CURSUS NIEUW VERBINTENISSENRECHT ANDERE BRONNEN EN
ALGEMEEN DEEL
VERBINTENIS UIT BUITENCONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID
Ook schadeherstel als je door fout schade veroorzaakt aan iemand waarmee je geen overeenkomst
hebt. Dit is dan op basis van de buitencontractuele aansprakelijkheid. Soort van verplichting op grond
van de algemene zorgvuldigheidsnorm.
Je moet je zorgvuldig gedragen, doe je dat niet is de sanctie schadeherstel (art. 5.127 BW).
De samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid is toegelaten vanaf het
intreden van de nieuwe wet.
Samenloopverbod zal dus wegvallen 2 grote luiken van de buitencontractuele
aansprakelijkheid
- Foutaansprakelijkheid
Op basis van onzorgvuldigheid / fout
- Objectieve aansprakelijkheid
Aanstellingsband
Fout door aangestelde
Aansteller t.a.v. derde objectief aansprakelijk
De aanstellersaansprakelijkheid
Als een werkgever een werknemer inschakelt (arbeidsovereenkomst), kan het gebeuren dat werknemer
tijdens de uitvoering toch schade veroorzaakt aan een derde. De werknemer begaat fout die schade
veroorzaakt aan derde. In dat geval kan derde een buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering
instellen tegenover de werkgever, ook al heeft deze geen fout begaan! De objectieve factor is de
aanstellingsband tussen de werkgever (aansteller) en de werknemer (aangestelde). De werkgever
ontsnapt niet aan objectieve aansprakelijkheid door art. 18 WAO!!!
Werkgever kan wel na het vergoeden van derde gaan verhalen op zijn werknemer via contractuele
band, tenzij werknemer zich kan beroepen op art. 18 WAO, dan is dit niet mogelijk.
Aansprakelijkheid voor andermans daad
Hoofdaannemer kan zich niet beroepen op excuus dat zijn aannemer of werknemer een fout heeft
begaan en niet hij. Ook hier is nadien regres mogelijk door hoofdaannemer wanneer die wordt
aangesproken door de bouwheer, dan kan hij die contractueel aansprakelijk stellen om hem dat
bedrag terug te vergoeden. Onderaannemer kan zich niet beroepen op art. 18 WAO, dit kan enkel een
werknemer!
Contractuele en buitencontractuele goed kunnen onderscheiden, en impact van art. 18 WAO goed
kennen.
Verschil is dat het gaat om een werknemer en niet om een zelfstandige, de aanstellersaansprakelijkheid
slaat enkel op een ondergeschikte, een werknemer.
,VERBINTENIS UIT HET RECHTMATIG VERTROUWEN
Niet als algemene bron van verbintenissen opgenomen in BW, maar HvC heeft dit toch al erkend.
Maar het kan weldegelijk een afzonderlijke bron van verbintenissen zijn. Art. 5.3 BW lijkt een
gesloten lijst, hier is discussie over tussen juristen, maar parlementaire voorbereidingswerken laten dit
nog open aan HvC.
Er zijn wel enkele toepassingen van in de wet, denk maar aan de theorie van het schijnmandaat in art.
1.8, §5 BW.
Ook wanneer iemand dronken een online transactie doet en achteraf zegt dat die dronken was en die
wil niet had, kan tegenpartij zeggen dat hij rechtmatig vertrouwen had dat contract ontstond. Want
door het duwen van bepaalde knoppen een contract sluiten geeft daar blijk toe. Ook al is er geen
geldige wil, toch zal er contract zijn of tenminste toch een schadeherstel. Maar hier is niet echt veel
rechtspraak over.
Hier is nog veel rechtsontwikkeling over mogelijk, dus niet uitsluiten dat het rechtmatig vertrouwen
een bron kan worden in de toekomst die wel in de wet zal staan.
EENZIJDIGE WILSUITING
Als er een wilsovereenstemming is tussen minstens 2 partijen, dan ontstaat er een verbintenis of
meerdere verbintenissen, er ontstaat een rechtsband door de wilsovereenstemming.
