DUURZAAMHEID
Zie specifieke artikelbereik op de powerpoints!!
LES 1 : Duurzaamheid en politiek
Duurzaamheid gaat over meer dan CO2-reductie, wat doorheen deze lessen duidelijk zal worden. Het
zal dan ook snel duidelijk worden dat er een veelheid aan interpretaties is, waarbij men moet oppassen
dat men niet vervalt in een anything-goes relativisme.
1. Duurzaamheid in vogelvlucht
Midden in de jaren ‘80 kwam het duurzaamheidsvraagstuk op door de VN toen die zich boog over
twee vraagstukken, nl. de kloof tussen arm en rijk en de toenemende milieuproblemen. Men stelde
vervolgens een commissie samen die zich moest buigen over deze twee vragen, genaamd "the UN
commission on environment and development", beter bekend als de Brundtland commissie genaamd
naar de eerste vrouwelijke Noorse premier die toen deze commissie voorzat. Ze zagen de oplossing
voor dit probleem in sustainable development, wat de eerste keer was dat men deze term gebruikte in
deze context. Naargelang de tijd dan evolueert krijgt deze term steeds meer connotaties en
verschillende invullingen, waarbij het vandaag gaat over het samen aanpakken van deze twee
problemen. Verder zie je bovendien dat geïndustrialiseerde landen de focus voornamelijk leggen op
het milieuaspect, terwijl het Zuiden zich juist richt op het voorzien in basisbehoefte, etc. (sociale
aspect). Dit zal hieronder besproken worden in drie stappen: ongelijkheid, ecologische draagkracht en
de uitdaging van duurzaamheid.
Stap 1 : een ongelijke wereld
De twee kaarten tonen ongelijkheid aan. Op de eerste kaart gaat het over rijkdom en op de tweede
over multidimensionele armoede (lage inkomens, gezondheid en opleidingsniveau). Hoe groter de
oppervlakte van een land, hoe groter het aandeel van dat land in hetgeen waar de kaart over gaat.
Opvallend hierbij is dat Europa, China en de VS op de eerste kaart oververtegenwoordigd zijn, terwijl
Afrika en Azië op de tweede kaart juist oververtegenwoordigd zijn. Als we alleen naar Europa kijken,
zien we dat ongeveer 1 op de 5 Europeanen een groot risico op armoede loopt. Zoomen we verder in
op Vlaanderen, dan zien we een nog groter percentage mensen dat risico loopt op armoede. In de
loop der tijd is er enige verbetering te zien en is het risico op armoede dus afgenomen, maar een
volledige inhaalbeweging zal waarschijnlijk nog enkele decennia duren, zoals blijkt uit deze grafiek.
Door COVID-19 is het echter onduidelijk of deze positieve trend nog steeds aanhoudt, omdat de
pandemie de ongelijkheid enorm heeft vergroot. Als we kijken naar ongelijkheid binnen landen,
krijgen we een genuanceerder beeld. De grafiek vergelijkt de index rond 1990 en 2015 en toont aan
dat er geen algemene trend is naar hogere ongelijkheid. Er zijn sterke verschillen tussen landen,
afhankelijk van hun beleidskeuzes. Enkele algemene patronen zijn dat de ongelijkheid in
Latijns-Amerika hoog is, maar dalende, terwijl in industriële landen de ongelijkheid laag is maar
stijgend. Een andere grafiek, die alleen focust op rijke landen en daarbinnen de top 1% inkomens,
toont aan dat in Engelstalige landen de ongelijkheid daalde naarmate men de jaren '70 naderde, maar
nadien weer steeg. In Europa en Japan daarentegen zag men dezelfde dalende trend, maar
stabiliseerde deze zich rond de jaren '70 en stijgt in sommige landen momenteel weer.
Samenvattend: er is grote ongelijkheid op wereldvlak, maar de trend (dalend/stijgend) is niet erg
duidelijk en hangt af van de maatregelen en instituties in een land.
Stap 2 : ecologische grenzen
,Reeds in 1972 organiseerde de VN een conferentie over het menselijk milieu, waarbij men vaststelde
dat men zeker in het Noorden enorme milieuproblemen aan het creëren waren. Midden jaren ‘80 werd
duidelijk dat het uit de hand aan het lopen was en richtte men de zogenaamde Brundtland commissie
op.
