Een complete samenvatting van 'Welkom in Nederland' voor het inburgeringsexamen onderdeel 'Kennis van de Nederlandse Maatschappij'. Inburgeraars kunnen dit uitstekend gebruiken samen met hun Nederlandse partner.
Hoofdstuk 1 – Nederland leren kennen
Nederland ligt in Europa. Aan de Noordzee.
Buurlanden: Duitsland (oosten), België (zuiden).
Nederland = 40.000km² groot (dit is een klein land) – China 240x groter, Turkije 19x groter.
Noord -> Zuid = 300 kilometer
Oost -> West = 180 kilometer
Nederland heeft 12 provincies (een stukje land) -> Zie blz. 20 in het boek.
Iedere provincie heeft een eigen hoofdstad (Noord-Brabant = Den Bosch).
In het westen van Nederland, liggen de 4 grootste steden (‘De Randstad’).
De randstad is druk, er wonen veel mensen.
1) Amsterdam: hoofdstad van Nederland. Er wonen minder dan 1 miljoen
mensen. Schiphol is het grootste vliegveld.
2) Rotterdam: de grootste haven van Europa (Europoort = ingang van Europa).
3) Den-Haag: regering van Nederland.
4) Utrecht: Domtoren die meer dan 700 jaar oud is en 112 meter hoog.
Randstad = makkelijk werk te vinden. Altijd winkels, een school of een ziekenhuis in de
buurt. Veel en makkelijk reizen met bus/trein. Er zijn veel snelwegen, veel flats, veel auto’s,
vaak in de file. Daarom gaan mensen vaak op de fiets (werken).
20% van Nederland is water -> Veel mensen leren zwemmen als ze ong. 5 jaar zijn.
Veel rivieren:
- de Rijn (komt uit Zwitserland)
- de Maas (komt uit Frankrijk)
Meer (vroeger een zee, die is dichtgemaakt met een dijk: afsluitdijk)
- IJsselmeer (grootste meer)
Waddenzee (eilanden, Waddeneilanden):
- TV TAS (Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog)
Polder = land dat vroeger water was (provincie Flevoland bijvoorbeeld).
Laag land = geen bergen, hoogste punt 323 meter in Limburg (dit is niet hoog).
Het land ligt lager dan de zee (in Rotterdam 7 meter).
Duinen en dijken zijn hoger dan het land en water (beschermen Nederland tegen water).
Afsluitdijk Polder Randstad
,Het is elke dag ander weer in Nederland = wisselvallig weer.
4 seizoenen (start rond de 21e van een maand):
1) Lente: maart tot juni (bomen krijgen nieuwe bladeren, veel mooie bloemen)
2) Zomer: juni tot september (warm, soms kouder, wisselvallig weer, avond lang licht)
3) Herfst: september tot december (bladeren vallen van bomen, kouder, waaien, regen)
4) Winter: december tot maart (vriezen, koud, ijs, schaatsen, avond vroeg donker)
17 miljoen mensen wonen in Nederland (dichtbevolkt). 500 mensen op een vierkante meter
(meest dichtbevolkt van Europa).
- 1,8 miljoen mensen zijn niet in Nederland geboren (meer dan 10%).
- Ze hebben vaak wel de Nederlandse nationaliteit (bijv. Maxima).
- Veel buitenlanders wonen in grote steden.
1) Buitenlanders uit Europa: werken of relatie met Nederlander.
2) Surinamers: Suriname hoorde vroeger bij Nederland.
3) Turken en Marokkanen: 1970 veel gastarbeiders (werken, kinderen hier geboren).
4) Vluchtelingen: 1980-2000 veel vluchtelingen (oorlog, problemen in eigen land).
Ze hebben niet allemaal een verblijfsvergunning.
Vietnam, Iran, Irak, Somalië
-Taal = Nederlands (verschillende dialecten).
-2de taal = Fries (mensen uit Friesland, kinderen in Friesland leren dit op school).
Buitenlanders moeten van de regering Nederlands leren.
23 miljoen mensen in de wereld spreekt Nederlands (niet veel).
Nederland heeft geen president, maar een koning (Willem-Alexander). Hij woont vlakbij Den-
Haag. Zijn moeder is prinses Beatrix (eerste koningin van Nederland). Maxima is zijn vrouw
(nu koningin van Nederland). Zij hebben 3 kinderen.
Nederland is een democratie (mensen mogen het parlement kiezen). 1x in de 4 jaar mogen
Nederlanders stemmen voor het parlement. Parlement praat over de plannen van de
regering (= koning + ministers). Regering en parlement is in Den-Haag.
50% van de Nederlanders heeft een geloof (meeste = Christen, bijbel). Zondag is een speciale
dag (’s ochtends naar de kerk). Soms winkels dicht op zondag, soms open (koopzondag).
1 miljoen moslims in Nederland.
Europese Unie = landen in Europa die samenwerken (maken afspraken). Mensen betalen
met de Euro. Veel mensen vinden het leven in Nederland duur. Samenwerken met de
Europese Unie is goed voor de economie in Nederland.
