Samenvatting Kern Van Het Internationaal Publiekrecht - Internationaal recht (RS)
13 vues 0 fois vendu
Cours
Internationaal recht (RS1112222333)
Établissement
Open Universiteit (OU)
Book
Kern Van Het Internationaal Publiekrecht
Beknopte samenvatting van het boek/vak Internationaal recht. Dit boek wordt gebruikt op het HBO en bij de pre-master Rechtsgeleerdheid aan de Open Universiteit. Verplichte jurisprudentie/arresten ook ingenomen in de samenvatting.
Samenvatting Internationaal (publiek)recht
Module 1: Aard en bronnen van Internationaal recht.
H1, 2, 5 en 12 Nollkaemper
PCIJ: Case of the S.S. Lotus (France v. Turkey), PCIJ Rep., Ser. A, No. 10 (1927) (in
sourcebook).
ICJ: Legality of the Threat or Use of Nuclear Weapons, [1996] ICJ Rep. 66, paras. 64-87 (in
sourcebook).
ICJ: North Sea Continental Shelf (F.R. Germany v. Denmark; F.R. Germany v. Netherlands),
[1969] ICJ Rep. 3, esp. paras. 60-83 (in sourcebook).
ICJ: Military and Paramilitary Activities in and against Nicaragua (Nicaragua v. United States),
Merits, [1986] ICJ Rep. 14, paras. 175-179 (in sourcebook).
H1: Een sterke internationale rechtsorde biedt stabiliteit. Internationaal recht moet volgens de
grondwet bevorderd worden. De Nederlandse rechtsorde is hier dan ook op aangepast. Door de
grondwet heeft internationale wetgeving rechtstreekse werking in Nederland.
Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale
gemeenschap. De vrede van Westfalen zorgde voor een systeem van soevereine en gelijke staten die
niet langer onderworpen waren aan een hoger gezag.
Het internationale element is wat dit recht onderscheidt van nationaal recht. Internationaal recht
kent in de hoofdzaak 4 bronnen, welke nader benoemd worden. Er zijn twee soorten leer inzake of
de internationale en nationale rechtsorde van elkaar gescheiden zijn of niet.
1. Dualistische opvatting: Neemt aan dat beide rechtsordes geheel gescheiden rechtssystemen
zijn. De soevereine staat wordt gezien als het hoogste gezag. Internationaal recht komt voort
uit de wil van staten dus is onderworpen aan de soevereiniteit. Deze leer beschermt de
nationale staat van internationale invloeden.
2. Monistische opvatting: gaat uit van 1 rechtsorde, waar nationaal en internationaal recht
onderdeel van uit maken. De statelijke macht is onderworpen aan het internationaal recht.
Moderne tijd gaat liever uit van pluralistische opvatting: gaat uit van een niet hiërarchische ordening
van naast elkaar bestaande rechtsordes.
Formeel gezien bestaat er een scheiding tussen internationaal recht en nationaal recht. Nationaal
recht heeft geen betekenis voor internationaal recht. Andersom wordt door nationaal recht de
invloed van het internationaal recht bepaald.
Het publieke element Twee kenmerken: IR reguleert publiek gezag en IR beschermt de publieke
belangen zoals veiligheid en welzijn.
Het juridische element
De bron van de regel: regels die uit de internationale bronnen voortvloeien behoren tot het
internationaal publiekrecht. Belangrijk hierbij is dat de norm verbonden staat aan een sanctie. IR kan
niet zomaar afgedwongen worden.
Organisatie: er is geen centraal gezag. Gelijke staat naast elkaar ofwel soevereine staten
3 organisatievormen:
- Co-existentie, gelijke staten naast elkaar
- Samenwerking, staten die breder kijken dan eigen grenzen
- Integratie, erkennen van IR en dit doorvoeren in nationale wetgeving
,Internationaal publiekrecht kent een algemeen en bijzonder deel. Het algemeen deel bestaat uit
beginselen die op alle deelgebieden van toepassing zijn, denk hierbij aan fundamentele beginselen.
Het bijzondere deel bestaat uit internationaal strafrecht, oorlogsrecht etc.
H2: Rechtssubjecten
Het internationaal recht kent haar eigen rechtssubjecten. Niet alle rechtssubjecten kunnen op
dezelfde manier bijdragen in het internationale rechtsverkeer. Rechtssubjectiviteit is een status die
het mogelijk maakt dat personen op een of meer manieren kunnen deelnemen aan het
rechtsverkeer. Er is een onderscheid tussen volledige en beperkte rechtssubjectiviteit. Alleen de staat
komt volledige rechtssubjectiviteit toe.
