Personality theory and research
Persoonlijkheidskenmerken verwijzen naar consistente patronen in de manier waarop individuen zich
gedragen, voelen en denken. Eigenschapstermen hebben twee connotaties: consistentie en
onderscheidend vermogen. Met consistentie bedoelen we dat de eigenschap een regelmaat in het
gedrag van de persoon beschrijft. De persoon lijkt voorbestemd om te handelen op de manier die
wordt beschreven door de eigenschapsterm; eigenschappen worden inderdaad vaak ‘disposities’ of
‘dispositionele constructies’ genoemd om het idee vast te leggen dat de persoon voorbestemd lijkt
om op een bepaalde manier te handelen.
Met onderscheidend vermogen bedoelen we eenvoudigweg dat de trektheoreticus zich in de eerste
plaats bezighoudt met psychologische kenmerken waarin mensen verschillen.
Er zijn verschillende functies van persoonlijkheidstrekken. De eerste functie is beschrijvend. Een
persoonlijkheidstrek is een samenvatting van gedrag en biedt zo de mogelijkheid om een persoon te
beschrijven. De meeste theoretici proberen een algemeen beschrijvend schema op te stellen
waarbinnen alle personen kunnen worden beschreven. Ze proberen een persoonlijkheidstaxonomie
op te stellen. Een taxonomie is de manier waarop een wetenschapper de dingen die worden
bestudeerd classificeert. Een eigenschapstaxonomie is een manier om mensen te classificeren op
basis van hun karakteristieke, gemiddelde soorten ervaringen en acties.
Een tweede functie is voorspellend. De persoonlijkheidstrek geeft een indicatie van hoe iemand zich
in de toekomst zal gedragen. De derde functie is verklarend. Persoonlijkheidstrekken kunnen een
biologische grondslag hebben. Deze biologische grondslag biedt dan een verklaring voor de trek en
voor trekgerelateerd gedrag.
Hiërarchische analyse van Eysenck. Eysenck suggereerde dat gedrag op het eenvoudigste niveau kan
worden beschouwd in termen van specifieke reacties. Sommige van deze reacties zijn echter met
elkaar verbonden en vormen meer algemene gewoonten. Groepen gewoonten die vaak samen
voorkomen, vormen eigenschappen. ten slotte kunnen op het hoogste organisatieniveau
verschillende eigenschappen met elkaar worden verbonden om te vormen wat Eysenck secundaire
factoren van hogere orde of superfactoren noemde. Dit zijn ook eigenschappen, maar op het
hoogste, meest abstracte niveau van generalisatie.
De eigenschappentheorie van Allport
Allport geloofde dat eigenschappen de basiseenheden van de persoonlijkheid zijn. Volgens hem
bestaan eigenschappen daadwerkelijk en zijn ze gevestigd in het zenuwstelsel.
Allport maakte onderscheid tussen hoofdkenmerken, centrale kenmerken en secundaire disposities.
Een kardinaal kenmerk drukt een instelling uit die zo alomtegenwoordig en opvallend is in iemands
leven dat vrijwel elke handeling terug te voren is op de invloed ervan. Over het algemeen hebben
mensen weinig of geen dergelijke hoofdkenmerken. Centrale eigenschappen drukken disposities uit
die een beperkter scala aan situaties bestrijken dan het geval is voor hoofdeigenschappen.
Secundaire disposities zijn eigenschappen die het minst opvallend, gegeneraliseerd en consistent
zijn.
Allport beweerde niet dat een eigenschap in alle situaties tot uiting komt, ongeacht de kenmerken
van een situatie.
Allport legde de nadruk op het unieke karakter van het individu. Allport onderschreef vooral een
idiografische benadering van onderzoek. Een idiografische strategie richt zich op het potentieel
unieke individu.
Primaire eigenschapsdimensies identificeren: factoranalyse
Factoranalyse is een statistisch hulpmiddel voor het samenvatten van de manieren waarop een groot
aantal variabelen samengaan of samen voorkomen. Factoranalyse is van het grootste belang voor
1
, eigenschapstheorieën. Het is het instrument dat ze gebruiken om de structuren van de
persoonlijkheid te identificeren. Een factoranalyse geeft geen antwoord op de vraag waarom de
reacties variëren.
