Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Europese politieke integratie (volledig samengevat) €5,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Europese politieke integratie (volledig samengevat)

 22 vues  0 fois vendu

aantekeningen van alle hoorcolleges. enkel deze 57 paginas geleerd (+aangehaalde actua in de les zelf) en zowel ik als vrienden behaalde min. 18/20 in eerste zit

Aperçu 4 sur 57  pages

  • 13 mai 2024
  • 57
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (6)
avatar-seller
donnaverbrug
Europese politieke integratie : geschiedenis
Theorieën wijzen op diepere dynamieken die spelen en aangeven in welke richting een situatie kan
evolueren, volgens wat er op dat moment bekend is. Bij het begin van de Europese Unie was deze
samenwerkingsvorm nieuw want de meeste internationale samenwerkingsverbanden hadden/hebben
geen supranationale werking maar zijn intergouvernementeel ingericht, Kyoto akkoord, Parijs akkoord,
etc.⇒ niet afdwingbaar en hangen eerder af van de goodwill van de landen zelf. Bij de vorming van deze
supranationale werking, ontstonden er twee rivaliserende scholen nl. de neofunctionalisten en de
intergouvernementalisten. De neofunctionalisten voorspelen dat het centrale niveau steeds verder aan
macht zal winnen terwijl de andere voorspellen dat finaal de lidstaten zelf de macht behouden. Beide
theorieën helpen met het vertellen van de geschiedenis en een selectie te maken van sleutelmomenten,
andere theorie = andere lenzen en invalshoeken.
Sociaal psychologische theorie = karaktereigenschappen zijn belangrijk van de leiders, sommige kunnen
elkaar af andere niet, andere mensen aan de macht = andere akkoorden, de mensen in de macht en
hun eigenschappen bepalen de lijn van de geschiedenis ⇐⇒ intergouvernementalisme = de mensen
maken niet uit, het zijn de belangen van de landen die er toe doen. Ondanks de afmattende lange
onderhandelingen, kan je voordien al ongeveer weten in welke richting het verder zal gaan door de
interne dynamiek en het dagdagelijkse doen en laten van de Commissie.
De eerste theorieën die de ronde deden over de eenmaking van Europa dateren al van voor dat de
eenmaking van start ging en zelfs van voor de tweede WO ⇒ federalisme : idee dat we op een continent
zitten met veel nationale staten, die met elkaar in conflict gaan vandaar moet men om de veiligheid van
de mensen te garanderen deze structuur los laten en evolueren naar een Europese Unie als een
federatie boven de landen (verenigde staten van Europa) met een sterk centraal gezag en eventueel
