P2-3: Behoeftepiramide van ontwerp: woorden kunnen aanvullen op de juiste plaats,
met beschrijving
’
1. Functionaliteit: heeft te maken met de meest elementaire eisen aan het ontwerp.
2. Betrouwbaarheid: stabiele en consistente prestaties.
3. Gebruiksgemak: de eenvoud van bediening en gebruiksgemak van het ontwerp
en fouttolerantie.
4. Vakkundigheid of bekwaamheid: mensen in staat stellen dingen beter te doen
dan voorheen.
5. Creativiteit: het niveau van de hiërarchie waarop alle behoeften worden
bevredigd. Er is dan op een ‘innovatieve’ manier sprake van interactie tussen mens
en ontwerp. Ontwerpen op dit niveau worden het meest gewaardeerd en het langst
gebruikt.
P4-5: De ontwerpprincipes van de TipTon stoel
De ‘Tip Ton stoel’ werd ontworpen vanuit hoe mensen werkelijk een stoel gebruiken,
in klaslokalen of tijdens vergaderingen. Wanneer men luistert, leest of ontspant, dan
leunt men achterover. Wanneer men schrijft of eet, leunt men voorover. Een nieuw
concept van stoel was geboren.
Eigenlijk is deze stoel dus niet ontworpen vanuit de perfecte ergonomische
zithouding en afmetingen, maar dus gebaseerd op het feit dat de mens regelmatig
beweegt op een stoel.
,P7-8-9: Bij beschrijving of bij een voorbeeld ervan, de benaming van de methode
kennen: design with intent(ion), affordance, non intentional design.
- Design with intention: ontwerpen met de bedoeling het gedrag van mensen
mee te sturen.
- Affordance: fysieke kenmerken beïnvloeden het gebruik. Vb: ronde wielen
nodigen uit om te rollen, trappen zijn geschikter om te klimmen dan
schuttingen, een deur met een handvat nodigt uit om te trekken, stapelstoelen,
legostenen.
- Non-intentional design: soms worden objecten in onze leefomgeving
gebruikt zoals het eigenlijk niet de bedoeling van de ontwerper is geweest. Vb:
trapleuning waar een kind afglijdt om te spelen, het zitten op de tafel, een fles
als vaas of kaarsenhouder,... In plaats van de bedoeling van de ontwerper te
volgen, heeft de gebruiker hier zijn eigen functie gegeven aan het voorwerp of
de ruimte.
P12-13: Bij beschrijving de juiste term van ergonomie kunnen plaatsen + verschil
- Sensorische ergonomie: in welke mate de sensorische informatie die wordt
gegeven over een plek het gebruik ervan beïnvloedt. Vb: zonlicht dat op een
computerscherm valt kan het gebruik ervan hinderen.
- Fysieke ergonomie: focust zich op de motorische en fysiologische aspecten
van het menselijk lichaam en de omgeving. Vb: houding en beweging van de
mens, temperatuur, geluid en licht in een ruimte (meetbare gegevens).
- Cognitieve ergonomie: legt zich toe op de mentale processen en hoe je die
positief kan beïnvloeden. Het start bij hoe we de dingen waarnemen en
ervaren, met onze zintuigen. Daarnaast is ook het begrijpen en verwerken van
informatie belangrijk, hoe we emotioneel reageren op onze omgeving. Vb:
layout, tekstkleur, pictogrammen voor veilig gebruik van een omgeving, …
- Organisatie-ergonomie: subdiscipline die dieper ingaat op de manier waarop
werktaken, een bedrijf of de samenleving georganiseerd is.
- Concept ergonomie: ergonomie kan vanuit de beginsituatie bekeken worden,
bij de start van een ontwerp kunnen we de afmetingen en organisatie van de
functies onderzoeken. ergonomie kan toegepast worden vanaf de ontwerpfase
van voorwerpen en omgeving.
, - Correctie-ergonomie: ergonomie wordt ook toegepast in de bestaande
omgeving met als doel deze te verbeteren. Productiefouten of lichamelijke
klachten ontstaan vaak door verkeerd gebruik van de omgeving, of wanneer
meubels niet afgestemd zijn op de gebruiker.
- Revalidatie-ergonomie: ergonomische discipline die zich bezig houdt met
curatieve en preventieve ergonomie, voor mensen die herstellen van
bijvoorbeeld een arbeidsongeval en hiervoor een aangepaste werkomgeving
nodig hebben.
Als ontwerpers zullen we het meeste bezig zijn met de concept-ergonomie en de
correctie-ergonomie.
P17-18-19: tastbare en niet-tastbare context: wat is het verschil?
- De tastbare context (materiele context, technische context, ruimtelijke
context, functionele context): gaat dus over de ruimte, het gebouw, de straat,
de stad,… waar we in gaan werken.
- De niet-tastbare context: gaat eerder over de beleving en de omgeving van
de ruimte.
P20-28: onderzoeksmethoden, bij beschrijving de juiste benaming kunnen geven.
1. Desk Research
, 2. Interviews en observaties