Het huidige en meest invloedrijke kader dat vandaag gebruikt wordt is dat van “planetary
boundaries”/planetaire grenzen. Rockström et al. (Stockholm Resilience Institute) stelde in 2009 in
hun artikel vast dat de natuur ecosystemen en ecosysteemdiensten levert aan de mens, en dat dit zo
is en blijft zolang bepaalde biofysische grenzen niet overschreden worden. De mens an sich
verstoord deze ecosystemen louter door te bestaan, maar het is dus pas vanaf een bepaalde grens
overschreden is dat de ecosystemen instabiel worden. Verder stelt men dat er 9 grenzen voor
ecosystemen zijn en probeerde men deze ook voor het eerst te kwantificeren, om zo “a safe operating
space” te identificeren waarbinnen de mensheid kan handelen zonder gevaren, hoe verder men echter
in het rood gaat, hoe erger het menselijk handelen de ecosystemen verstoort tot deze disfunctioneel
worden. Tijdens hun studie kon men oa. novel entities nog niet kwantificeren, maar zag men wel
reeds dat oa. de biodiversiteit reeds ver in het rood was, net als de stikstofcycli. Climate change was
echter in oranje ipv. rood, omdat met snelle maatregelen men dit nog onder controle kon/kan houden.
In de nieuwste versie van deze studie slaagde men er echter wel in om de zogenaamde novel entities,
nieuwe stoffen of processen die door menselijke activiteit worden gecreëerd en schade kunnen
veroorzaken aan de aarde en haar systemen (zware metalen en chemicaliën bv. plastiek), te gaan
kwantificeren, wat aantoont dat deze grens reeds ver overschreden is. De actuele studie toont dus
aan dat 5 van de 9 safe operation zones zijn verlaten, nl. voor klimaatverandering, verandering van
landgebruik, verlies aan biodiversiteit, verandering van de stikstof- en fosforcycli en novel entities.
Een vraagstuk omtrent klimaat dat de kroon spant inzake bekendheid is de zogenaamde uitstoot van
CO2. Hierover had men reeds afspraken gemaakt in 1992 (Rio Summit Earth), 1997 (Kyoto-protocol)
en 2015 (Parijs), maar desondanks zie je dat de totale uitstoot is blijven stijgen. Om Carbon Neutral
tegen 2050 moet dus nog enorm veel werk geleverd worden, om of geen CO2 meer uit te stoten, of dit
te compenseren en zo een netto-uitstoot te hebben en zo binnen het koolstofbudget te blijven. De
reductiebeloftes die landen echter momenteel hebben gedaan in het kader van de
klimaatonderhandelingen van Parijs, 2015, halen bij lange na niet de niveaus die nodig zijn om binnen
de 2-1.5°C grens te blijven. Volgens UNEP zitten we momenteel dan ook in een scenario dat ons bij
2.7°C opwarming zou brengen, wat maw. een enorme emissionsgap is.
Een ander belangrijk vraagstuk is omtrent het verlies van biodiversiteit, waarbij je ziet dat de laatste
jaren een zwaar en snel verlies aan biodiversiteit is. Op de grafiek zijn enkel gewervelde dieren
opgenomen, maar algemeen wordt aangenomen dat indien het met hun slecht gaat, als de top van
dierenpiramide, het met de andere soorten ook slecht gaat.
Stap 3 : de uitdaging van duurzame ontwikkeling
De huidige situatie is noch ecologisch noch sociaal duurzaam of in evenwicht, waarbij je ziet dat de
productie en consumptiepatronen niet in verhouding zijn en niet gesteund worden door de aarde. De
oplossing zou kunnen zijn in een sociaal rechtvaardige ontwikkeling, die bovendien de grenzen van
de aarde respecteren. Mensen zouden dus maw. in de ideale samenleving/wereld een hoge
levenskwaliteit hebben op een rechtvaardige manier gerealiseerd en binnen de grenzen van het
ecosysteem. De grafiek toont op de verticale as de ecologische voetafdruk, beslag dat men legt op
aardse rijkdom, en op de horizontale as staat de HDI-index, die levenskwaliteit, gezondheid en
opleiding meet van landen, obv. hiervan gaat men landen dan gaan positioneren op de grafiek (zie
grafiek zelf). Landen die qua HDI boven 0.8 zitten hebben een hoge HDI (maar al deze landen
hebben een hogere voetafdruk), voor de voetafdruk om gelijk verdeeld te zijn (eerlijk-aarde-aandeel)
,zou iedereen recht hebben op gemiddeld 1.8 ha, terwijl het huidige gemiddelde 2,7 ha is en voor
Belgen 7,5 ha (geïndustrialiseerde landen hoger, Arabische olielanden het hoogste). Duurzaamheid
in dit kader betekent dat de desbetreffende landen in het zogenaamde Global Sustainable
Development Quadrant zouden zitten (waar niemand is). Wat dit inhoudt is dat ;
1. het Westen hun sociaal model moet behouden, maar hun voetafdruk fors moet laten dalen ;
2. de lagere landen hun HDI moeten laten stijgen, zonder hun voetafdruk te laten stijgen ;
3. men de bevolkingsgroei moet tegengaan (waardoor meer beschikbaar is) en
biodiversiteit/ecosystemen verstellen/verbeteren.
