Elias Vansteenlandt – PBA Sociaal werk – Vives Kortrijk
SAMENVATTING - Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen
1.1 Wat is sociale stratificatie? (verschillende lagen in de samenleving, sociale ongelijkheid die
verankerd zit in het systeem )
Niet iedereen heeft dezelfde kansen. In elke samenleving heb je verschillende lagen, mensen in
dezelfde laag delen gemeenschappelijke kenmerken met anderen in hun laag = sociale ongelijkheid.
Deze sociale ongelijkheid is sterk verankerd in een samenleving. = geïnstitutionaliseerde sociale
ongelijkheid
Sociale ongelijkheid = hiërarchische opbouw van een samenleving, een plaats op de
maatschappelijke ladder. Dit hangt samen met macht: gedrag van een ander beïnvloeden in functie
van het eigen belang of zelfs tegen het belang.
Sociaaleconomische positie: hoe hoger op de ladder, hoe betere toegang tot middelen. Dit
gaat dan om alle middelen tot levenskansen, zowel welvaart als welzijn.
Ook is dit verweven van onderlinge beïnvloeding. VB: als je gebrekkige huisvesting hebt is dat
niet bevorderlijk voor sociale contacten omdat je niemand wil uitnodigen
Sociaaleconomische status: hoe hoger, hoe hogere maatschappelijke waardering, je kijkt op
naar de hogere en je kijkt neer naar de lagere.
Beide hangen nauw samen, dus gebruiken we SES als standaard.
= multidimensionale: 3 componenten : Ze zijn onderling sterk verbonden met elkaar.
- Financiële middelen : economische dimensie
- Tewerkstelling/beroepstatus : sociale dimensie
- Opleidingsniveau : culturele dimensie
Statusconsistentie= hooggeschoolden hebben vaak hogere functies en dus ook een hoger inkomen.
Statusinconsistentie = Je scoort hoog op & deelcomponenten maar laag op een ander VB een Poolse
arts die in België tewerk is gesteld als poetsvrouw. Hoog opleidingsniveau maar lage beroepsstatus
Armoede : vaak gebrek aan financiële middelen, vaak samenhang met tewerkstelling en scholing
Hangt uiteindelijk samen met alle aspecten van levenskwaliteit, hoe lager op meer dimensies
hoe kwetsbaarder.
Vranken klassieke definitie armoede : “Armoede is een netwerk van sociale uitsluiting dat zich
uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen
van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen
kracht overbruggen.” (Vranken, 2007, p. 36)
Begrippen : aanverwante begrippen
- Sociale differentiatie
= verschillende actoren hebben verschillende gespecialiseerd taken opgenomen en hebben
verschillende rollen ui te voeren. Niet gepaard met sterke waardeverschillen
- Sociale ongelijkheid
= ongelijke toegang tot belangrijke middelen in de samenleving naargelang de positie die men
inneemt op de maatschappelijke ladder
1
,Elias Vansteenlandt – PBA Sociaal werk – Vives Kortrijk
- Sociale stratificatie
= Geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid, het heeft een stabiel karakter en het wordt beseft
door de leden van de samenleving waar er regels over verdeling aanwezig zijn.
De verankering zijn door allerlei reproductiemiddelen die zorgen dat de ongelijkheid blijft
bestaan over generaties heen (sociale groepen, leefvormen, onderwijs)
- Sociale mobiliteit
= verandering inzake sociale positie, opwaarts is een stijging en neerwaarts een daling. Je hebt
ook intergenerationeel (over generaties heen) en intragenerationeel (binnen de generatie)
In een gesloten samenleving is er geen mobiliteit mogelijk. De openheid word permeabiliteit
genoemd.
- Positionele mobiliteit
= Posities kunnen ook opwaarts en neerwaarts bewegen op de maatschappelijke ladder.
