Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting stof boek (leer der) Openbare Financiën, boek overheidsfinanciën €8,16   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting stof boek (leer der) Openbare Financiën, boek overheidsfinanciën

 27 vues  4 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Alle stof van het - tot de verplichte stof behorende - boek van het vak (leer der) openbare financiën.

Aperçu 4 sur 43  pages

  • Non
  • Hoofdstuk 2, 3, 4, 6, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 22, 23, 24
  • 6 mai 2024
  • 43
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Hoofdstuk 3 Cijfers


Uitgavenquote: hierdoor wordt meestal de omvang van de overheid gemeten (collectieve
sector): de collectieve uitgaven gedeeld door het bruto binnenlands product (bbp). Het
bbp is gelijk aan de waarde van wat we in NL jaarlijks met elkaar produceren.

Overheidsbedrijven: Soms houdt de overheid alle aandelen van uit onderneming.
Bestaat de omzet van die onderneming voor meer dan de helft uit aan afnemers in
rekening gebrachte prijzen, dan valt dit bedrijf desondanks buiten de sector overheid

Fiscale regelingen: soms geeft de overheid een subsidie niet in de vorm van een directe
betaling, maar via een fiscale tegemoetkoming in de vorm van aan aftrekpost,
vrijstelling of verlaagd tarief. Zouden alle fiscale regelingen worden geschrapt en
vervangen door directe uitgaven, dan stijgt de uitgavenquote met bijna 14% bbp.

Wetgeving: denk aan verbodsbepaling, vereiste vergunningen en wetten waardoor de
overheid direct ingrijpt in de werking van het prijsmechanisme.

Instituties: in NL moeten mensen met een uitkering hier belasting over betalen. Zou NL
alle uitkering belastingvrij maken en de netto uitkeringen gelijk houden, dan daalt de
uitgavenquote met 2% bbp, zonder dat uitkeringsontvangers er een cent op voor of
achteruit gaan.

Collectieve uitgaven: groei en krimp
Eerste wereldoorlog: een piek in de uitgavenquote. Daarna zakt hij terug maar wel hoger
dan voor de oorlog. Tijdens de grote depressie loopt hij weer op. Nadat de eco vrisis
goeddeels achter de rug is, zakt het aandeel van de overheidsuitgaven in het bbp licht
terug. Direct na de 2e WO loopt het weer op.

Hierna groeit de economie als kool -> opbouw verzorgingsstaat. Rond de jaren 80
bereikt de uitgavenquote een daarna niet meer geëvenaarde stand van bijna 60% bbp.

De quote - uitgaven/bbp loopt op wanneer de economische groei stagneert. Dit komt
doordat de teller - de overheidsuitgaven - toe neemt: er is meer geld nodig voor
uitkeringen aan werklozen. De noemer (het bbp) neemt bij een stagnerende eco groei
minder snel toe, of hij daalt (noemereffect). Hierdoor kan de uitgavenquote sterker
oplopen dan door de hogere werkloosheidsuitgaven.
Na 1994 zijn de uitgaven dankzij trendmatig begrotingsbeleid (h10) veel strakker in de
hand gehouden.

De grote recessie: hierdoor schiet het omhoog, voor werkloze is meer geld nodig (2009).
Vanaf 2015 zit de economie weer duidelijk in een lift. Na het uitbreken van de
coronacrisis versterken het tellereffect (veel hogere overheidsuitgaven) en het
noemereffect (een ongekende krimp van het bbp) elkaar, met gevolg van een
omhoogschietend bbp van 50%.

Collectieve uitgaven: bestemming
Klassieke overheidstaken: landsverdediging, openbaar bestuur en de politie.
Inkomensoverdrachten: sociale uitkeringen, subsidies aan het bedrijfsleven en
betalingen aan het buitenland.