landen die zelf nog enkele bevoegdheden kunnen uitoefenen ⇒ zowel een theorie als een politiek
programma. Hiertegen bestaat een tegenbeweging die dit idee als naïef zag aangezien iedereen een
andere cultuur en taal spreekt en men bovendien vertrekt vanuit een politiek probleem, nl. nationale
staten die met elkaar vechten en men lost dit op door een superstaat te maken waardoor het risico van
meer oorlogen groter wordt tussen de grote federaties.
Een ander idee was dat van het functionalisme waarbij men zich gaat afzetten tegen de federalisten
omdat ze zeggen dat federalisten het probleem van de conflicten tussen landen gaat verschuiven naar
dan problemen tussen federaties. Het probleem moet dan ook niet politiek worden opgelost maar
functionaal. Men stelt dat verschillende landen samen een aantal beleidskwesties kunnen beheren
waarbij men dan aparte instellingen opgericht, waardoor men allerlei bestuursvormen door elkaar krijgt.
Spoorwegen = continentaal : welke locomotieven, welke sporen,... ⇒ want 1 continent ; Scheepvaart =
intercontinentaal ; Luchtvaart = mondiaal ; …. Bij elke beleidskwestie gaat men simpelweg kijken welke
oplossing het meest praktisch is, los van de politiek. Hierdoor zouden er verschillende transnationale
instellingen naast en door elkaar bestaan ipv 1 “super Europa”.
Een laatste visie die ontstaan is na de wereldoorlog over hoe men zich zou kunnen organiseren is het
transactionalisme of het pluralisme. Deze denkers zeiden dat de andere visies niet realistisch waren
omdat de staten diegene zijn die beslissen en niet een supranationale staat of verschillende
transnationale instellingen. Maar de staten zelf kunnen er dan wel voor kiezen om op een aantal vlakken
met elkaar samen te gaan werken bv. om zo oorlog te vermijden, maar hierbij staan de landen op gelijke
voet met elkaar en is er niets daarboven.
Kort na de 2de wereldoorlog ontstaat de EGKS, wat inhoudt dat er voor het eerst een “macht” boven de
landen komt te staan, doordat er iets boven de landen stond en men dus niet zomaar de samenwerking
kon stopzetten, het was eerder een vorm van integratie dan van samenwerking. Binnen de politieke
wetenschappen vormde zich daardoor de twee verschillende, rivaliserende scholen ; neofunctionalisme
en intergouvernementalisme.
Het neofunctionalisme stelde vast dat de eenmaking van Europa begint bij de rationele,
functionalistische en economische beslissing om samen te werken rond kolen en stalen. Eenmaal dat


