Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting week 2 - Verdieping van de orthopedagogiek (ESSB-2070) €2,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting week 2 - Verdieping van de orthopedagogiek (ESSB-2070)

 30 vues  6 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Samenvatting van alles wat we voor week 1 moeten lezen. Bevat: Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdige H8 en H11

Dernier document publié: 4 mois de cela

Aperçu 4 sur 37  pages

  • Non
  • H8 en h11
  • 13 mai 2024
  • 18 juin 2024
  • 37
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Week 2: college
Voorbeeldvragen – vragen
1. Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
A. Gedragsstoornissen blijven meestal tot ver in de volwassenheid bestaan
B. Er is een hard onderscheid te maken tussen kinderen met en zonder
gedragsstoornissen
C. Gedragsstoornissen ontstaan over het algemeen vanaf de puberteit
D. De meest voorkomende comorbide stoornis in combinatie met
gedragsstoornissen is ASS
2. In het dagelijks spraakgebruik wordt vaak gesproken over jongeren
met een kort lontje. Welke vorm van agressie betreft dat dan
meestal?
A. Fysieke agressie
B. Reactieve agressie
C. Proactieve agressie
D. Verbale agressie
3. Kinderen met een gedragsstoornis hebben vaak een aantal
ontwikkelingsbijzonderheden
A. Ze kunnen hun eigen gedrag slecht remmen, reageren te impulsief en
interpreteren gedrag van anderen vaker verkeerd
B. Ze kunnen hun eigen gedrag slecht remmen en interpreteren gedrag van
anderen vaak prosocialer dan dat het is
C. Ze kunnen hun eigen gedrag slecht remmen, reageren te impulsief en
kunnen dan last krijgen van gevoelens van schuld en schaamte
D. Ze zijn erg gehaaid in het onderhandelen, in de in dat deze vaak hun gelijk
krijgen, maar daarbij hebben ze wel vaak last van zich schuldig voelen
4. Stel dat een kind een aantal persoonskenmerken heft die hem
kwetsbaar maken voor het krijgen van een gedragsstoornis, zoals
een moeilijk temperament, slechte executieve functies en een
erfelijke belasting voor het ontwikkelen van gedragsstoornis. Wat is
in zo’n geval een goede beschermingsfactor?
A. Goede opvoedingsvaardigheden van de ouders (monitoring en sensitief
zijn)
B. Leerlingen zijn van een klas waarin de lat hoog wordt gelegd en waarin de
regels streng gehandhaafd worden
C. Overplaatsing naar speciaal onderwijs
D. De afwezigheid van ADHD (wordt niet als beschermende factor genoemd
als het afwezig is. Het is wel een risicofactor als het aanwezig is.

, Voorbeeldvragen – antwoorden
1. Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
A. Gedragsstoornissen blijven meestal tot ver in de volwassenheid
bestaan
B. Er is een hard onderscheid te maken tussen kinderen met en zonder
gedragsstoornissen
C. Gedragsstoornissen ontstaan over het algemeen vanaf de puberteit
D. De meest voorkomende comorbide stoornis in combinatie met
gedragsstoornissen is ASS
2. In het dagelijks spraakgebruik wordt vaak gesproken over jongeren
met een kort lontje. Welke vorm van agressie betreft dat dan
meestal?
A. Fysieke agressie
B. Reactieve agressie
C. Proactieve agressie
D. Verbale agressie
3. Kinderen met een gedragsstoornis hebben vaak een aantal
ontwikkelingsbijzonderheden
A. Ze kunnen hun eigen gedrag slecht remmen, reageren te impulsief
en interpreteren gedrag van anderen vaker verkeerd
B. Ze kunnen hun eigen gedrag slecht remmen en interpreteren gedrag van
anderen vaak prosocialer dan dat het is
C. Ze kunnen hun eigen gedrag slecht remmen, reageren te impulsief en
kunnen dan last krijgen van gevoelens van schuld en schaamte
D. Ze zijn erg gehaaid in het onderhandelen, in de in dat deze vaak hun gelijk
krijgen, maar daarbij hebben ze wel vaak last van zich schuldig voelen
4. Stel dat een kind een aantal persoonskenmerken heft die hem
kwetsbaar maken voor het krijgen van een gedragsstoornis, zoals
een moeilijk temperament, slechte executieve functies en een
erfelijke belasting voor het ontwikkelen van gedragsstoornis. Wat is
in zo’n geval een goede beschermingsfactor?
A. Goede opvoedingsvaardigheden van de ouders (monitoring en
sensitief zijn)
B. Leerlingen zijn van een klas waarin de lat hoog wordt gelegd en waarin de
regels streng gehandhaafd worden
C. Overplaatsing naar speciaal onderwijs
D. De afwezigheid van ADHD (wordt niet als beschermende factor genoemd
als het afwezig is. Het is wel een risicofactor als het aanwezig is.