Kate Raworth (2017) stelt dat duurzame samenlevingen kunnen floreren tussen een ecologisch
plafond, bepaald door planetaire grenzen (Stockholm Institute), en een sociale basis die is
geïnspireerd door de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen. Deze benadering benadrukt het belang
van het vinden van een evenwicht tussen economische ontwikkeling en de bescherming van de
planeet, en het garanderen van een eerlijke verdeling van welvaart en kansen voor iedereen. Maar
Raworth is vooral bekend van haar voorstelling van de zogenaamde donut-economie, met de
bovenste grens (ecological ceiling) de 9 grenzen voorstelt, maar er bovendien een min. grens is voor
een comfortabel leven (social foundation) voor iedereen, wat ze vereenzelvigd met de VN
ontwikkelingsdoelstellingen. Tussen deze twee grenzen moet men dan proberen te blijven, waarbij
duidelijk wordt dat duurzaamheid niet langer enkel gaat over een safe space, maar ook over
rechtvaardigheid. Momenteel ga je echter zien dat men zowel door het plafond, als onder de vloer zit.
Het concept "duurzaamheid" is opgebouwd uit verschillende normatieve begrippen, zoals
draagkracht, ecologische grenzen, sociale rechtvaardigheid, levenskwaliteit, intra- en
intergenerationele solidariteit en democratie, die niet eenduidig te definiëren zijn, wat het concept tot
een politiek geladen en gecontesteerd begrip maakt.
2. Duurzaamheid als politiek vraagstuk
Politieke wetenschap richt zich op de studie van de machtsverhoudingen binnen een samenleving en hoe
deze zich uiten op verschillende niveaus en in verschillende domeinen. Een belangrijk aspect van politiek is de
rol van discoursen, waarbij duurzaamheid bijvoorbeeld kan worden gezien als een strijd over ideeën. Hierbij
wordt gekeken naar de verschillende opvattingen over problemen, oplossingen en gewenste toekomsten, en
welke principes, waarden en inzichten hieraan ten grondslag liggen.
Daarnaast is een ander belangrijk aspect van politiek is de rol van het handelingsvermogen van actoren,
oftewel agency. Hierbij wordt gekeken naar de actoren die een rol spelen en hoe zij dat doen. Dit kan variëren
van overheden en bedrijven tot sociale organisaties, wetenschappers en individuele burgers. Er wordt
gekeken naar wie toegang heeft tot besluitvormingsprocessen en wie niet, en of ook niet-mensen (of
meer-dan-mensen) relevante actoren zijn. Verder wordt er gekeken naar hoe agency zich verhoudt tot
gevestigde structuren, instituties en regels, en of het lock-ins kan doorbreken.
Een derde aspect is de rol van instituties en regels, die gegroeid zijn onder het tijdperk van industrialisering en
modernisering. Hierbij wordt gekeken naar de vraag of bestaande instituties de transitie naar duurzaamheid
tegenhouden en welke bijsturingen er nodig zijn om dat te veranderen. Ook wordt er gekeken naar hoe
dominante logica's en regels die tot 'onduurzaamheid' leiden, kunnen worden doorbroken, en hoe dat vertaalt
naar beleid.
Een vierde aspect van politiek is de rol van belangen, diepgaande veranderingen gaan altijd gepaard met
winnaars en verliezers. Hierbij wordt gekeken naar wie krijgt wat, wanneer en hoe, en wie wint en verliest bij
de transitie naar duurzamere samenlevingen, en hoe dat ten opzichte van nu verandert. Ook wordt er gekeken
naar de vraag of dit enkel van belang is voor mensen, of dat we ook rekening moeten houden met
niet-mensen.
Tot slot wordt er aandacht besteed aan hoe verandering zich afspeelt, waarbij onder andere wordt gebouwd
op transitietheorie. Een duurzamere samenleving realiseren vergt breed-maatschappelijke, systemische
verandering, waarbij wordt gekeken naar hoe verandering zich afspeelt en wat stabiliteit in stand houdt. Er
, wordt gekeken naar hoe op een systemische manier over verandering kan worden gedacht en welke
elementen van belang zijn in transitietheorie.
