Inhoud
Table of Contents
Inhoud....................................................................................................................................................1
Hoofdstuk 2: de aarde............................................................................................................................2
2.1: de aarde in het zonnestelstel.......................................................................................................2
2.2: geografische coördinaten en tijdzones........................................................................................2
2.3: Seizoenen....................................................................................................................................2
2.4: de getijden, eb en vloed..............................................................................................................4
2.5 endogene krachten.......................................................................................................................4
2.6: exogene krachten........................................................................................................................5
Hoofdstuk 3: weer, klimaat en landschappen op aarde..........................................................................6
3.1 het weer.......................................................................................................................................6
3.2 klimaat en klimaatverandering.....................................................................................................9
3.3: klimaat en ligging van de belangrijkste landschappen...............................................................10
3.4: verklaring van de verschillen in landschappen...........................................................................10
3.5: Klimaat en kenmerken van de verschillende landschappen:......................................................11
Hoofdstuk 4: landschappen in Nederland.............................................................................................12
4.1: indeling van de landschappen in Nederland..............................................................................12
4.2: Hoog Nederland:........................................................................................................................12
4.3: Laag-Nederland.........................................................................................................................13
4.4: beschermde landschappen........................................................................................................14
Hoofdstuk 5: Bevolking.........................................................................................................................15
5.1 bevolking in Nederland...............................................................................................................15
5.2: Bevolking in Europa:..................................................................................................................16
5.3 bevolking in de wereld:...............................................................................................................17
5.4: belangrijke migraties:.................................................................................................................19
5.5 Cultuurgebieden en grenzen:......................................................................................................21
Hoofdstuk 6: Landbouw........................................................................................................................23
6.1: landbouwproductie:..................................................................................................................23
6.2: spreiding van de landbouw........................................................................................................25
6.3: Concurrentie in de landbouw:...................................................................................................26
6.4: Natuur en milieu:.......................................................................................................................27
Hoofdstuk 7: Industrie..........................................................................................................................28
7.1 van ambachtelijke naar industriële productie:............................................................................28
7.2: factoren die de plaats van een fabriek bepalen: vestigingsfactoren..........................................28
7.3 belangrijke en veelvoorkomende fabrieken:...............................................................................29
7.4: veranderende vestingsfactoren.................................................................................................33
1
, 7.5: Beïnvloeding door de overheid..................................................................................................34
7.6: bronnen van energie..................................................................................................................34
Hoofdstuk 8: Diensten..........................................................................................................................38
8.1: kenmerken van dienstverlening.................................................................................................38
8.2: vestiging van dienstverlenende bedrijven.................................................................................38
8.3: transport van goederen en personen........................................................................................41
8.4: globalisering..............................................................................................................................42
8.5: economisch belangrijke gebieden.............................................................................................42
8.5: invloed van diensten op het milieu............................................................................................43
Hoofdstuk 9: topografie en kaartvaardigheid.......................................................................................44
9.1: topografie van Nederland..........................................................................................................44
9.2: Topografie van Europa...............................................................................................................46
9.3: topografie van de wereld...........................................................................................................48
Hoofdstuk 2: de aarde
2.1: de aarde in het zonnestelstel
De aarde heeft 365 dagen en 6 uur nodig om rond de zon heen te draaien, hierdoor is er 1x in de 4
jaar een schrikkeljaar in de maand februari.
1/3 van aardoppervlak is land 2/3 is water. Er zijn 7 continenten: Europa, Azië, Afrika, Noord- en Zuid-
Amerika, Australië en Antarctica. Tussen 2 continenten ligt oceaan.
Een oceaan is zout water, reliefrijke bodem en enkele kilometers diep. Diepste punt: stille oceaan bij
Japan (12 kilometer diep).
Aan de randen van continenten zijn gebieden ondergelopen met oceaanwater. Dit noemen we een
zee. Meestal vlakke bodem en enkele honderden meters diep = zout water.
Op de continenten ligt water in de vorm van sneeuw, (land)ijs, rivieren, meren en grondwater = zoet
water.
2.2: geografische coördinaten en tijdzones.
Geografische coördinaten worden gebruikt zodat je precies kunt zeggen waar een bepaald punt zich
op aarde bevindt. De evenaar verdeeld de aarde in 2 delen, noordelijk en zuidelijk halfrond (Noorder/
zuiderbreedte). Lijnen die parallel aan de evenaar zijn breedtecirkels. Lage breedte= dichtbij evenaar.
Hoge breedte= dichtbij pool. De evenaar is de 0 lijn. Bij de polen zit je op 90 graden Noorder- of
zuiderbreedte.
Meridianen zijn lijnen die van pool tot pool lopen. In totaal zijn er 360 meridianen die duiden op
graden. De 0 meridiaan ligt bij Greenwich in Londen. En verdeelt de aarde in het westelijk- en
oostelijk halfrond. Vanuit Greenwicht naar westen= graden Westerlengte. Naar oosten= graden
oosterlengte. Totaal maximaal 180 graden Wester- en oosterlengte.
Onderverdeling in graden zijn verdeeld in 60 min, elke min is verdeeld in 60 seconden.
