Geschiedschrijving
Inleiding
● “History is not the past but a map of the past, drawn from a particular point of view, to be useful to
the modern traveler.” (Glassie, 1982)
● Sapere aude (Kant): durf je verstand te gebruiken
● Chronologische tijdslijn:
● Invalshoeken:
1. sociaaleconomische context: “it’s the economy, stupid” (Clinton, 1992)
→ economisch determinisme (niet in psychologie)
= veranderingen in economische factoren vormen basis voor evoluties op maatschappelijk en
politiek vlak
2. maatschappelijk mensbeeld: hoe de mens zichzelf ziet en zich tot die representatie verhoudt
→ individualisering
3. wetenschappelijke ontwikkelingen: wetenschappelijke verovering van werkelijkheid
→ ontwikkeling van wetenschappelijke methode
4. studie van psychologische:
bewustzijn, individuele verschillen, emotie, motivatie en psychische problemen
→ elementen:
1. studie van psychologische
2. psychologie als aparte discipline
3. institutionalisering
4. praktijkgerichte psychologie
● Vertekeningen:
1. eurocentrisme
= beklemtonen van Europese en westerse ideeën zonder rekening te houden met invloeden van
andere culturen
→ selection bias die ecologische validiteit van psychologie bedreigt
→ WEIRD-people: western, educated, industrialized, rich and democratic
→ even the rat was white; a historical view of psychology (Guthrie, 1976):
weerlegt academisch werk dat raciaal bevooroordeeld en wijst op bijdragen van zwarte
psychologen
1
, → rapporteert ook vooral over elite uit die tijd en niet over gewone bevolking
→ in tegenstelling tot histoire d’en bas / history from below (standpunt van gewone mensen)
2. gestroomlijnde versie op verleden
3. enkel bespreking van prestaties van witte mannen
● Historiografie
= geschiedenis en methodologie van geschiedschrijving
Benaderingen
Traditionele benadering
● “Die psychologie hat eine lange vergangenheit, doch nur eine kurze geschichte.” (Ebbinghaus, 1908)
→ korte geschiedenis: vanaf oprichting eerste labo voor psychologie in Leipzig door Wundt (1879)
→ lang verleden: fundamenten voor psychologie gelegd door Aristoteles in 4e eeuw V.C.
● Context: psychologie die zichzelf moest bewijzen als wetenschap
→ doel: plaats van psychologie veilig stellen in rij van wetenschappen
→ aantonen van relevantie en vooruitgang
● Geschiedenis van psychologie als verhaal met stijgende graad van wetenschappelijkheid en
verwezenlijkingen met opeenvolging van grote namen (overzicht van verleden)
● Psychologen als intellectuele erfgenamen
→ lange traditie: teruggaand tot Aristoteles en Plato
→ elke auteur die schreef over psychologische onderwerpen is psycholoog avant la lettre
● Motto: dezelfde vragen maar verschillende methode (continuïteit van verleden)
● Psychologie zelf niet in vraag gesteld
● Niet meer van toepassing want bestaan van psychologie moet niet meer gerechtvaardigd worden
Hedendaagse benadering
● Dubbele motivering:
1. inhoudelijk: kennis van verleden, begrijpen van huidige situatie en nadenken over toekomst
→ Pavlov: wie graag nieuwe ideeën opdoet, kan het best oude boeken lezen
2. kritische reflectie over psychologie: situering psychologie en psychologie als discipline
→ stap terug zetten en kijken naar psychologie en naar mens
→ nadenken over hoe psychologie afhankelijk is van historische en culturele context
● Situering van psychologie in tijd en ruimte:
1. zeitgeest (tijdsgeest): historische context
→ huidige vraagstukken over functioneren mens ook gesitueerd in westers cultureel erfgoed
→ bv.: studie van individuele verschillen en cartesiaans mensbeeld
2. ortgeist (plaatsbeeld): culturele context
→ aandacht voor culturele bepaaldheid en crossculturele verschillen van psychologie
2
, → bv.: boeddhistische annata, psychopathologie, emotie als MINE vs. OURS, …
● Psychologie als discipline
→ evolutie: precisering antwoorden, aard vragen en selectie van wat onderzocht wordt
→ methodologie als vereiste kwaliteitscriteria: experiment, natuur- vs. geesteswetenschappen
→ vatten van werkelijkheid is niet eenvoudig:
hoe men tot wetenschap gekomen is en hoe dit zich vertaald heeft in psychologie?
