Micro-economie
1 Inleiding
Neoklassieke paradigma: twee extreme marktvormen: perfecte concurrentie en monopolie.
Perfecte concurrentie = vrije mededinging veel vragers & aanbieders in een transparante markt.
Iedereen heeft dezelfde info en alles is aan dezelfde prijs beschikbaar.
In de praktijk is dit onmogelijk relativeren: monopolistische concurrentie, heterogene markten,
homogene oligopolie.
Vrije mededinging zoveel producenten dat niemand afzonderlijk invloed heeft op markt, er zijn geen
toetredingsbelemmeringen <-> monopolist heeft wel marktkracht + toetredingsbelemmeringen.
structure-conduct-performance SCP-paradigma: ruime mogelijkheden voor analyse van
marktvormen
Structuur
In het echt is het niet zo eenvoudig als het neoklassieke paradigma. Neoklassieke paradigma zegt dat
monopolie 100% marktaandeel heeft en in een markt met mededinging iedereen 1/N marktaandeel
heeft. In het echt is de concentratiegraad nooit zo eenvoudig.
Neoklassieke gaat ook uit van homogene markten in het echt heterogeen. In het echt probeert
iedereen zich te onderscheiden.
Rekening houden met de structuur van de markt
Conduct (gedrag)
Strategiebepaling!
Intern aanpassen aan de noden van de externe omgeving. Bij het neoklassieke heeft men 1 homogeen
product, in het echt een heel gamma heterogene producten. SBU’s moeten inspelen op de externe
omgeving.
In het neoklassieke voorbeeld is er geen competitief voordeel mogelijk iedereen beschikt over
dezelfde informatie en technologie.
Performance
Zijn de doelstellingen gehaald? Meer dan alleen winstmaximering. SBU’s laten toe om ook op andere
vlakken doelstellingen te stellen.
Zie p8
structuur bepaalt het gedrag van de onderneming, dit resulteert in bepaalde prestaties.
Vraagvoorwaarden: voorkeuren van consumenten (deze cursus bijna enkel b2c)
de structuur verandert voortdurend. Bv de concentratiegraad kan beïnvloed worden door overnames.
Volle lijnen: oorzakelijke verbanden, stippellijnen: feedback/terugkoppelingseffecten.
De overheid kan alles beïnvloeden bv door accijnzen de vraag beïnvloeden of door subsidies het gedrag.
2 Hoofdstuk 1: de bedrijfsomgeving
Bedrijfskolom en bedrijfstak
Bedrijfskolom: supply chain = opeenvolging van bedrijven of productieprocessen die doorlopen moeten
worden om een G/D vanaf de primaire producent tot bij de eindgebruiker te brengen. = Verticaal
1
,Bedrijfstak: alle bedrijven die in een bepaalde fase van de bedrijfskolom gelijkaardige functies vervullen.
= Horizontaal
Zie slide 3 hoofdstuk 1
Stroomafwaarts vindt een goederenstroomplaats en stroomopwaarts een geldstroom.
Nace-codes
via deze codes wordt de economische activiteit ingedeeld in Europa. Elke code omschrijft een andere
activiteit. Zie slide 4.
De primaire en secundaire macro-economische sector produceren goederen, de tertiaire en quartaire
sector brengen diensten voor. De doelstelling van de quartaire sector is non-profit (bv onderwijs,
menselijke gezondheidszorg, ..).
De Nace-codes zijn beginnen met A in de primaire sector en eindigen met U in de quartaire sector.
Markten en marktvormen
Markt: alle producten die een zelfde behoefte vervullen van een algemene afnemersgroep.
Zo verwijst de automobielmarkt in ruime zin naar alle middelen die transport per wagen mogelijk maken
zonder dat hierbij een onderscheid gemaakt wordt naar de motieven achter de transportbehoefte noch
naar het profiel van de afnemers.
Segment: alle producten met specifieke kenmerken en eigenschappen die een zelfde behoefte vervullen
en gericht zijn op een meer accuraat te omschrijven afnemersgroep (bv bedrijfswagens vs
gezinswagens).
Niche: producten met specifieke eigenschappen die een zelfde behoefte vervullen MAAR gericht zijn op
een klantensegment met zeer specifieke voorkeuren.
De geografische omvang van de markt kan bepaald worden door na te gaan of een wijziging in de
verkoopsvoorwaarden van een bepaald product (prijs, promotie …) in een geografische regio de
verkoopvolumes van dat product in een of meerdere andere al dan niet aangrenzende regio’s
beïnvloedt. Indien dit het geval is, kunnen deze regio’s als één enkele geografische markt beschouwd
worden. Bv als de prijs voor brood 10 cent verminderd wordt in een dorp, komen de mensen van het
aangrenzend dorp dan ook hier hun brood kopen?
Marktvormen
In België zijn monopolies bij wet verboden. Er zijn er nul. Er zijn wel bedrijven die dicht in de buurt
komen zuiver monopolie bestaat in de praktijk niet. (overheidsactiviteiten laten we buiten
beschouwing)
Mededinging bestaat in de praktijk ook niet. Wel situaties die dichtbij komen.