Daarnaast kan het ook door een eenzijdige wilsuiting gebeuren dat er een rechtsband ontstaat.
= een belofte doen naar iemand anders
Voorbeeld: iemand is hond of kat verloren en via sociale media stelt die voor vinder van hondje 1000
euro. Dit is eenzijdige wilsuiting aan groep van mensen. Dit creëert een verbintenis onder dezelfde
voorwaarden als in contract, maar hier uit eigen wil tot stand gebracht.
Denk ook aan het aanbod, dit is een eenzijdige rechtshandeling die een verbintenis met zich
meebrengt.
Regels die gelden voor deze verbintenissen staan in aparte bepaling in het BW, bij H2, de eenzijdige
rechtshandeling. In art. 5.125 BW en art. 5.126 BW, daar definitie terug te vinden. Het tweede lid is
belangrijk in art. 5.125 BW, kan tegenover welbepaald persoon, maar ook tegenover bepaalde groep
van personen.
Regels die gelden
De regels van contractenrecht gelden voor zover deze er niet van afwijken!!!
Tenzij ze niet matchen met de aard van eenzijdige wilsuiting. Denk maar als bedrog als
wilsgebrek, moet in principe uitgaan van de wederpartij, dit kan hier niet worden toegepast
want er is geen wederpartij. Maar zelfs soms wel mogelijk bij eenzijdige wilsuiting naar een
bepaald persoon
, RECHTSFEITEN
= oneigenlijke of quasi-contracten
- Onverschuldigde betaling
- Ongerechtvaardigde verrijking
- zaakwaarneming
Iemand stelt handeling waardoor een ander gehouden wordt tot een verbintenis.
ONVERSCHULDIGDE BETALING
Wat moet er worden aangetoond om te kunnen spreken van een onverschuldigde betaling:
- Betaling is gebeurd
In de brede zin van woord
Niet alleen geldsom
Overhandiging goed kan ook
- Betaling is onverschuldigd
Mag geen grondslag vinden
Basisverbintenis die ontstaat tussen solvens en accipiens: degene die ontvangen heeft (accipiens) moet
terugbetalen aan de solvens.
Dit is het rechtsgevolg: de terugbetalingsverbintenis
Op de terugbetalingssom moeten interesten betaald worden wanneer de accipiens te kwader trouw is.
Deze moeten worden terugbetaald aan de wettelijke interestvoet als het gaat om een geldsom (art.
5.122 BW & art. 5.127 BW)
Mocht je uitgaven hebben gedaan in verband met de onverschuldigde betaling, dan moet de solvens
die uitgaven die niet buitensporig zijn geweest ook vergoeden aan de accipiens!
Geregeld in art. 5.133-5.134 BW
Schuld die aan grondslag van betaling kan liggen = contract, eenzijdige wilsuiting, buitencontractuele
aansprakelijkheid, vrijgevigheid
Dan zal betaling wel kunnen worden toegerekend
Betaling zal niet onverschuldigd zijn
Stel dat er een schuld is tussen A en B van 100 en een derde betaalt die schuld van A aan B (100),
maar die derde dacht dat het zijn eigen schuld was, niet bedoeling om A zijn schuld af te lossen. Dan
is er een verschuldigde betaling gebeurt en kan derde in principe tegenover B de
terugbetalingsvordering instellen. Maar zal niet meer mogelijk zijn wanneer B te goeder trouw was de
titel die hij had tegenover A heeft vernietigd omdat hij dacht dat A had betaald. Dit is een
uitzondering, geen onverschuldigde betalingsvordering meer mogelijk. Dan draagt derde het risico.
Wat wel kan gebeuren is dat derde A gaat aanspreken want die is onrechtvaardig verrijkt, dan kan die
een onrechtvaardige verrijkingsvordering instellen want derde is verarmd. Zien we hierna.
Verschil tussen onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking : de onverschuldigde
betaling is een specifieke toepassing van de ongerechtvaardigde verrijking, maar onverschuldigde
betaling heeft twee eigen toepassingsvereisten. Ook rechtsgevolgen zijn verschillend. Vandaar dat het
ook een andere bron is van verbintenissen.