Politiek gaat dus maw. niet enkel over ‘de’ politiek in strikte zin (verkozen politici, regeringen, parlementen,
partijen, beleidsmaatregelen etc.), maar speelt zich ook af in de keuzes, praktijken en opvattingen die we
vinden in de economie, de wetenschap, de civiele samenleving (“het” politieke), bij individuele burgers.
Waarbij de politieke wetenschappen enerzijds proberen te verklaren en begrijpen van bepaalde fenomenen,
anderzijds nadenken over waardevolle maatschappelijke doelen en hoe deze op een rechtmatige manier
kunnen bereikt worden.
3. Ter illustratie : debat over het Antropoceen en planetaire grenzen
Het Antropoceen verwijst naar de periode na het relatief stabiele Holoceen, waarbij niet langer de
geografische processen bepalend zijn voor de aarde en haar ecosystemen, maar het de impact van de mens
is die dit bepaalt. In het stabiele Holoceen kon de menselijke samenleving zich dus gaan ontwikkelen, dankzij
de minimale fluctuaties, maar tijdens het Antropoceen (menselijk) zal het gedrag van de ecosystemen bepaald
worden door de mens zelf en zal het systeem an sich instabiel worden. Kenmerkend hierbij is het feit dat de
ecosystemen zelf een actor wordt, waarmee men rekening moet houden, en bovendien ook zichtbaar wordt
door de “Great Acceleration”/ de grote versnelling, de sterke groei van de bevolking, economie, gebruik van
natuurlijke hulpbronnen, vervoer, communicatie, kennis, wetenschap en technologie na de Tweede
Wereldoorlog en doorzettend tot in de 21e eeuw. De doorbraak van het Antropoceen kwam met oa. de grote
verrijking, in het Noorden, wat samenging met een vergroting van de uitstoot en verlies van biodiversiteit.
Waar en wanneer dit precies gestart is, is echter wel nog steeds onderwerp van discussie. In het Antropoceen
wordt de aarde zelf een actor waarmee expliciet rekening moet worden gehouden.
Buiten het wetenschappelijk belang, houdt dit ook een politiek belang in, het is nl. zo dat de verschillende
interpretaties die je eraan geeft, zullen zorgen voor andere maatregelen die men neemt. Algemeen kan men
stellen dat er drie verschillende politieke interpretaties bestaan :
1. het slechte Antropoceen : het idee dat het Antropoceen ongewenst is en het duurzaamheidsbeleid
de ecosystemen terug binnen de veilige planetaire grenzen moet brengen, zodat de omstandigheden
van het Holoceen (min of meer) behouden blijven. Hierbij wordt op drie verschillende manieren naar
de planetary boundaries gekeken. In eerste instantie kan men ze zien als het dramatiseren van de
gevaren van milieuvernietiging, een andere mogelijkheid is door te stellen dat als we terugkeren naar
de veilige zone alles goed is en we wederom in het Holoceen zitten (ondanks dat een terugkeer naar
het Holoceen onmogelijk is) en de derde mogelijkheid is stellen dat deze grenzen dmv. technologie
herzien kunnen worden. Maar door deze constante op het Holoceen focus zegt het niets over wat
men moet doen in het Antropoceen zelf en wordt de natuur impliciet behandeld als een actor buiten
de menselijke samenleving, ipv. als beïnvloed door de mens
(maatregelen nemen om terug binnen het veilige Holoceen te geraken) ;
2. het goede Antropoceen : de hoop en het optimisme dat goedaardige menselijke, technologische
controle over de natuur het probleem zal oplossen. Menselijke en natuurlijke systemen kunnen zo
gescheiden worden, indien men high-tech creëert die nieuwe kansen op vooruitgang mogelijk maakt.
Ook bij deze benadering erkent men de actieve rol van de natuur zelf niet, noch de noodzaak van te
denken in termen van sociaal-ecologische systemen ipv. menselijke systemen en ecologische
systemen afzonderlijk
(optimise dat technologie ons redt en de mens en natuur kan scheiden) ;
3. het onontkoombare Antropoceen : de instabiliteit is blijvend en we zullen moeten leren omgaan met
niet-menselijke actoren in het sociaal-ecologische systeem, of men het nu wil of niet. De plaats van
de mens is hierdoor veranderlijk, en vergt diepgaand herdenken van onze instituties, praktijken,
sociale structuren, wereldbeelden, systemen, etc. om oa. het uitsterven van diersoorten tegen te
gaan en is dus niet langer een zaak voor de aarde, maar voor alle menselijke activiteiten (het
politieke). Maar hierbij moet er wel een onderscheid gemaakt worden tussen zij die pleiten voor alles
te veranderen en zij die pleiten voor alles te herdenken
(plaats van de mens is veranderlijk en de natuur komt op de voorgrond).