1

,men ziet dat dit vlot werkt, is er een instelling nodig die beslissingen kan nemen om dit zo vlot te houden.
Door de vlotte werking van deze samenwerking gaat er een soort van spillover gecreëerd worden om
samen te werken in bv. andere zware industrieën. Deze spillover gaat zich steeds verder manifesteren in
andere domeinen waardoor het hogere niveau steeds belangrijker wordt en aan “macht” wint. Andere
nationale organisaties boerenverenigingen, vakbonden, etc. gaan zich uiteindelijk ook organiseren op
hogere niveaus zodat men nog steeds relevant is en druk kan uitoefenen. De politiek gaat dus
verschuiven naar het hogere niveau, waar het in eerste instantie niet zat.
Verschil neo- en functionalisten : functionalisten zeggen dat alles op zijn eigen niveau blijft terwijl het
neofunctionalisme stelt dat eenmaal men begin met een samenwerking er een spillover effect gaat
plaatsvinden naar andere niveaus. Wat dus ooit begonnen is als een verhaal van samenwerking in
enkele economische niche sectoren wordt een verhaal van een volwaardige politieke eenheid.
Kindersuprise eitje tot op de mm vastgelegd doordat men op een bepaald moment heeft besloten op van
Europa 1 grote markt te maken (= economisch voordeliger ⇒ functionele beslissingen). Een baby in
Zweden was gestikt door een kindersuprise, waardoor verschillende landen dit te gevaarlijk vonden om
te verkopen, maar andere wouden dit niet verbieden. Doordat men 1 markt had gevormd kon niet elk
land voor zichzelf beslissen om iets te verbieden aangezien men dat verboden product in een buurland
zou kunnen verkrijgen. Vandaar dat men uiteindelijk aan het discussiëren was om het eitje van de
kindersurprise te reguleren. Het samenwerkingsverband gaat zich dan ook met andere woorden steeds
verder en verder uitbreiden.
Het neofunctionalisme kan natuurlijk niet alles verklaren, omdat je niet overal een spillover krijgt ondanks
dat het logisch en functioneel zou zijn, aangezien dat landen een zekere autonomie willen behouden.
Aangezien men binnengrenzen heeft weggehaald, zou een logische spillover zijn dat het asielbeleid ook
samen geregeld wordt. Vluchtelingen kunnen zich vrij door de Europese landen bewegen, maar zouden
dan voor asiel aan te vragen aan andere voorwaarden moeten voldoen wat niet logisch is. Maar rond
asiel bestaan nauwelijks Europese regels en doet elk land wat die zelf wilt.
Het intergouvernementalisme kan deze hiaat van het neofunctionalisme helpen verklaren aangezien
deze stellen dat finaal de lidstaten kunnen beslissen of ze iets willen of niet. Bij elke beslissing wegen de
lidstaten autonoom hun voor- en nadelen en bedenken vervolgens of ze het wel of niet willen
samenwerken. In de jaren ‘60 valt veel stil omdat de franse president, Charles De Gaulle, alles
blokkeerde en niets wou doorvoeren. In se is de Europese Unie dan ook niet anders dan een andere
internationale organisatie want vanaf een land iets niet wil implementeren zal die dat blokkeren.
Wanneer lidstaten niet meer willen samenwerken, zullen ze dan ook alles terugdraaien waarmee ze het
niet eens zijn (screw back). Er zijn reeds enkele momenten geweest waarbij men sommige besluiten
wou terug nemen, tijdens de corona crisis wou men de binnengrenzen weer bewaken, maar eigenlijk is
dit zeer uitzonderlijk.
Er zijn ook enkele beslissingen, die genomen werden in Europa die niet uit te leggen zijn als zijnde in het
belang van de lidstaten. Doorheen de jaren heeft het europese parlement steeds meer macht gekregen,
waardoor de lidstaten zelf macht hebben verloren, wat niet past binnen de visie van het
intergouvernementalisme. Waardoor men kan stellen dat er nog andere mechanisme spelen waardoor
lidstaten beslissingen nemen tegen hun eigen belangen in. Uitbreiding naar centraal en oost Europa
zorgde ervoor dat de lidstaten een deel van hun subsidies “verloren” en bovendien dan ook minder
macht zelf kunnen uitoefenen, terwijl ze er niet direct echt iets voor terug kregen.
Net na de tweede wereldoorlog hebben alle landen, behalve Duitsland, hun soevereiniteit terug
verkregen en het idee om dan iets Europees te creëren en in te zetten op Europese integratie was dan
ook niet echt vanzelfsprekend. Landen zouden dan namelijk hun opnieuw verkregen soevereiniteit
afgeven en bovendien zou Duitsland dan op gelijke voet staan met de andere en dus ook mee kunnen
beslissen over bv. Franse gelegenheden want zeker geen populair gedachtegoed was. Terugkijkend is



