is de kennismakingsoefening afhankelijk ?
31. Welke twee verschillende manieren zijn er om de afstemming tussen programma en de
verwachtingen van deelnemers te maken ?
32. Leg uit wat ‘enter-join-lead’ betekent.
,33. Waaruit bestaat het model van Kolb (de leercyclus) ?
34. Noem de verschillende stations in het leerproces
35. Wat zijn volgens Kolb de twee basisvoorkeuren bij leren ?
36. Leg de vier leerstijlen uit
37. Noem de vijf ontwikkelingsfasen en leg ze uit.
38. In welke fase wil je als trainer het liefst zijn ?
39. Wat is weerstand en wanneer vindt het bv. plaats ?
40. Met welke drie stappen begin je bij elke interventie ?
41. Noem vijf voorbeelden van mogelijke interventies.
42. Noem tips voor het omgaan met weerstand.
43. Noem de vijf stappen voor goede feedback.
44. Noem de vijf regels bij feedback geven.
45. Wat is de definitie van cultuur ?
46. Leg het (communicatieproces) uit dat op gang komt bij het overbrengen van inhoud.
47. Wat kan je doen als je aan de slag gaat met interculturele groepen ?
48. Noem minstens drie tips voor het omgaan met interculturele groepen.
49. Wat zijn de cultuurdimensies van Hofstede ?
50. Wat zijn generaties ?
51. Wat zijn screenagers en hoe beïnvloeden ze het leerproces in trainingen ?
Wat kun je doen als je hen in een training krijgt ?
52. Noem minstens drie tips voor ‘parallel trainen’.
53. Wat zijn didactische werkvormen ?
54. Welke overwegingen maak je bij didactische werkvormen ?
55. Noem een aantal voorbeelden van werkvormen die passen bij kennis- en inzichtsdoelen.
56. Noem een aantal voorbeelden van werkvormen die passen bij vaardigheidsdoelen.
57. Welke werkvormen zijn trainersgestuurd en welke werkvormen zijn deelnemergestuurd ?
58. Leg uit wat interactief doceren is.
59. Wat is een handig hulpmiddel bij het aanbrengen van structuur in je training ?
60. Wat is een belangrijk aandachtspunt bij de kern van de training, waarbij je telkens het
deelonderwerp introduceert, uitlegt en nog eens samenvat ?
61. Wat gebeurt er in ‘de staart’ van de training ?
62. Wat gebeurt er in ‘de kop’ van de training ?
63. Leg uit wat instrueren is en uit welke stappen dit bestaat.
64. Wat is een rollenspel en welke belangrijke aspecten bevat dit ?
65. Welke tips zijn er bij de uitvoering van het rollenspel ?
66. Welke dingen zijn belangrijk bij het maken van een rollenspel
67. Wat is een clinic en welke varianten zijn hiervan ?
68. Wat zijn de voordelen van subgroepen en waar moet je opletten bij het gebruik hiervan ?
69. Wat is een simulatie en wat is het voordeel en nadeel hiervan ?
70. Leg uit wat een discussie is. Wat doe je bij het startpunt, tijdens en bij de afronding van de
discussie ?
71. Noem minstens vijf smaakmakers.
,72. Leg uit wanneer je met een flip-over kan werken en wat de voordelen zijn.
Waar moet je op letten bij het gebruik van een flip-over ?
73. Leg uit wat de voordelen en nadelen van trainen met een video zijn. Waar moet je op letten ?
74. Op welke manieren kan je een film inzetten ?
75. ,, beamer.
76. Wat zijn vuistregels voor het maken van een slide ?
77. Wat zijn de randvoorwaarden van een training ?
78. Wat moet je in een uitnodiging naar de deelnemers aangeven ?
79. Op welke manieren kan je de zaal inrichten ?
80. Wat houdt de EHBO voor trainers in ?
81. Noem de 3 invalshoeken van motivatie waarom mensen trainer zijn geworden.
82. Noem 3 zonnige kanten en 3 schaduw kanten van het vak trainer.
83. Op welke drie gebieden moet je als trainer ‘mee aan het werk’ ?
84. Wat wordt bedoeld met vuur-, water-, aarde- en luchtkwaliteiten ?
85. Wat is het competentieprofiel voor selectie van trainerstalent ?
86. Wat zijn de parallellen van een trainer en kunstschilders ?
87. Wat zijn tips voor de eerste fase als trainer ?
88. Wat zijn tips voor de tweede fase als trainer ?
89. Wat zijn tips voor de derde fase als trainer ?
Effectief leren
90. Wat betekent de taxonomie van significant leren ?
91. Wat voor soorten leren zijn er ? Leg ze uit.
92. Welke twee belangrijke implicaties heeft de taxonomie van significant leren voor de
lesgever ?