Etmaal= draaiing van de aarden tegen de klok in om haar as. Dit duurt 24 uur. Door deze draaiing
komt zon op in het oosten en onder in het westen.
De aarde is verdeeld in 24 tijdzones. 1 tijdzone komt overeen met 15 lengtegraden. In praktijk laten
we tijdgrenzen samenvallen met grenzen van een land.
2.3: Seizoenen
Denkbeeldige aardas staat altijd schuin en op dezelfde kant op aarde. Draait hier zelf in 24 uur
omheen. Dit veroorzaakt tijdens het ronddraaien om de zon het ontstaan van seizoenen.
2
,Zomer: jaargetijde met hoge temperaturen en lange dagen. Op het halfrond dat naar de zon is
toegekeerd is het zomer. Zon= midden op de dag hoog.
Winter: jaargetijde met lage temperaturen en korte dagen. Op het halfrond dat van de zon afgekeerd
staat. Zon midden op de dag laag aan de hemel waardoor de zon meer met een schuine invalshoek
moet verwarmen. Hierdoor is het kouder.
Op 21 september en 21 maart zijn dagen en nachten overal op aarde even lang.
Op het zuidelijk halfrond zijn de seizoenen omgekeerd aan de seizoenen van het noordelijk halfrond.
3
, 2.4: de getijden, eb en vloed.
Maan draait in ruim 27 dagen om de aarde. Waarbij steeds dezelfde kant van de maan naar de aarde
toegekeerd staat.
Oceaan- en zeewater staat onder invloed van de aantrekkingskracht van de maan, zon en een kracht
die ontstaat door draaiing van de aarde. Dit is de totale aantrekkingskracht.
Het gevolg van die aantrekkingskracht: het ontstaan van 2 bulten waar het water wordt
aangetrokken. Daar is het vloed met hoogste waterstand. Tussen de bulten liggen twee gebieden
waar juist minder water is. Daar is het eb met lage waterstand.
Per etmaal is het 2 maal vloed en 2 maal eb. 1 getij is ongeveer 6 uur.
2.5 endogene krachten.
Endogene krachten: krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken. En veroorzaken
verschijnselen die voor een belangrijk deel bepalen hoe de aarde eruitziet.
Continentbewegingen:
Buitenkant aarde bestaat uit dunne aardkorst. Bij continenten is de dikte gemiddeld 25/30 kilometer
en bij de oceaanbodem= 5/10 kilometer.
Onder aardkorst= mantel: bestaat uit groot deel uit magma. Magma= vloeibaar gesteente met een
temperatuur van meer den 1200 graden. De aardkorst drijft als het ware op magma. Stroming van
magma in de mantel veroorzaakt aardplaat tektoniek. 6 grote aardkorstplaten die op verschillende
manieren bewegen bij breuklijnen. Ze bewegen uit elkaar, naar elkaar toe of langs elkaar.
Van elkaar af: magma komt naar boven door de stroming. Gevolg: over de hele oceaanbodem
vulkanen in vorm van langgerekte rug. De zogenaamde oceanische rug. Sommige vulkanen zo hoog
dat ze boven water uitkomen.
Naar elkaar toe: verdwijnt aardkorts. 3 manieren, bij elke manier kan gebergtevorming optreden.
1e subductie= oceaanplaat en continentplaat bewegen naar elkaar toe. Dunne oceaankorst schuift
door zijwaartse druk onder dikkere continent kortst door. In subductiezone ontstaat een trog= rand
van het continent grote diepte.
2 continentplaten naar elkaar toe: bij botsing plooien grote delen van continentkorst. Aardlagen in
elkaar gedrukt, rechtop gaan staan en over elkaar heen schuiven. Dit noemen we plooiingsgebergte.
2 oceaanplaten naar elkaar toe: ontstaat eveneens subductiezone met verderop vulkanisch gebergte.
Langs elkaar bewegen: vooral aardbevingen en verschillende vulkanische verschijnselen.
Aardbevingen: beweging aardplaten schoksgewijs. Deze schok wordt een aardbeving genoemd.
Aardbevingen komen voor langs hele breuklijnen. Per dag gemiddeld ongeveer 25000 kleine
aardbevingen. Meeste rondom grote oceaan. Ookwel ring of fire genoemd.
Zeebeving: aardbeving in zee. Er ontstaat een brede golf. Komt deze golf aan land wordt horizontale
energie omgezet in verticale energie. En ontstaat er een metershoge vloedgolf= tsunami.
Vulkanen: twee soorten: kegelvulkanen en schildvulkanen.
Kegelvulkaan: magma in delen van de aardkorst opgesloten. Ziet eruit als een kegel.
Lava= magma wat aan aardoppervlakte komt. Lava stroomt uit een krater, dit is erg stroperig. Bij een
uitbarsting vormt dit in een nieuwe laag van de vulkaan. Ookwel stollingsgesteente.
Schildvulkanen: magma rechtstreeks uit de mantel meestal alleen waar aardkorst heel dun is. Uiterlijk
van een schildpad.
Hot spot= plek in mantel waar magma ob dezelfde plek naar boven komt.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur stefvanoorschot66. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.