,Hoofdstuk 2 – De mensen in Nederland
Belangrijke feestdagen en speciale dagen in Nederland:
Valentijn 14 februari Liefde Kaart sturen / cadeau Geen christelijke dag
geven
Carnaval 4 dagen van Feest voordat Gekke kleren aan en Geen christelijke dag
zaterdag-dinsdag mensen gingen dansen (Zuiden) vroeger wel
vasten
Pasen Zondag en Jezus is 3 dagen Eieren eten Wel christelijke dag
maandag in dood geweest
maart /april (lentefeest)
Koningsdag 27 april Koning jarig Markten, vlag hangt Geen christelijke dag
buiten, oranje
Doden 4 mei Einde WOII 1945 20.00u , 2 minuten stilte Geen christelijke dag
herdenking (herdenken doden)
Bevrijdingsda 5 mei Einde WO11 1945 Feest Geen christelijke dag
g
Moederdag 2de zondag in mei Speciaal voor Cadeautjes geven Geen christelijke dag
moeders
Hemelvaart Donderdag in mei Jezus naar de Naar de kerk Wel christelijke dag
hemel
Pinksteren 10 dagen na God in de mensen Naar de kerk Wel christelijke dag
hemelvaart gekomen
Vaderdag 3de zondag in juni Speciaal voor Cadeautjes geven Geen christelijke dag
vaders
Sinterklaas 5 december Verjaardag Cadeautjes geven Geen christelijke dag
Sinterklaas
Kerstmis 25, 26 december Jezus is geboren. Kerstboom, eten Wel christelijke dag
Oud en Nieuw 31 december Vuurwerk, winkels Geen christelijke dag
1 januari dicht.
Sinterklaas: komt voor zijn verjaardag naar Nederland (uit Spanje). Pieten helpen
Sinterklaas. Kinderen krijgen snoep of een cadeau in hun schoen. Piet was vroeger zwart
(Zwarte Piet), maar nu zijn pieten niet altijd meer zwart.
Kerstmis: christelijk feest, jezus geboren. Maria is zijn moeder. Mensen gaan naar de kerk.
Mensen sturen elkaar een kaart. Kerstboom in huis (familie feest, winterfeest). Veel lekker
eten.
Oranje: de kleur van Nederland (koningsdag of voetbal). Oranje kleren. Oranje zit in de
achternaam van de koning ‘Van Oranje-Naussau’.
Niet iedereen viert alle feesten. Sommige mensen vieren geen Sinterklaas. Voor mensen
zonder geloof zijn christelijke feesten niet belangrijk. Op christelijke dagen heeft bijna
iedereen vrij (horeca en zorg niet), winkels zijn gesloten.
, Jarig / verjaardag: cadeau, taart met kaarsjes, ‘Lang zal die leven’ zingen, trakteren op
school of werk, kinderen geven een feestje (zwembad/film), familie en vrienden op bezoek.
Trouwen: vieren een bruiloft. Koppel stuurt een kaart (uitnodiging) naar familie en vrienden.
Vrouw draagt een (witte) jurk, man draagt een pak/kostuum. Trouwen op het gemeentehuis
en soms in de kerk. Daarna een receptie in een zaal (mensen feliciteren). In de avond een
feest. Man en vrouw gaan na de bruiloft op vakantie. Veel mensen gaan niet trouwen, maar
samenwonen. 2 mannen of 2 vrouwen kunnen in Nederland ook trouwen.
Baby geboren: soms in het ziekenhuis, soms thuis (moeder mag kiezen). Baby geboren,
sturen ouders kaarten naar familie en vrienden. Bij bezoek moeten mensen een afspraak
maken (mensen blijven niet lang, moeder en baby moeten rusten). Bezoek krijgt beschuit
met muisjes (blauw of roze).
Geslaagd examen: diploma, vlag buiten hangen met een tas, soms een feest.
Dood gaan: overlijden. Familie stuurt een kaart naar andere mensen die de dode kent. Op de
kaart staat wanneer de begrafenis of crematie is. Mensen dragen donkere kleren (soms naar
de kerk). Een paar mensen vertellen iets en muziek. Niemand huilt hard (schaamte). Na de
begrafenis of crematie kun je familie spreken: ‘Gecondoleerd’.
Gefeliciteerd (hand geven):
- Iemand is jarig
- Baby geboren
- Mensen trouwen
- Geslaagd voor examen
Gecondoleerd (hand geven):
- Iemand dood
Veel sterkte (hand geven):
- Iemand dood
- Iemand ziek
Soms krijg je geen uitnodiging of kan je niet komen. Je stuurt een kaart met ‘Gefeliciteerd’ of
‘Gecondoleerd’. Ook als iemand ziek is, stuur je een kaart ‘Beterschap’.
Familie, vrienden, buren:
is Nederland niet zo belangrijk. Broers/zussen zien elkaar soms lang niet (of alleen
verjaardagen). Vrienden zijn net zo belangrijk als familie (leuke dingen doen). Nederlanders
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Kimvanhal. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.