De factor-analytische eigenschappentheorie van Cattell
Cattell heeft twee conceptuele onderscheidingen aangedragen die beide waardevol zijn om
onderscheid te maken tussen de veelheid aan persoonlijkheidskenmerken. Eén onderscheid
onderscheidt oppervlaktekenmerken van bronkenmerken. Oppervlakte- en bronkenmerken
vertegenwoordigen verschillende analyseniveaus. Oppervlaktekenmerken vertegenwoordigen
gedragstendensen die letterlijk oppervlakkig zijn: ze bestaan ‘aan de oppervlakte’ en kunnen worden
waargenomen. De psycholoog wil natuurlijk niet louter gedrag ‘aan de oppervlakte’ beschrijven. De
psycholoog wil psychologische structuren identificeren den ten grondslag liggen aan waarneembare
gedragstendensen. Daartoe probeerde Cattell bronkenmerken te identificeren, dat wil zeggen interne
psychologische structuren die de bron of onderliggende oorzaak waren van waargenomen onderlinge
correlaties tussen oppervlaktekenmerken.
Cattell identificeerde 16 bronkenmerken. Hij groepeerde de zestien bronkenmerken in drie
categorieën: vaardigheidskenmerken, temperamentkenmerken en dynamische kenmerken.
Vaardigheidskenmerken verwijzen naar vaardigheden en capaciteiten die het individu in staat stellen
effectief te functioneren. Temperamenteigenschappen hebben betrekking op het emotionele leven
en de stilistische kwaliteit van gedrag. Dynamische eigenschappen hebben betrekking op het
strevende, motiverende leven van het individu. Bekwaamheid, temperament en dynamische
eigenschappen worden gezien als de belangrijkste stabiele elementen van de persoonlijkheid.
Bewijsbronnen: L-data, Q-data en OT-data
Cattell maakte onderscheid tussen levenregistratiegegevens (L-gegevens),
zelfrapportagevragenlijstgegevens (Q-gegevens) en objectieve testgegevens (OT-gegevens).
L-data heeft betrekking op gedrag in actuele, alledaagse situaties. Dit kunnen daadwerkelijke
tellingen van gedrag zijn of beoordelingen die zijn gemaakt op basis van dergelijke observaties.
Q-data betreft zelfrapportagegegevens of antwoorden op vragenlijsten.
OT-data betreft gedragsminiatuursituaties waarin de proefpersoon zich niet bewust is van de relatie
tussen de respons en het gemeten persoonlijkheidskenmerk.
Samenvattend worden de vier stappen in het onderzoek van Cattell beschreven.
(1) Hij wilde de structuur van de persoonlijkheid definiëren op drie observatiegebieden, genaamd L-
data, Q-data en OT-data. (2) hij begon zijn onderzoek met L-data en kwam via de factoranalyse van
beoordelingen tot 15 bronkenmerken. (3) op basis van onderzoeksresultaten ontwikkelde hij de 16
PF-vragenlijst, die twaalf kenmerken bevat die overeenkomen met kenmerken gevonden in het L-
data-onderzoek en vier kenmerken die uniek lijken te zijn voor vragenlijstmethoden. (4) met behulp
van deze resultaten als leidraad voor zijn onderzoek naar de ontwikkeling van objectieve tests, vond
Cattell 21 bronkenmerken in OT-gegevens die een complexe en laagdrempelige relatie lijken te
hebben met de kenmerken die in de andere gegevens worden aangetroffen.
Cattell beschouwde personen niet als statische entiteiten die zich in alle situaties op dezelfde manier
gedroegen. Sociale actie hangt niet alleen af van eigenschappen, maar ook van andere factoren.
Cattell benadrukte nog twee andere determinanten: toestanden en rollen. Toestand verwijst naar
emotie en stemming op een bepaald, afgebakend tijdstip. Iemands psychologische toestand wordt
gedeeltelijk bepaald door iemands onmiddellijke situatie. Met betrekking tot het concept van rollen
merkte Cattell op dat bepaald gedrag nauwer verband houdt met de sociale rollen die men moet
spelen dan met persoonlijkheidskenmerken die men bezit.
Kortom, hoewel Cattell geloofde dat eigenschappen stabiliteit in gedrag in verschillende situaties
bevorderen, erkende hij ook dat iemands stemming (staat) en stijl van zelfpresentatie in een
bepaalde situatie (rol) bedragen aan gedrag.
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur roosheeringa34. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.