,Tussen 1955 en 1985 verdrievoudigen de uitgaven voor de sociale zekerheid als aandeel
van de bbp. Oorzaken:
1. invoering van wetten die meer mensen ruimere aanspraken geven
2. de groei van het aantal uitkeringsontvangers door hogere werkloosheid en
massaal oneigenlijk gebruik van de arbeidsongeschiktheidsverzekering
3. de uitkeringen zijn ten opzichte van de lonen tot halverwege de jaren zeventig
extra opgetrokken

De overheidsuitgaven voor zorg en sociale zekerheid groeien in de periode van 2008-
2025 structureel harder dan de economie. Alle overige uitgaven dalen in die periode juist
als percentage van het bbp. Komt door de vergrijzing

Dynamiek van collectieve uitgaven: verklaringen
● Het baumol effect
● het gedrag van politici en belangengroepen
● de analyse van kessler

Baumol effect
De wet van Baumol stelt dat de dienstensector en niet-commerciële sector relatief
duurder worden bij een stijging van de arbeidsproductiviteit in de agrarische sector en
de industriële sector.
Meer productiviteit (meer geproduceerd met dezelfde middelen). Bij de productie van
goederen (maakindustrie) verhogen automatisering, toepassing van
informatietechnologie en robotisering elk jaar de productiviteit. Hierdoor kunnen de
salarissen stijgen zonder dat de kosten per eenheid product toenemen.
Juist de overheid levert arbeidsintensieve diensten (zorg, onderwijs, politie enz). Om op
de arbeidsmarkt tegen concurrerende voorwaarden personeel te kunnen werven, stijgen
salarissen bij de overheid mee met die maakindustrie, maar zonder dus zonder
vergelijkbare toename van de productiviteit.
Hierdoor stijgen bij de overheid de kosten per eenheid product. De kostprijs van een uur
zorg of uur onderwijs stijgt, terwijl de kostprijs van marktproducten door hun hogere
productiviteit gelijk blijft.

In de sector overheid in het lastig het productievolume vast te stellen. Dit gebeurt met
tamelijke globale indicatoren: bij het onderwijs bv hoeveel leerlingen lessen volgen.
Bij het onderzoek van IPSE staat verder ook niet vast dat de samenhangen tussen
variabele in alle gevallen wijzen op een oorzakelijk verband. Maar beter onderzoek is
niet beschikbaar.
IPSE keek naar de ontwikkeling van de productiviteit in vijftien sectoren. Het leert ons
drie dingen:
- de productiviteit in een tijd van kortingen en bezuinigingen in het algemeen
verbeterd
- sectoren met een wettelijk monopolie presteren slecht in verhouding
- het duurt lang voordat overheidsorganisaties huisvesting en personeelsomvang
hebben aangepast aan een veranderende vraag aan dienstverlening.

Een stijging van de uitgaven door het Baumol effect is alleen te verhinderen wanneer:
- De arbeidskosten bij de overheid achterblijven bij die in de marktsector
- De werkgelegenheid bij de overheid minder toeneemt dan die in de marktsector

,De snelheid waarmee ambtenaren hun tijdelijke loonachterstand inhalen, hangt af van
de stand van de conjunctuur. Tijdens hoogconjuctuur is de arbeidsmarkt krap, de
concurrentie om schoolverlaters hevig en de arbeidsmobiliteit hoog. Hierdoor verloopt de
aanpassing sneller.

De andere is in NL niet aan de orde want ruim een kwart van de beroepsbevolking is
werkzaam bij de overheid of in de zorg.

Politieke economie
Politieke economen hebben nog andere verklaringen voor de stijgende
overheidsuitgaven: doelstellingen en het bijbehorende gedrag van politici en
ambtenaren, de invloed van belangengroepen en de rol van politieke instituties.

Politici kunnen stemmenverlies beperken door belastingen zo te heffen dat mensen niet
beseffen hoeveel zij betalen (belastingillusie) f door uitgaven met leningen te financieren
(schuldillusie).
Belastingillusie: ontstaat wanneer werkgevers opdraaien voor sociale premies, verder
door belastingen te heffen die in de prijzen zijn inbegrepen zoals btw en milieuheffingen.
Schuldillusie: burgers hebben onvoldoende in de gaten dat leningen nu tot hogere
belastingen in de toekomst leiden, doordat de schuld moet worden afgelost en rente.

Een andere theorie oppert dat politici geneigd zijn wensen van gepassioneerde
minderheden en belangengroepen met voorrang in te willigen. Het kan gaan om kleine
groepen die veel druk uitoefenen (tractoren). Politici willen stemmen en daarom
proberen zij het groepen die hartstochtelijk opkomen voor deelbelangen naar de zin te
maken. Deze neiging drijft de overheidsuitgaven op, doordat deze mensen vaak voor
meer uitgaven pleiten.