Bv: leerkrachten zijn gedaald qua status, horizontaal is dat men op dezelfde hoogte blijft qua
positie maar wel verandert van functie
1.2 Drie basiscomponenten : andere sfeer van het maatschappelijk bestaan
= Economische dimensie, culturele dimensie, sociale dimensie
1. Financiële middelen
Inkomen en vermogen dat men verwerft/heeft. (bv: uitkeringen)
Doorslaggevend voor armoede: belangrijke basis om armoede te overstijgen, staat ook
centraal bij empirisch onderzoek
Armoede: armoederisicodrempel (bedrag berekend, armoederisico als je eronder zit)
referentiebudgetten= welke behoeften er moeten zijn om menswaardig te kunnen leven
Sociale ongelijkheid: Financiële komt op voorgrond, vaak met inkomensongelijkheidsverdeling.
Historisch belang in ontstaan en versterken sociale stratificatie: PG14
(1) Belang van privébezit (en grondbezit) in historisch ontstaan van ‘echte’ stratificatie
(2) Ontstaan van geldbezit als ruilmiddel: versterken sociale stratificatie+ doelverschuiving: Van
middel naar doel op zich
(1) Belang van privébezit in historisch ontstaan van ‘echte’ stratificatie : Ontstaan stratificatie: bij
sedentaire (landbouw-) samenlevingen (Blumberg):
Productie: minder collectief Productie: surplus + sedentair: => Ongelijke toegang tot surplus uit
landbouw: => Ongelijke toegang tot (schaarse) middelen – grond (sedentair)
Toenemend belang familie voor consumptie/verdeling (zie verder): => institutionalisering van
sociale ongelijkheid
(2) Later en daar bovenop: belang van geldbezit Zie evolutie ruilprocessen Van middel van
uitgestelde ruil tot doel op zich…
2
,Elias Vansteenlandt – PBA Sociaal werk – Vives Kortrijk
2. Sociale dimensie : tewerkstelling en beroepsstatus
Hiërarchie van beroepen onderaan/bovenaan de ladder. Hiërarchie hangt sterk samen met
andere dimensies vaan SES (opleiding en inkomen)
Beroepscassificatischema’s zijn tabellen waarbij
beroepsklassen hiërarchisch gerangschikt staan en kort
omschreven worden op basis van typische kenmerken
zoals nodige scholing.
EGP schema is hier een voorbeeld van
Snel veranderde samenleving met grote wijzigingen van
arbeidsmarkt en arbeidsprofielen = sociale mobiliteit
Beroepscategorieën vormen een belangrijk criterium voor
de sociale gelaagdheid.
Middeleeuwen: standen/klassen volgens Marx (burgerij – arbeiders)
Tewerkstelling : langdurig afwezig op arbeidsmarkt zijn de laagste treden (positie en status) Er is een
kloof tussen al dan niet werksteden en werklozen/ziekten zijn het kwetsbaarst
3. Culturele dimensie : opleidingsniveau
Kennismaatschappij : sterke focus op wetenschappelijke en technologische ontwikkelen
Belang voor opleiding sterk toegenomen, er is meer nood aan hooggeschoolden en laaggeschoolden
krijgen steeds minder kansen. Helft van werklozen is laag opgeleid. Breuklijn tussen hoog opgeleide
en laag opgeleide. = De nieuwe sociale kwestie = Duale arbeidsmarkt
Precariaat = Mensen hebben precaire arbeidsomstandigheden, ze hebben een job maar niet met
de meest gunstige opties VB onregelmatige uren, niet weten welke uren ze moeten komen en niet
komen. Als ze komen werken kunnen ze stoppen om 22u of tot 1u of BV weinig goede contract
overeenkomsten, interim mensen zijn hier voorbeelden van. Ze gaan van plek naar plek
Precair = weinig houvast. Mensen die geen houvast hebben, ze hebben wel werk maar niet onder
goede omstandigheden/ Dit komt veel vaker voor bij laaggeschoolden; Het is onstabiel,
verschillende contracten enzovoort.
Nieuwe sociale kwestie – Oude sociale kwestie (postindustriële samenleving – industriële samenleving)
Door toegenomen belang scholingsgraad Meer focus op individuele prestaties (en productiviteit)
Meer focus op individuele verantwoordelijkheid
Meer idee meritocratie: omgekeerde berekening
Je positie word door jezelf bepaald, niet meer door je ouders of afkomst.
