14/12/18 Inleiding tot de economie Baert
Vragenles 2
1.
Het gaat twee keer om financiële middelen, maar die financiële middelen, die staan een
keer bij de vaste activa en eens bij de vlottende activa. Wat dat betreft is het gewoon
belangrijk het verschil te kennen tussen de twee: vlottende activa en vaste activa.
Vlottende activa zijn activa, die vlottend zijn en die enkel op korte termijn bestaan en die
geen doel zijn op zich, maar die gewoon voor een functie in het productieproces instaan.
De geldbeleggingen, die hier staan moeten er gewoon voor zorgen, dat het
productieproces op korte termijn vlot kan houden. Het is niet de bedoeling om die voor
eeuwig en drie dagen aan te houden, maar gewoon om die even in kas te hebben om de
betalingen te kunnen doen, enz. Het gaat hier om de kortere termijn. Het zijn middelen,
die liquide zijn.
De vaste activa bestaan op een lange termijn, dat gaat bv. om aandelen in andere
bedrijven, die we niet zomaar voor even hebben gekocht. Het is de bedoeling om ze wat
langer in stok te houden.
Het is een cruciaal verschil tussen die twee. Geldbeleggingen zijn op korte termijn en
hebben geen doel op zich. Financiële vaste activa, daarvan is de bedoeling, dat zij op
lange termijn worden aangehouden.
2.
politiek-ideologische redenen, dat gaat om over de ideologische overtuiging van politieke
partijen en binnen die ideologische kan het passen om bepaalde zaken door de overheid
te laten uitvoeren, om bepaalde bedrijven in handen van de overheid te houden, bv. de
groenen, die vanuit hun politieke overtuiging overtuigd zijn, dat er moet geïnvesteerd
worden in klimaat, dat socialisten ervan overtuigd zijn, dat er meer geïnvesteerd moet
worden in uitkeringen zoals pensioenen, dat liberalen het vinden dat de belastingen
verlaagd moeten worden en de meer rechtse partijen vinden, dat we in veiligheid moeten
investeren. Zo kan het de politieke overtuiging zijn van sommige partijen, dat zullen dan
eerder de socialistisch geïnspireerde partijen zijn, om bedrijven in staatseigendom te
houden. Om bv. de NMBS, het personenvervoer over het spoor, om dat voor eeuwig en
drie dagen door de overheid te laten doen. Ze vinden dat een essentiële functie en ze
vinden, dat het niet moet overgelaten worden aan de privébedrijven. Hetzelfde kunnen
we zeggen over elektriciteit en telefonie, enz. Het zijn klassieke discussies tussen
liberalen en de socialisten. De socialisten vinden typisch, dat je dat in staatseigendom
moet houden.
Vandaar politiek ideologische overtuigingen, dat is wat het eigenlijk zegt. Het is de
ideologische overtuiging, dat je bepaalde zaken niet aan de markt, niet aan
privébedrijven overlaat.
3. (Stelling over verjaardag)
4.
We hadden een vraag- en aanbodscurve en we hebben die samengebracht in één figuur
om het evenwicht op de markt te gaan afleiden. We hadden een vraagcurven en
aanbodscurve en bv. jouw vraagcurve loopt dalend, die geeft aan, dat naarmate de prijs
hoger, dat de gevraagde hoeveelheid lager zal zijn. Voor een hoge prijs zal de
hoeveelheid gevraagde mountainbikes door de gezinnen laag zijn. voor een lage prijs zal
de gevraagde hoeveelheid mountainbikes hoog zijn.
Het omgekeerde wat de aanbodscurve betreft, die verloopt stijgend. De curve geeft aan
hoeveel mountainbikes er voor elke prijs aangeboden worden, dus hoeveel er
1