2

,de EGKS, Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, dan ook een soort van wonder, zeker wanneer
je vorige mislukte pogingen om Europa te verenigen in rekening brengt.
De OEES, Organisatie voor Economische Samenwerking, ontstond na de tweede wereldoorlog omdat
Europa in puin lag (industrie was kapot, landbouwgronden verwoest, etc. = economisch ; politiek=
opkomst communistische partijen over heel Europa, vooral het Westen van Europa door de zwakke
economie Griekenland en Turkije via verkiezingen en gewapend verzet, met steun van de Britten is dit
verzet belet van een echte doorbraak, het Oosten was in de invloedssfeer van de USSR gekomen). De
situatie werd dan ook gezien als knellend, om hieruit te geraken was het nodig om het productieapparaat
op te bouwen. Hiervoor moest men echter materiaal kopen dat enkel nog aanwezig was in Amerika,
waarvoor men op zijn beurt dollars nodig had en om hieraan te geraken moest men bijgevolg producten
verkopen aan Amerika, maar omdat het productieapparaat kapot was ging dit niet (vicieuze cirkel,
structureel dollar te kort in Europa).
Amerika had bovendien besloten om in isolationisme te treden en hun steun aan Europa abrupt stop te
zetten, het enige dat hen dwarszat was de opkomst van het communisme omdat dit een bedreiging zou
kunnen vormen voor hen (communistisch Europa en Rusland vs kapitalistisch Amerika). In het voorjaar
van 1947 komt vanuit GB de boodschap dat ze hun troepen uit Turkije en Griekenland terugtrekken
omdat GB het economisch niet meer aankan, waardoor de bal in het kamp van de Amerikanen kwam te
liggen (laat men het gebeuren dat de communistische overnemen of gaan ze zich bemoeien?). De
Amerikaanse president lanceerde dan het Trumandoctrine om landen te steunen die bedreigd werden
door de Sovjet-unie, wat het begin is van de Koude Oorlog omdat men zich hiermee direct tegenover de
USSR zet alsook het begin van de bipolaire wereld.
In het verlengde daarvan kwam er het Marshallplan om miljarden dollars naar Europa te sturen om zo de
sociale onrust te sussen door de economie te stimuleren. De ideologische component (communisme
tegengaan) zorgde ervoor dat het congres bereid was om mee te stappen in het verhaal, maar ook het
economische luik speelde (in mindere mate weliswaar) een rol, nl. het feit dat de Amerikanen nieuwe
afzetmarkten nodig hadden en als ze dit niet vonden dreigde er werkloosheid, recessie, etc.
Amerika probeerde oa een wereldhandelsorganisatie op te richten om vrije handel te stimuleren zodat
men af kon geraken van hun overproductie, de WHO kwam pas veel later maar de GATT, General
Agreement on Tariffs and Trade, kon men wel al realiseren. Inse helpte Amerika eerder zichzelf want
men ‘investeerde’ in Europa zodat Europa kon ‘investeren’ in de Amerikaanse economie. In juni 1947
wordt het Marshallplan afgekondigt, waarbij men het deed uitscheinen als loutere hulp tegen armoede
en niet tegen het communisme. Maar om te voorkomen dat de communistische landen ook dollars
zouden krijgen werd de voorwaarde gesteld dat wie in aanmerking wil komen, zich moet verenigen
(Stalin zou nooit accepteren dat andere meebeslissen over naar waar het geld naartoe zou moeten gaan
+ het verenigen van landen zorgt voor een vrijhandelszone wat strookt met Amerika's wens = europese
integratie is wenselijk). De Amerikanen wouden West-duitsland hierbij betrekken omdat dit net aan het
ijzeren gordijn lag en men bang was dat wanneer w-duitsland geen hulp zou krijgen, de communisten dit
structureel verzwakte land zouden innemen. Dit terwijl frankrijk wou dat Duitsland zo klein mogelijk
gehouden werd, zodat ze niet konden groeien en sterker worden.
Om dit te realiseren organiseerde men in juli 1947 in Parijs een vergadering waar de leiders van de
landen naartoe kwamen, ook de Sovjetunie stuurde een minister maar die ging weg nadat die hoorde
dat het plan was om samen het geld te verdelen. De satellietstaten stonden reeds onder zo’n harde
controle van de sovjet-unie, dat ook zij weggingen (mislukking van het plan om hen weg te halen onder
de invloed van de sovjet-unie).
De OEES (Organisatie voor economische europese samenwerking) werkte de verdeelsleutel en het
basisprogramma uit. In 1948 keurde Amerika het plan van de OEES goed en stuurde het geld op. Het
Marshallplan had wel degelijk een positief effect, zeker in w-duitsland was dit enorm, maar over hoe en
wat is men het niet eens.