Het is het schuldmodel: jij bepaalt alles, en als er iets gebeurt is het jouw fout BV je hebt
niet genoeg je best gedaan op school
We zitten allemaal in hetzelfde schuitje als arbeider = wij gaan samen solidair zijn
Sociale zekerheidssysteem is zo ontstaan = mensen die zich samen solidair voelen, het is een keer
hem en een keer haar. Mensen geloven heel erg in het schuldmodel VB: hij heeft niks maar heeft ook
niet zijn best gedaan op school
3
, Elias Vansteenlandt – PBA Sociaal werk – Vives Kortrijk
1.4 Geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid
= instituties: structuur (een samenstelling van rollen en posities) en cultuur (reguleert de grond van
de waarden) vormen leidraad in het menselijk handelen
Structuur en cultuur versterken elkaar: in sociale ongelijkheid zijn culturele elementen
aanwezig die de structurele component versterken, waarden normen,… die sociale
ongelijkheid mee vorm geven
1.4.1 Reproductie van sociale ongelijkheid (= in stand houden) (versterken) (verankeren)
1.4.2 Via sociale lagen/vormen
- Collectief gegeven = je staat niet alleen op een bepaald soort ladder, er zijn anderen in
gelijkaardige posities. Sociale ongelijkheid is collectief
Sociale categorie = collectiviteit met gelijkaardige kenmerken maar er niet van bewust van zijn, van
elkaar. Geen interactie patroon. Wel kunnen ze een groep worden met groepsregels en identiteit.
VB: Marx: Vroegere hoofdklassen werden klasse an sich (gemeenschappelijke interactiepatronen)
maar vormden nog geen echte groep. Groepsidentiteit ontstaat en ze zijn klasse fur sich. Een groep.
Je had het proletariaat arbeidskracht en burgerij kapitaalbezit
VB: slavernij is een oud systeem van sociale stratificatie en is ontstaan in landbouwsamenleving, ze
stonden onderaan in de hiërarchie en er was een uitbuitingsrelatie waarbij het surplus (meerwaarde
van hun arbeid) volledig toekwam aan hun eigenaar. Traditionele landbouwsamenlevingen =
Oudste vorm van sociale stratificatie, men ging al een onderscheid maken tussen groepen van
mensen “Ben jij van jezelf of ben je van iemand anders”
VB: Standen is ook een oud stratificatiesysteem die. Aan de basis stond grondbezit en beroepen, dit
stond zo centraal in de landbouwsamenleving. Bovenaan de ladder had je de geestelijken, de
goddelijke ordening is dat god wil dat mensen in deze samenleving leven. De standen werden ook nog
onderverdeeld. Traditionele landbouwsamenleving = gelegitimeerd door religie en wettelijke
macht, intergenerationeel en zo goed als geen mobiliteit
VB: Standen, dit was typisch in India en er waren hoofdkasten naast honderdtallen subtielere lokale
onderverdelingen. Je hebt heel veel meer kasten dan de piramide. De piramide zijn wel echt de
hoofdklassen. Basis van indeling mensen is het beroep. Op basis van beroep gaat men mensen
indelen Stratificatie op basis van beroep = Religie houd dit systeem in stand, als je goed je best je doet
en zuiver leeft dan word jij in je volgende leven beloont met een stapje hoger Traditionele
samenlevingen
VB: Sociale klassen waren in de industriële samenleving de nieuwe hiërarchie. Het was als deel van
een meer open samenleving dan standen f kasten. De economische sfeer was hier belangrijk. Er was
een relatie van uitbuiting, antagonostische(tegengestelde belangen) relatie, klassenstrijd tot uitbouw
van klasseloze samenleving. Het proletariaat zat gevangen in de uitbuitingsrelatie Er waren veel
meer mensen dan er jobs nodig waren, mensen stonden aan de fabriekspoort, de werkgever nam
enkel wie hij wou. Mensen werden tegen elkaar uitgespeeld. Stakingen zorgden wel dat de
werknemers onder druk werden gezet. Dat was de klassenstrijd, de mensen. Ontstaan
groepsbewustzijn : klassen fur sich industriële samenleving ZIE PG 25 voor visie MARX
kapitalistische industriële samenleving (arbeiders bezitloos en kunnen enkel hun arbeid verhuren)
4