DUITS 1: DEEL 1
Woordenschat:
Woordenlijst quizlet
https://quizlet.com/be/865212860/duits-woordjes-test-1-volledig-flash-
cards/?funnelUUID=e85cba1c-6c60-4cc9-97b9-382c8488c65f
duits 1 voc | Quizlet
Mannelijk/vrouwelijk/ onzijdig?
Er zijn drie woordgeslachgten:
1. Mannelijk: DER (de)
2. Vrouwelijk: DIE (de)
3. Onzijdijdig: DAS (het)
Meervoud is altijd DIE
Begeleidende woorden tonen de naamval, geslacht en of het
enkelvoud/meervoud is.
Er zijn twee groepen met onderscheid op basis van de zogenaamnde
nuluitgangen
1.
De/de/het/ der die das die
de
deze dieser diese dieses diese
Menige mancher manche manches manche
elke jeder jede jedes jede
welke welcher welche welches welche
zulke solcher solche solches solche
Die (daar) jener jene jenes jene
Alle aller alle alles alle
Beide / / / beide
2.
een ein eine ein /
geen kein keine kein keine
mijn mein meine mein meine
jouw dein deine dein deine
zijn sein seine sein seine
haar ihr ihre ihr ihre
, ons unser unsere unser unsere
jullie euer eure euer eure
hun ihr ihre ihr ihre
uw Ihr Ihre Ihr Ihre
Duits en Nederlands zijn “zustertalen”. Dit betekent dat er vele structurele
overeenkomsten zijn tussen beide talen. Het gaat dan om:
sterke werkwoorden
woorden / woordstammen
zinsgrammatica
en ... het woordgeslacht !
Kleine investering in aanleren/voelen van enkele mechanismen en
regels geeft grote tijdswinst.
Onderscheid maken tussen:
o Taaleigen of Germaanse woorden
o Leenwoorden
Taaleigen woorden zijn woorden “eigen” aan de taal. Ze gaan terug op een
zelfde stam in een oudere generatie van de taalfamilie.
Mits enige aanpassingen aan de woordvorm kan u vele van de taaleigen
woorden in het Nederlands en het Duits nog aan elkaar linken.
Woorden die op dezelfde vorm teruggaan hebben in het Nederlands veelal
hetzelfde geslacht als in het Duits.
Twee manieren om het geslacht van taaleigen woorden te bepalen:
“Dialectregel” (eenvoudig)
Op basis van kenmerken van vorm en betekenis (wat complexer)
,Regels om het woordgeslacht te bepalen:
, 1. Dialectregel
STAP 1 Kan ik er ‘HET’ voor zetten? = DAS
huis/Haus, dier/Tier, volk/Volk, oog/Auge, ijzer/Eisen, brood/Brot, boek/Buch,
dak/Dach, land/Land, meisje/Mädchen, kind/Kind ... zonder probleem te bepalen
voor alle Nederlandstaligen.
STAP 2 Kan ik er ‘NE/NEN/DIEJE/DIEJEN’ = DER
Wanneer je voor een van de dialectlidwoorden ne, nen, dieje of diejen kan
plaatsen voor het substantief, zonder dat het je vreemd in de oren klinkt, dan is
het woord ‘mannelijk’. Dus zal het Duitse spiegelwoord ook mannelijk zijn. Dit
geldt voor sprekers uit de provincies Brabant (VL/NL), Antwerpen en een deel van
Oost-Vlaanderen en een deel van Limburg (VL/NL) omdat u in het dialect nog een
lidwoord specifiek voor het mannelijke woordgeslacht heeft..
o ne stoel, nen berg, ne zetel, ne prijs, ne lepel, ne vogel en nen bal.
De
o overeenkomstige Duitse woorden Stuhl, Berg, Sessel, Preis, Löffel,
Vogel
en Ball
STAP 3 Als geen van bovengaande stappen een resultaat oplevert = DIE
Door eenvoudige eliminatie komt men na het mislukken van stap 1 en 2 tot de
vaststelling dat het woord vrouwelijk is.
o deur/Tür, hand/Hand, stad/Stadt, kracht/Kraft, macht/Macht,
daad/Tat etc.
OPMERKINGEN:
Deze hoofdregel geldt voor de woordvormen, niet voor de betekenis
Bij samenstellingen is het geslacht van het laatste woord bepalend voor
het geslacht van de samenstelling.
Bij afkortingen is het woord waarnaar de laatste letter van de afkorting
verwijst, bepalend voor het geslacht van de afkorting.
Gesubstantiveerde infinitieven zijn (net zoals in het Nederlands) altijd
onzijdig: das Unternehmen, das Schreiben, das Treffen etc.
Andere regels hebben voorrang op deze “dialectregel”.
2. Mannelijk
MANNELIJK VOLGENS BETEKENIS
Seizoenen | maanden | dagen | windrichting | gebergtes |namen van
alcoholische dranken| (veld)vruchten | muntsoorten | automerken |
apparaten en gereedschap | steensoorten …
MANNELIJK VOLGENS VORM