Dit document omvat een combinatie van powerpoint en lesnota's. Alle in de les behandelde 12 topics werden volledig uitgeschreven en aangevuld met de lessen.
De lessen worden opgenomen
Cursusmateriaal:
- Slides aangevuld met nota’s (volstaat voor het examen)
- Ondersteunende documenten (meestal illustratief)
- Niet-geannoteerd Wetboek vennootschappen en verenigingen (WVV)
Kruisverwijzingen en post-its toegelaten
De laatste les worden 2 voorbeeldexamens bekeken.
Het examen bestaat uit:
- 2 stellingen (juist/fout) waarbij je moet motiveren
- Een vaardigheidsvraag
- Een essayvraag
- Een grote casus bestaande uit 3 vragen
(Elke vraag wordt beoordeeld alsof ze op 20 staat)
Overzicht topics
1. Vennootschapsrecht 2020
2. De vennootschap in het ondernemingslandschap
3. Constitutieve vereisten van de vennootschap
4. Personenvennootschappen
5. Oprichting van de vennootschap-rechtspersoon
6. Bestuur van NV, BV en CV
7. Bestuurdersaansprakelijkheid
8. Vermogen, kapitaal en effecten
9. De controle van de vennootschap (+ gastcollege)
10. De algemene vergadering
11. Erkende vennootschappen
12. Herstructurering m.i.v. ontbinding en vereffening
13. Gastcollege (wordt niet opgenomen)
Topic 1: vennootschapsrecht 2020
a) Ons vennootschapsrecht miste aantrekkingskracht
Een van de basisbronnen van het vennootschapsrecht is de Wet. In het bijzonder is er
een specifieke wet voor vennootschappen nl. het Wetboek van Vennootschappen en
1
,Verenigingen (WVV). Ook de verenigingen en stichtingen zijn opgenomen in dit wetboek
(wat voorheen niet het geval was).
Het WVV is tot stand gekomen in 2019.
Hiervoor had men het Wetboek van vennootschappen (W.Venn.). Waarom was het nodig
dat het wetboek van vennootschappen fundamenteel werd herzien? Het Wetboek was
zelf nog maar van kracht sinds 2001. Het W.Venn. had een zeer beperkte ambitie. Het
wou het vennootschapsrecht alleen maar beter structureren en coördineren, maar had
niet de bedoeling om aan de essentie van het vennootschapsrecht te raken.
Wat was er mis met het W.Venn.?
o In het W.Venn. stonden heel wat verouderde bepalingen bv. het leeuwenbeding.
Dat betekent dat niet 1 vennoot in een vennootschap alle winst mag verkrijgen of
dat de andere vennoten slechts een onevenredig deel van de winst verkrijgen. Er
kan dan geen spraken zijn van een vennootschap.
o Onaangepaste bepalingen. Er waren heel wat bepalingen die door de praktijk als
zeer belemmerend werden beschouwd bv. art. 556 W.Venn. Deze heeft
betrekking op de bijzondere Algemene Vergadering.
o Met de jaren is er een proliferatie geweest van vennootschapsvormen of
vennootschapsvariant. Een variant wil zeggen dat je terugvalt op een bestaande
vennootschapsvorm, maar daar een aantal zaken aan wijzigt.
o Er was een probleem van overregulering.
o Onoverzichtelijk
o Te complex
o Te stroef
o Onsamenhangend
Hoe zijn al deze negatieve elementen er gekomen?
o Een van de hoofdredenen was dat om interne concurrentie tussen
vennootschapsvormen te vermijden, de regels in het Europees recht die van
toepassing waren op grote ondernemingen ook gingen gaan toepassen op de
kleine ondernemingen (= ‘goldplating’). Hierdoor ging het dus om heel zware
regels voor de kleine ondernemingen.
o Pogingen tot versoepelingen waren deels mislukt.
o De proliferatie van vennootschapsvormen- en varianten kenden een beperkt
succes
o Talloze wijzigingen die niet steeds even doordacht waren
2
, o Een eerdere poging tot fundamentele hervorming was eveneens mislukt (Groot
Ontwerp)
o NV en BVBA waren concurrentieel als organisatievormen van ondernemingen
Waarom moet ons vennootschapsrecht aantrekkelijk zijn?
Een groot stuk van het vennootschapsrecht vindt zijn grondslag in het Europees recht.