● Mogelijks discontinuïteit: verschillende vragen
Onderwerp van geschiedenis van psychologie
● Er is enkel een psychologische werkelijkheid als men een psychologische bril opzet
→ het ‘wat’ van geschiedenis van psychologie verandert dus doorheen tijd
→ studie naar bril waarmee mensen in verleden keken naar mens
● Visies op ontdekking van het bewustzijn door Oude Grieken (Snell, 1953):
1. realistisch: bewustzijn is vast omlijnd object dat ook al bestond voordat het werd bestudeerd
→ Oude Grieken ontdekten vaste entiteit en werd deel van natuurwetenschappen
→ interpretatie wordt over algemeen niet gevolgd
2. instrumentalistisch: bewustzijn als instrument of gereedschap van het denken
→ benoemen en bestuderen van functioneren van bewustzijn
→ handige verkaveling van innerlijke psychische ruimte
→ verschillende niveaus in beschrijven van werkelijkheid
3. constructivistisch: hoe mens zich bewustzijn voorstelt (constructie)
→ gebonden aan cultureel-historische context
→ geen object van studie buiten die voorstelling
→ “In spite of our statement that the Greeks discovered the intellect, we also assert that the
discovery was necessary for the intellect to come into existence.” (Snell, 1953)
→ psychologie als psyche (bewustzijn) en bewustzijn vanaf Oude Grieken
● Linguïstische determinisme
= we zijn aangewezen op een psychologische taal want er bestaat geen onafhankelijke psychologische
werkelijkheid
→ taal bepaalt ons denken en heeft daarmee invloed op hoe we werkelijkheid percipiëren
→ “We have no way of knowing what psychological phenomena are, no way of giving them meaning,
except in terms of that language.” (Richards, 2002)
● Psychologische concepten zijn geen natuurlijke categorie: naming the mind
→ kadering verschilt doorheen geschiedenis en tussen culturen
→ bv.: bewustzijn, emotie, …
● Implicaties voor geschiedenis van psychologie:
1. geschiedenis van constructie van psychologische realiteit
→ “For the historian of psychology who is also a psychologist, the discipline’s history is therefore in
itself a psychological phenomenon. More specifically, we are looking at psychology’s role in the
dynamic psychological process by which human nature constantly recreates, re-forms and
regenerates itself, primarily in western cultures.” (Richards, 2002)
3
, → psychologische fenomenen waren in verleden misschien soortgelijk maar werden toen nog niet
zo gestructureerd in psychologische taal
2. als taal verandert, verandert ook psychologische werkelijkheid
→ “Many of the fundamental categories of twentieth-century psychology are, to all intents and
purposes, twentieth-century inventions. Such concepts as intelligence, behavior and learning
were given such radically changed meanings by modern psychology that there simply are no
earlier equivalents.” (Danzinger, 1997)
Strekkingen in geschiedschrijving
● Internalisme
= beperken tot een beschrijving van ontwikkelingen in loop van tijd op vlak van onderzoek, theorieën
en ontdekkingen binnen een welomschreven domein
→ evoluties volgens zuiver interne logica: strikt volgen van wetenschappelijke methode
● Externalisme
= ook aandacht voor politieke, sociale en maatschappelijke context op geschiedenis van domein
→ bepaalt mee mogelijkheden voor wetenschappelijke vooruitgang en ook invloed op
wetenschappelijk denken
→ maatschappelijke noden zijn voedingsbodem voor onderzoek
● Internalisme vs. externalisme:
invloed van context kan niet worden ontkend maar discipline wordt niet puur extern gereguleerd
● Sociaal constructivisme
= gedetailleerde studie van wetenschappelijke praktijk (internalisme) vanuit wetenschapsgeschiedenis,
filosofie en sociologie van kennis (externalisme)
→ ook sociologische en psychologische dimensie in wetenschap
→ relativiteit van kennis
→ bestaan van objectieve wetenschappelijke werkelijkheid?
● Grote figuren / great men view
= beperken tot opeenvolgende bijdragen van enkele prominente figuren
→ hagiografie van grote figuren: biografie van ‘heilige’
→ “History of the world is but the biography of great men.” (Carlyle)
● The woman problem (Boring, 1951)
→ belang van tijdsgeest / zeitgeist: grote figuren zijn trendwatchers en geen influencers
→ tijdsgeest maakte dat bepaalde ontwikkelingen voor hand begonnen te liggen
→ “L’art c’est moi, la science c’est nous.” (Bernard)
→ belang van bijdrage van individuele wetenschappers wordt overschat
→ mattheus- en matilda-effect
● Grote figuren vs. tijdsgeest:
demystificatie van grote figuren en proberen bredere intellectuele klimaat te vatten
● Overzicht:
4