26/10/18 Economie Baert
Feedback zelftest 1
1) Welke uitspraak is juist? De waarde van de kapitaalgoederen van een bedrijf op 31
december…
is gelijk aan de waarde van de kapitaalgoederen op 1 januari van hetzelfde jaar
vermeerderd et de netto-investeringen.
Hoe kon je dat zien? De hoogte van de kapitaalgoederen op het einde van het jaar, dat
die overeenkomen met die grote rechthoek vanaf de derde balk. De waarden van de
kapitaalgoederen aan het begin van het jaar zijn gelijk aan de iets kleinere rechthoek.
Het verschil tussen die twee? Er is één blokje, de netto-investeringen, die het verschil
weergeeft. Als je netto-investeringen optelt met de waarde van de kapitaalgoederen op 1
januari, dan heb je jouw totaal kapitaalgoederen op het einde van het jaar. De netto-
investeringen, dat is hetgeen dat er aan kapitaal netto bijkomt, tel dat bij de waarde van
kapitaalgoederen bij het begin van het jaar en dan heb je de waarde van jouw
kapitaalgoederen op het einde van het jaar.
De andere zaken klopten niet.
De kapitaalgoederen op 1 januari vermeerderd met de vervangingsinvesteringen. Wel de
vervangingsinvesteringen als je die boven het eerste blokje plaatst dan kom je niet
noodzakelijk gelijk aan het volledige blokje. Het zijn de netto-investeringen, hetgeen dat
netto erboven op komt, wanneer de kapitaalgoederen of de waarden ervan op het begin
van het jaar moeten vermeerderen om de waarden van het einde van het jaar te helpen.
2) Als de waarde van de totaal aantal verhandelde goederen in een land gedurende een
jaar 40,33 miljard euro is en de geldhoeveelheid is 12,84 miljard euro, hoeveel bedraagt
dan de omloopsnelheid (wisseling van eigenaar per jaar) volgens de klassieke
kwantiteitswet?
3,14
Het gaat over de klassieke kwantiteitswet. De formule is belangrijk, want stel dat je drie
van deze letters kent, dan ken je ook de vierde, want je kunt altijd 1 van die letters gaan
uitdrukken in functie van die drie anderen. Deze formule: geldhoeveelheid .
omloopsnelheid = de prijs quotum . de waarde van het aantal verhandelde transacties.
Daar staan die vier letters voor ofwel in het linkerlid heb je de waarde van de
gerealiseerde geldtransacties en in het rechterlid heb je de waarde van de verhandelde
goederen. Wat is gegeven? Gegeven is de waarde van de verhandelde goederen, dat is
het rechterlid van de vergelijking, ofwel P.V. Ook de geldhoeveelheid is gegeven, ofwel M
dat de waarde van 12,84 miljard heeft, dan is het niet erg moeilijk om de omloopsnelheid
te berekenen. De omloopsnelheid ofwel V0 is per definitie gelijk aan het volgende,
namelijk als je V0 wilt kennen moet je enkel M in het rechterlid brengen en dan heb je
het het linkerlid als teller naar het rechterlid als noemer gebracht. Je krijgt dan de
formule van de omloopsnelheid en dan is het gewoon maar invullen. De waarde van de
verhandelde goederen is P.V, ofwel prijshoogte . het aantal verhandelde transacties. De
geldhoeveelheid is 12,84 miljard en dat is onze noemer. Als we dat invullen moeten we
gewoon de deling uitvoeren. 40,33 miljard gedeeld door 12,84 miljard dat is gelijk aan
3,14.
M.V = de waarde van de gerealiseerde geldtransacties, dus in het linkerlid vind je de
totale geldtransacties die gerealiseerd zijn en in het rechterlid vind je de waarde van de
goederen die daar tegenover staan. Er zijn goederen verhandeld en die hebben een
bepaalde waarde en dat vind je in het rechterlid. Het is vanzelfsprekend dat het gelijk is
aan het geld die is uitgegeven om die goederen te kopen en te verkopen.
1