Ambtenaren en ministers zouden erop uit zijn hun eigen budget zo hoog mogelijk op te
voeren - met warme instemming van kamerleden die het desbetreffende sectorbelang
behartigen. Het streven naar budgetmaximalisatie jaagt het totale uitgaven peil op.
Is nu wel iets minder aan het worden door eco geschoolde ambtenaren.

Landen die hun parlement kiezen via het stelsel van evenredige vertegenwoordiging
kunnen een in verhouding hoger uitgavenpeil.
- formatiepoging: iedereen wil wat
- Overeenstemming is lastig: nagenoeg elk bezuinigingsvoorstel doet de achterban
van een van de coalitiepartijen extra pijn
- Ook de politieke kleur speelt mee: links heeft vaak meer de neiging tot hogere
uitgaven

De analyse van kessler (vliegwiel)
Kessler zette een redenering op die groei en krimp probeert te verklaren.
Hogere werkgeverslasten en afwenteling van werknemerslasten (indirect in voorwaarden
contract) maken arbeid duurder. Dat leidt tot ontslag van werknemers: uitkeringen.
Hogere arbeidskosten komen door hogere arbeidskosten zonder dat werknemers bereid
zijn hiermee samenhangende stijging van de belastingdruk te accepteren.
Toename collectieve uitgaven -> toename arbeidskosten -> Ontslag te dure werknemers
-> toename uitkeringen en dus collectieve uitgaven.

, Andersom geldt dit ook:
Afname collectieve uitgaven -> lagere arbeidskosten meer mensen worden aangenomen
-> afname aantal uitkeringen

Inkomsten
De overheidsuitgaven worden voor dan 90% gedekt uit de opbrengst van belastingen en
premies voor de sociale verzekeringen.
Daarnaast andere inkomsten, denk aan eigen bijdragen van gebruikers van door de
overheid aangeboden voorzieningen, door de overheid ontvangen boetes en het (snel
afnemende) staatsaandeel in aardgaswinst.

Collectieve lasten: verplichte betalingen aan de overheid waar geen concrete, individuele
en met de betaling samenhangende prestatie tegenover staat.




Hoofdstuk 4 overheidssaldo en overheidsschuld

Het feitelijk tekort op een begroting mag max 3% van het bbp zijn. De lidstaten hebben
ook een norm voor de overheidsschuld vastgelegd: die mag niet hoger dan 60% bbp
zijn.

overheidssaldo
Het feitelijk saldo van de begroting - het overheidssaldo - wordt berekend door de
actuele cijfers voor uitgaven en inkomsten te salderen.
Het structurele saldo van de begroting wordt berekend door het feitelijke saldo te
corrigeren voor het effect van de stand van de conjuctuur (deze kan beïnvloedt zijn door
eenmalige factoren) en door de invloed van eenmalige factoren uit te schakelen.
Bij de keuze voor de doelstelling moeten politici ten minste vier aspecten meewegen
1. de omvang van de overheidsinvesteringen
2. het eventueel bijsturen van de conjunctuur
3. gevolgen voor latere generaties
4. de invloed van uitzonderlijke gebeurtenissen

1. lenen voor investeringen
Volgens de gulden financieringsregel mag de overheid haar investeringsuitgaven
inderdaad dekken door schuld aan te gaan. De centrale overheid heeft deze regel allang
losgelaten, decentrale overheden passen hem nog altijd toe.

NL doet ook uitgaven die geen investeringen zijn zoals onderwijs en onderzoek

Wat betekent de conjunctuur? De schommelingen van de economische groei op korte
termijn noem je de conjunctuur. Periodes van sterkere groei (hoogconjunctuur) en
periodes van tragere (laagconjunctuur) of zelfs negatieve groei (crisis) wisselen elkaar
af.

Spaart een land meer dan in eigen land wordt geïnvesteerd, dan gaat het
spaaroverschot per definitie de grens over.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lwierseman. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

76669 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€8,16  4x  vendu
  • (0)
  Ajouter