Er zijn geen specifieke regels voor wie rechtssubjecten zijn. Verdragen bepalen in grote lijnen wie
rechtssubjectiviteit hebben. Een belangrijk criterium is het effectiviteitsbeginsel. Wie oefent de
feitelijke macht uit?
De rechtssubjecten;
- Staten
- Internationale organisaties: Intergouvernementele organisaties zoals de VN, EU en Raad van
Europa.
- Facto regimes: hierbij is er sprake van beperkte controle over grondgebied door
georganiseerde groepen die feitelijke effectief gezag uitoefenen over een deel van een
grondgebied. Vaak groeperingen die tegen de staat in opstand komen en autonomie krijgen
binnen de staat.
- Bevrijdingsbewegingen: groeperingen die vechten tegen koloniale mogendheid of
bezettende macht. Verdergaande rechtssubjectiviteit dan aan facto regimes.
- Internationale non-gouvermentele organisaties: private organisaties die internationaal
opereren. (Bijvoorbeeld Greenpeace en Amnesty). Aan deze organisaties wordt geen
rechtssubjectiviteit toegekend. Ze zijn enkel waarnemers.
- Multinationale ondernemingen: Ondernemingen die in meer dan 1 staat actief zijn. Zijn niet
direct onderworpen aan het Internationaal recht.
- Natuurlijke personen: deze zijn overwegend afhankelijk van de nationale rechtsorde behalve
de fundamentele rechten van de mens en de beperkte categorie van internationale
misdrijven.
- Overige subjecten: een aantal andere subjecten hebben een beperkte status in de
internationale rechtsorde, namelijk volkeren, minderheden en inheemse volkeren.
H5: Rechtsbronnen
Er is geen wetgevend orgaan, hierdoor wordt het internationaal recht bepaald door verschillende
rechtsbronnen. Artikel 38 Statuut Internationaal recht geeft een indicatie van de bronnen die de
internationale rechtsorde als rechtscheppend beschouwt:
- Internationale verdragen
- Internationale gewoonte
- Erkende algemene rechtsbeginselen
- Rechterlijke beslissingen
Gewoonterecht H.5.3: recht gebaseerd op gewoonten. De meeste regels zijn wereldwijd van
toepassing. Hierdoor is gewoonterecht bindend in de internationale rechtsorde.
Twee voorwaarden voor het ontstaan van gewoonterecht:
, - Algemene praktijk: indien voldoende staten zich gedurende een zekere periode op een
bepaalde wijze gedragen dan kun je spreken van algemene praktijk. In vergelijkbare situaties
moeten de staten zich hetzelfde gedragen.
- Rechtsovertuiging: staten moeten rechtsovertuiging hebben dat de gedraging door
internationaal recht zal worden toegestaan. Soms makkelijk vast te stellen al staten
uitdrukken aangeven dat zij de praktijk door recht willen toestaan.
Bijzondere rechtsbetrekkingen: beperkte vormen van gewoonterecht:
- Regionaal gewoonterecht: slechts in een bepaalde regio van de wereld.
- Persistent objectors: het gewoonterecht kan niet op deze staat worden gebruikt omdat zij
altijd la hebben aangegeven dat zij het gewoonterecht niet aanvaard.
- Bilaterale rechtsbetrekkingen: indien ontstaan gewoonterecht onzeker is dan kunnen staten
tussen betrokken staten algemene regels aten gelden.
Verdragen H5.4= Overeenkomsten die op grond van internationaal recht verbindend zijn tussen
partijen. Veelal worden ze schriftelijk gesloten, maar mondeling is ook toegestaan. Verdragen
hebben voorkeur ten opzichte van het gewoonterecht. Dit komt omdat het proces van het opstellen
van verdragen sneller verloopt. Ze bieden meer duidelijkheid en zekerheid.
Verdragen worden doorgaans tussen staten gesloten. Het recht van toepassing is het verdragenrecht
welke vastgelegd is in het Verdrag inzake het verdragenrecht (1969). Het verdrag van Wenen wordt
dit ook wel genoemd.
Grondslag van de binding van verdragen ligt bij de wilsovereenstemming van de staten. De staat
moet zijn wil tot uiting hebben gebracht. Verdragen kunnen niet zomaar beëindigd worden, op grond
van artikel 26 van het verdragenrecht (pacta sunct servanda)
Er is onderscheid tussen contractuele verdragen en collectieve verdragen. Collectieve verdragen
komen voort uit de erkenning dat bepaalde problemen om regels van algemene toepassing vragen.
Dispotieve verdragen = verdragen met een rechtsgevolg voor derden, bijv. vastleggen van grenzen.