Monopsonie: vind je niet terug in de goederenmarkten. Enkel in B2B markten. Veel technologiebedrijven
2
,die aan NASA willen aanbieden, maar 1 ruimtevaartbedrijf.
Bilateraal monopolie: bestaat enkel in B2B bv . de overheid die enige koper is van bv. Tanks voor het
Belgische leger. Een ander voorbeeld is de arbeidsmarkt.
Aard van de goederen of diensten
Homogene markt: producent van een bepaald stuk kan niet worden geïdentificeerd want alles is volledig
identiek. De vrager naar dit product heeft dus ook geen voorkeur tussen producenten.
Heterogene markt: consument kan elk individueel product linken aan de producent. (verpakking,
merknamen, verkooppunten, ..)
Een heterogene mededingingsmarkt kan onder differentiatiedruk evolueren naar monopolistische
concurrentie. Elke producent kan dan immers worden beschouwd als de enige aanbieder (en dus
monopolist) voor zijn merk.
Homogeen oligopolie: markt voor ruwe olie.
Heterogeen oligopolie: vliegtuigindustrie.
In een B2B-mart levert de producent meestal aan een andere producent/ Distributeur en deze verwerkt
het product verder. Soms is dit ook de eindgebruiker, bv bij bedrijfswagens. Een b2b markt is dus niet
enkel met intermediaire producten, het kan ook het finale product zijn.
Contesteerbaarheid van de markt
Contesteerbaarheid: hoe makkelijk nieuwkomers de markt kunnen betreden.
Het bestaan van toe- of uittredingsmanieren kunnen markten in stand houden of wijzigen.
Bij vrije mededinging kan elke consument of producent zonder enige belemmering de markt betreden of
uittreden. Er zijn 2 soorten belemmeringen:
Structurele belemmeringen
schaalvoordelen: Nieuwe toetreders kunnen bijna niet competitief zijn. Ze beginnen direct met
3
, een hogere kost dan de bedrijven met schaalvoordelen. Ze moeten met een grote
bedrijfsdimensie toetreden om competitief te kunnen zijn zware initiële kosten.
Gevestigde bedrijven hebben ook meer knowhow en goodwill hebben een voordeel op het
vlak van distributie, marketing, … De naambekendheid is ook al gevestigd.
Het kan ook zijn dat gevestigde bedrijven fiscale voordelen ontvangen van de overheid.
Strategische belemmeringen:
Een bedrijf kan zelf op korte termijn strategische belemmeringen ontwikkelen vanuit het beleid.
Zo kan een bedrijf bijvoorbeeld capaciteitsreserves opbouwen en aanhouden wat ervoor zorgt
dat ze bij toetreding van een concurrent de verkoopprijzen kunnen drukken.
Een bedrijf kan ook investeren in R&D en een nieuw product lanceren en zo hun marktaandeel te
vrijwaren. Hoge prijzen trekken toetreders aan, lage prijzen schrikken af.
Zuivere mededingingsmarkt is perfect contesteerbaar: geen enkele consument kan zijn prijs kiezen en
het is gemakkelijk toe te treden.
Zuiver monopolie toetreding volledig uitgesloten. Zoveel schaalvoordelen dat toetreden op KT
onmogelijk is.
Atomisme van de markt
Atomisme: elke speler kan zijn goesting doen (zonder afspraken of belemmeringen) maar niemand heeft
de macht om de gehele markt te beïnvloeden.. Elke consument is in staat zijn eigen nut te
maximaliseren. Elke consument kan zijn zin doen.
Niet realistisch, er zijn in de praktijk afspraken tussen bedrijven (bv groepsaankopen) en er bestaan
organisaties zoals test-aankoop.
Beide partijen zijn hier prijsnemer veel vragers en veel aanbieders.
Zuivere mededinging perfect atomistisch.
Transparantie van de markt
Elke speler op de markt is altijd perfect op de hoogte. Dit heb je niet in een monopoliemarkt: de
consument weet niet wat de monopolist morgen met zijn prijs doet geen transparantie. Hier heeft de
monopolist transparantie maar de consument niet.
Mededinging: perfecte transparantie.
Oligopolie: transparantie verdwijnt grote onzekerheid over prijspijl.
De onzekerheid hangt ook af van beleid van overheden, conjuncturele wijzigingen, ..
Marktconcentratie
P20 enkel de gekleurde kennen (of zie dia klopt niet volledig, lijn moet boven Hirschman)
Concentratieratio:
Berekent hoeveel marktaandeel de grootste bedrijven hebben. Meestal neemt men de 3 of 4 grootste
volume bedrijf ∈kwestie
bedrijven. Gewoon het marktaandeel van de 4 grootste bedrijven berekenen (
totale volume markt
), dit optellen en hoe dichter dit bij 1 ligt, hoe geconcentreerder de markt
C = concentratie
Si = marktaandeel bedrijf i
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur laurensvleugels. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.