Europa heeft willen harmoniseren in het vennootschapsrecht om ervoor te zorgen dat de
vrijheden die Europa nastreeft (o.a. die van vestiging) zo weinig mogelijk belemmerd
worden door verschillende vennootschapswetten.
Europa is beginnen harmoniseren om ervoor te zorgen dat het vennootschapsrecht over
de lidstaten heen op elkaar afgestemd is. Dit moet grensoverschrijdende
ondernemingsactiviteit stimuleren.
Europa heeft jarenlang richtlijnen uitgevaardigd. Sommigen hiervan zagen het licht,
andere dan weer niet. In de jaren 90 kwam er onder de lidstaten een soort van
harmonisatiemoeheid.
Ondertussen was er nog een andere beweging. Deze had te maken met het Europees Hof
van Justitie die een zeer liberale mobiliteitsrechtspraak ontwikkelde. Het HvJ liet een
zeer grote vrijheid aan ondernemers om binnen Europa, ondernemingen onder
verschillende vennootschapsvormen in andere lidstaten te gaan oprichten. Ook wanneer
die vennootschap dat in een ander land werd opgericht, een pure
brievenbusvennootschap was of die oprichting was om de eigen oprichtingsregels te
omzeilen, dan nog vond Europa dit goed.
Een van de eerste arresten in dat verband is Centros. Dit arrest had te maken met
Deense ondernemers die niet onder het Deense recht een vennootschap wouden
oprichten omdat ze vonden dat daar veel te strenge regels waren. Ze gingen daarom
naar Engeland om daar een vennootschap op te richten en het Deense
vennootschapsrecht te omzeilen. Het
HvJ heeft geoordeeld dat je wel degelijk in andere lidstaten vennootschappen bv. een
brievenbusvennootschap moogt oprichten onder een soepeler regime om actief te zijn in
het eerste land.
De rechtspraak van het HvJ heeft opnieuw een harmoniseringstendens doen ontstaan. De
verschillende lidstaten stelde in het licht van de vrije opstelling door het HvJ vast dat als
ze te stringent waren met hun eigen vennootschapsrecht, ze hun ondernemers als het
3
, ware naar het buitenland duwden en om in het buitenland een vennootschap te gaan
oprichten. Ze konden dan met die buitenlandse vennootschap terugkeren naar het
oorspronkelijke land om daar actief te zijn.
Dus wanneer het Belgische vennootschapsrecht te stringent zou zijn, gaan de Belgische
ondernemers gewoon naar het buitenland om daar een vennootschapsvorm op te richten
en vervolgens in België actief te zijn.
De top down-harmonisatie is in Europa verschoven naar een bottom-up-
harmonisatie. Zo begonnen de verschillende vennootschapswetgevers naar elkaar te
kijken en zich op elkaar af te stemmen. Dit is om te vermijden dat er een vlucht zou zijn
van ondernemers naar het buitenland om daar vennootschappen te gaan oprichten.
Uit voorgaande bleek dat België met een heel zwaar vennootschapsrecht vast (de regels
voor grote vennootschappen waren namelijk ook van toepassing op kleine
vennootschappen). Er moest dus ingegrepen worden in het Belgisch vennootschapsrecht
om het aantrekkelijker te maken en een kans te geven in de Europese competitie tussen
vennootschapswetgevers.
Het was nodig om het Belgische vennootschapsrecht aan te passen. Dit was met een
dubbele insteek:
1. We wouden in eerste instantie aantrekkelijk zijn voor onze eigen ondernemers. Zo
niet, dreigen ze naar het buitenland te gaan om daar een onderneming onder een
buitenlandse vennootschapsvorm op te richten.
2. Buitenlandse ondernemers warm maken om voor hun onderneming een Belgische
rechtsvorm te kiezen.
b) De remedie van professor Koen Geens
In 2014 heeft Koen Geens alle professoren die aan Belgische rechtsfaculteiten
vennootschapsrecht doceren, aangeschreven om voor te stellen samen met hem na te
denken over het vennootschapsrecht.
Kort hierna is Koen Geens Minister van Financiën geworden en daarna Minister van
Justitie. Sinds 2014 is er dus gewerkt aan het nieuwe WVV.
c) Krachtlijnen van het WVV
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mjfranssens. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,56. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.