Verdragen worden kenbaar gemaakt doordat ze worden gepubliceerd.
Verdragen kunnen bepalingen bevatten die ook als gewoonterechtelijke regels bestaan. Een
dergelijke samenloop ontstaat wanneer staten ervoor kiezen om geldend gewoonterecht in
verdragen vast te leggen, door ze te codificeren/ te verduidelijken. Het gewoonterecht blijft hierbij
voortbestaan. Samenloop kan in drie gevallen van belang zijn. Zie pagina. 144-145 boek.
Besluiten van internationale organisaties: H5.5
De procedure voor totstandkoming van besluiten zijn vastgelegd in oprichtingsverdragen. Er zijn drie
type procedures:
- Besluiten nemen bij unanimiteit: instemming van alle leden is vereist
- Besluitvorming bij consensus: geen uitdrukkelijke instemming, maar alle leden kunnen met
het besluit leven
- Besluitvorming bij meerderheid van de stemmen: de helft+ 1 moet het eens zijn met een
besluit.
Opt out procedure: een organisatie kan een besluit nemen dat bindend is voor alle leden, tenzij leden
bezwaar aantekenen.
Algemene rechtsbeginselen
Er zijn vier soorten rechtsbeginselen:
1. Beginselen die onlosmakelijk kunnen worden geacht aan het concept “recht:, ter goeder
trouw, redelijkheid en billijkheid.
, 2. Beginselen die worden ontleend aan algemene concepties van rechtvaardigheid of
menselijkheid. Bijv. in het internationaal strafrecht.
3. Beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen en die als het ware
worden overgeplaatst naar de internationale rechtsorde.
4. Beginselen van internationaal recht. Fundamentele beginselen van de rechtsorde.
Het beginsel van billijkheid is ook een rechtsbron. Billijkheid kan vele verschillende vormen hebben.
Kan bijvoorbeeld ook gaten aanvullen in het recht.
Eenzijdige handelingen: zowel feitelijke als rechtshandelingen
Zes soorten eenzijdige handelingen:
1. Feitelijke handelingen
2. Berusting: stilzwijgend aanvaarden
3. Erkenning: een staat aanvaardt een bepaalde feitelijke juridische situatie
4. Voorkomen van rechtsvorming: protest voeren
5. Eenzijdige toezegging: dit kan verplichtingen creëren.
6. Rechtsverwerking: de een vertrouwd op de rechtshandeling van de ander en dan kan de
ander er niet meer op terugkomen. Handeling heeft rechtskracht gekregen.
Rechterlijke uitspraken: formeel geen bron van algemeen internationaal recht. De uitspraken zijn in
beginsel bindend voor de partijen die betrokken zijn bij het geschil. Art. 59 Statuut IGH.
Soft law: staten en internationale organisaties gebruiken vaak regels die niet uit een formele
rechtsbron voortvloeien. Zoals memoranda van overeenstemming, wederzijds beleid wordt
afgestemd. Dit heet soft law.
Samenloop: soms kunnen rechtsnormen uit verschillende bronnen van toepassing zijn. In beginsel
zijn de rechtsbronnen van gelijk gewicht.
Zijn er geen bepaalde regels, dan geldt het volgende:
a. Een late regel heeft voorrang op een eerdere regel
b. Een bijzondere regel gaat voor een algemene regel
Bepaalde normen van internationaal recht hebben voorrang omdat deze fundamenteel zijn. Dit is
neergelegd in artikel 53 van het verdragenrecht. Dwingend recht is dus fundamenteel.
Nationaal recht: Een regel in het nationaal recht heeft geen betekenis in de internationale
rechtsorde. Op indirecte wijze kan nationaal recht wel van belang zijn. Drie aspecten zijn hierbij
belangrijk:
a. Sommige regels van internationaal recht verwijzen naar nationaal recht.
b. Internationale tribunalen kunnen te rade gaan bij beginselen van nationaal recht als er niks
geregeld is.
c. Nationaal recht kan in algemene zin gaten opvullen in het internationale recht.
H13 doorwerking in de nationale rechtsorde.
De mate waarin en de wijze waarop internationaal recht doorwerkt in de nationale rechtsorde wordt
bepaald door: geldigheid, rechtstreekse werking en voorrang.
Geldigheid: twee modellen die kunnen leiden tot geldigheid van internationaal recht in de nationale
rechtsorde.
Dualistisch model: internationaal recht is gescheiden van nationaal recht. Een regel heeft pas
juridische betekenis indien de wetgever die regel uitdrukkelijk opneemt in nationale wetgeving. De
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur celestewiertz. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.