, Belangrijke begrippen
Agressie
= opzettelijk gedrag met de bedoeling een ander schade te berokkenen.
Er worden verschillen- de uitingsvormen en motieven onderscheiden
 Het bekendste onderscheid in vorm is dat tussen
 Fysieke agressie
 Verbale agressie.
 Een ander onderscheid qua vorm is te maken tussen
 Directe (openlijke); en
 Indirecte (bedekte) agressie.
 Met betrekking tot oorzaak en motief is er een bekend onderscheid tussen
 Reactieve agressie (een reactie op een bedreiging die iemand ervaart); en
 Proactieve agressie (doelbewust gedrag om een an- der schade
toe te brengen).
Directe / fysieke agressie = directe, openlijke agressie, zoals schoppen, slaan,
bijten, vechten of delinquent gedrag
 Kind vanaf ongeveer 1 jaar is in staat tot fysiek gedrag
 De frequentie van fysieke agressie is vooral hoog bij jonge kinderen.
Hoogtepunt is op de leeftijd van ongeveer 2 tot 4 jaar & jongens zijn vaker
fysiek agressief dan meisjes.
 Het is zeldzaam bij adolescenten
 Opvallend: als kinderen ouder worden leren ze deze vorm van agressie meer
beheersen
Verbale en indirecte agressie (ook wel relationele agressie genoemd)
= dat andere kinderen zwartgemaakt worden, dat er geroddeld wordt, dat er
valse beschuldigingen worden verspreid en dat kinderen worden buitengesloten –
vaak pestgedrag
 Kenmerkend = dat het anoniem kan worden gedaan
 Doel = om relaties te beschadigen
 Als fysieke agressie afneemt  mogelijkheid tot verbale agressie zoals
schelden en beledigen toe
 Als sociaal-cognitieve vaardigheden toenemen  vaker indirecte agressie
vertonen
 Vaker bij meisjes, omdat zij qua sociaal-cognitieve ontwikkeling voorlopen op
jongens
 Indirecte agressie is afwezig op jonge leeftijd. Het neemt toe als verbale en
cognitieve vaardigheden zich ontwikkelen en bereikt een hoogtepunt tijdens
de vroege adolescentie
 Tijdens de schoolleeftijd is indirect agressie vaak gericht tegen leden van
hetzelfde geslacht
Verschil fysieke agressie en indirecte agressie

Fysieke agressie Indirecte agressie
Letsel is lichamelijk Letsel is psychisch
Komt vooral bij kinderen met een hoge mate

, van sociale intelligentie voor

Daderkenmerk: hebben vaak Daderkenmerk: kunnen zowel externaliserende
externaliserende stoornissen als internaliserende stoornissen hebben
Vaker bij jongens Vaker bij meisjes
Vanaf 1 jaar, piek op 2-4 jaar,
amper bij adolescentie


Reactieve agressie = ‘reageren op’; het kind wordt kwaad en boos omdat
iemand anders hem belemmert in een activiteit of een eis stelt waaraan het niet
kan of wil voldoen
 Op oudere leeftijd kan kwetsen van zelfwaardering een trigger zijn
 Bij volwassenen is een voorbeeld verkeersruzies
 Kenmerkend= het is ongepland. Vrijwel altijd een directe en impulsieve
reactie vanuit kwaadheid en woede
 Kenmerken: Deze mensen zijn vaak heethoofden met een kort lontje die de
sociale vaardigheden missen om een conflict op een andere, vreedzamere
manier op te lossen.
 Zijn meestal niet zo geliefd bij leeftijdsgenoten
Proactieve agressie = gepland & doelgericht (instrumenteel) en de effecten
ervan worden als belonend ervaren.
 Kenmerken: deze mensen zijn vaak koele kikkers: het agressieve gedrag
gaat vaak gepaard met afwezigheid van schuldgevoel en empathie. Ze zijn
minder gevoelig voor de gevolgen van hun gedrag
 Het gedrag kan gepaard gaan met pathologisch liegen en manipulatie van
anderen
 Deze kinderen kunnen uitstekende sociale vaardigheden hebben, maar
e gebruiken die om zonder enige wroeging eigen belangen te verwezenlijken
 Op langere termijn is dit een risicofactor voor delinquent gedrag en voor
psychopathie
 Jonge kinderen vertonen nog geen proactieve agressie

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur joycevries. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

83637 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€2,99  6x  vendu
  • (0)
  Ajouter