93. Noem minstens twee voorbeelden van algemene cursus doelstellingen en voorbeelden van
cursus-specifieke leerdoelen.
94. Wat is een aantrekkelijk kenmerk van de taxonomie van leren ?
95. Wat is de opvatting van Robert Sternberg met betrekking tot denken ?
Acht velden instrument
96. Wat is het doel van het acht velden instrument ?
97. Welke vragen kan je beantwoorden met het handvat het achtvelden instrument ?
98. Welke uitgangspunten gelden om te bereiken dat leertrajecten effectief zijn.
99. Wat houdt het specificeren van evaluatiecriteria in ?
100. Welke vier evaluatieniveaus zijn er ?
101. Wat is een belangrijk verschil tussen leerresultaten en functioneren ?
102. Welke drietal factoren zijn vaak bepalend voor het succes van een leertraject ?
Leerklimaat
103. Wat voor belangrijke voorwaarden stelt effectief leren aan de docent ?
104. Over welk aspect met betrekking tot effectief leren zijn veel mensen het wel over
eens ?
105. Wat zijn de drie basisbehoeften van deelnemers ?
106. Wat zijn de kenmerken van de rol van de docent ?
NLP
107. Leg het NLP communicatiemodel uit.
, 108. Op welke drie manieren filters ons brein data ?
109. Waar is de interne voorstelling/gedachtepatroon uit opgebouwd ?
110. Wat zijn onbewuste filters ?
Antwoorden oefenvragen train the trainer
1. Trainen is het organiseren van activiteiten die erop gericht zijn, om bij bepaalde doelgroepen
zodanige leerprocessen op te roepen, dat vooraf beoogde resultaten op het gebied van
kennis, vaardigheden of houding worden bereikt.
De activiteiten die worden georganiseerd, hebben te maken met de ontwikkeling,
voorbereiding, uitvoering en evaluatie/transfer van een training.
Om succesvol te kunnen werken, is het belangrijk dat de doelgroep van aan training is
afgebakend. Afstemming op doelgroep kenmerken is een belangrijke succesfactor in een
training.
Trainen is een doelgerichte activiteit. Zonder het geringste beeld van wat er wordt beoogd,
kan van trainen geen sprake zijn. Dat beeld wordt bij voorkeur expliciet vastgelegd in
concreet geformuleerd de leerdoelen
2. De vijfhoofdingrediënten die bepalend zijn voor de effectiviteit van een training:
-Leerdoelen concreet formuleren;
-Aansluiten bij de deelnemers;
-Kiezen van geschikte didactische werkvormen;
-Regisseren van randvoorwaarden/checken van je hulpmiddelen;
-Als trainer bewust je eigen instrument zijn.
3. Er zijn vier niveaus van effect en ambitie (Kirkpatrick), aangevuld met Chapman met output
en outcome.
1. Reactieniveau: de mate waarin deelnemers tevreden zijn over de gevolgde training.
2. Leerniveau: De mate waarin de training resulteert in een toename van de beoogde kennis,
inzicht en vaardigheden bij de deelnemers.
3. Werkgedragniveau: de mate waarin de training resulteert in een toename van de beoogde
kennis, inzicht en vaardigheden bi de deelnemers.
3. Werkgedragniveau: De mate waarin deelnemers de kennis, inzicht en vaardigheden
toepassen in hun werkzaamheden.
4. Organisatieniveau: de mate waarin de opleiding bijdraagt aan het realiseren van
organisatiedoelen.
Outputs (niveau 1 en 2): De directe effecten die tijdens en direct na de training bepaald
kunnen worden (reactie op gevolgde opleiding en behaalde leerresultaten).
Outcomes (niveau 3 en 4): Effecten die pas na enige tijd merkbaar zijn en waar de andere
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Eclair54. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.