3

, In April 1949 werd de OEES opgericht, wat toen nog intergouvernementeel georganiseerd was (tussen
lidstaten), waarbij de belangrijkste beslissingen werden genomen door een raad van ministers (voor elke
lidstaat 1 minister) volgens het principe van unanimiteit. Het gevolg is dus dat er niet enorm veel
beslissingen konden genomen worden, waardoor ze hun belofte aan Amerika nooit wisten te
volbrengen. In 1969 is de OEES hervormd geweest, waarbij landen zoals Australië, Amerika, Finland,
Japan, etc. (geïndustrialiseerde landen) toetraden en men bovendien de naam veranderde naar OESO
(organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling) met een hoofdzetel in Parijs. Ondanks
deze veranderingen blijft het echter nog steeds een puur intergouvernementeel orgaan en houdt zich
bezig vandaag de dag vooral bezig met het opstellen van statistieken (denktank) om zo landen met
elkaar te vergelijken. Ondanks dat het gerespecteerde denktank is, heeft het geen macht aangezien het
niet boven de lidstaten staat.
Na de oorlog is Churchill weggestemd en is die over het continent beginnen reizen, als een attractie
overal speeches geven etc, en riep op tot de oprichten van de United states of Europe (verenigde staten
van europa). Welke rol daarvoor voor de Britten was weggelegd was nooit echt duidelijk (“UK is with
europe, but not of europe”, op andere momenten wel “of europe”).
In mei 1948 werd er in den haag een congres georganiseerd van europese federalisten (congres van
Den Haag) met meer dan 700 politici uit bijna alle europese staten, die er hun case maakte voor een
verenigd europa. Dit congres werd geopend door Churchill en eindigde met “we moeten iets europees
organiseren” (= zeer vaag). In Londen ontstond een jaar later, mei 1949, de Raad van Europa met een
hoofdzetel in Straatsburgh (symbolisch; gebied dat wisselend van Frankrijk naar Duitsland ging
voordien) waarin 10 landen mee instapte (benelux, frankrijk, etc. alsook de britten “the usual suspects”).
Na enige discussie koos men er uiteindelijk voor om het opnieuw intergouvernementeel in te richten,
ondanks het feit dat sommige landen wel verder wouden gaan naar het vormen van een federatie (oa
belgië). Maar oa de Britten zagen dit niet zitten, de landen die wel een federatie wouden dachten
bovendien dat de Raad van Europa wel zou uitgroeien tot iets dat boven de lidstaten zou te komen
staan. Een parlement voor de Raad van Europa werd wel opgericht en vanuit elk nationaal parlement
worden er leden aangeduid die een aantal keer samen komen in Straatsburg, maar in se geen macht
hebben. Paul-Henri Spaak (belgische minister buitenlandse zaken) was de eerste voorzitter
parlementaire assemblee Raad van Europa. Later breidde men uit tot een veel grotere club (bijna 50
lidstaten) maar zonder wezenlijke macht. Uiteindelijk heeft men de focus gelegd op mensenrechten,
waar ze moreel gezag hebben met een eigen rechtbank Europees Hof van de rechten van de Mens,
maar dus geen echte macht.
Een andere organisatie die men na de tweede wereldoorlog heeft opgericht is de Westerse Unie/ Pact
van Brussel waarbij 5 landen (Benelux, Frankrijk en Groot-Brittannië) in maart 1948 een pact
ondertekende om op politiek, militair, econmisch en cultureel vlak samen te gaan werken. Maar wat men
precies wou doen of bereiken bleef vaag. Door het vaag te laten kon men namelijk meer landen
aantrekken want dan zou er geen discussie zijn over wat en hoe.
Wat vernieuwend was, was de militaire samenwerking en dit kwam er omdat men het gevoel had dat
erop een dag nog eens een wereldoorlog zou kunnen uitbreken (met de mogelijkheid om te komen
vanuit 2 richtingen : 1. de sovjet unie;aangezien men een volledig ander systeem had dan dat van hen
2. Duitsland die zich mss weer zou herstellen, groeien en opnieuw aanvallen). Het sluiten van deze Unie
was dan ook een beschermingsmaatregelen waarbij men slecht 1 ding concreet had afgesproken, nl. het
principe van één voor allen, allen voor één (militaire alliantie).
Dit wordt later de basis van de NAVO (art. 5 dat reeds 1 maal geactiveerd is, nl. na 9/11). In de praktijk is
er echter niks van de Westerse Unie/Pact van Brussel geworden aangezien het militair deel werd
overgenomen door de NAVO en op de andere vlakken er niet echt iets is afgesproken.
Doordat de NAVO opgericht is als een intergouvernementele organisatie, kan deze hun lidstaten
nergens toe dwingen, waardoor er slechts 1 land nodig is die hun veto inzet om ervoor te zorgen dat de


4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur donnaverbrug. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53340 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté