PSYCHOGERONTOLOGIE SAMENVATTING
Psychogerontologie samenvatting .......................................................................................................................... 1
les 1: belangrijke thema’s en begrippen bij veroudering ........................................................................................ 1
Les 2: Fysieke verandereingen bij veroudering ..................................................................................................... 13
Les 3: fysieke gezondheid (ziektebeelden) ............................................................................................................ 22
Les 4: Neurodegeneratieve aandoeningen en psychische stoornissen bij ouderen ............................................. 25
Les 5: Cognitie en pathologisch ouder worden (ziektebeelden) ........................................................................... 43
Diagnostiek van neurodegeneratieve aandoeningen ........................................................................................... 55
Omgaan met persoon met dementie (algemene tips) .......................................................................................... 58
LEs 6: Gastles zelfbeschadiging bij oudere volwassenen ...................................................................................... 62
Les 7: impact van kinderloosheid op het welzijn van ouderen ............................................................................. 72
LEs 8: vroegtijdige detectie van Alzheimerdementie: een neuropsychologische benadering .............................. 80
Les 9: Persoonlijkheid............................................................................................................................................ 90
LEs 10: succesful aging ........................................................................................................................................ 104
Les 9: levenseinde en rouw ................................................................................................................................. 110
Levenseinde ........................................................................................................................................................ 110
Rouw ................................................................................................................................................................... 116
LES 1: BELANGRIJKE THEMA’S EN BEGRIPPEN BIJ VEROUDERING
Psychogerontologie: de psychologie van het ouder worden en het sociaal-emotioneel functioneren van
ouderen
1. VERGRIJZING
Grote diversiteit tussen oudere mensen: 65-jarige zijn niet vergelijkbaar met een 85-plusser en daarbij zijn er
groepen die succesvol ouder worden maar ook een grote groep waarbij meer pathologiën aanwezig zijn. De
kans op neurodegeneratieve aandoeningen en cerebrovasculaire aandoeningen is groter naarmate mensen
ouder worden. Dankzij een toegenomen levensverwachting worden mensen steeds ouder maar die
bijkomende levensjaren zijn niet altijd even gezond. Veel mensen hebben comorbide chronische problemen,
waar zorg voor nodig is. In de zorg voor ouderen zitten we ook nog niet waar we moeten zijn. Zorg is vaak
gespecialiseerd (voor hart, nieren, rug, …) die mensen behandelen voor één specifiek deel maar bij ouderen
zijn er vaak comorbide problemen. Waardoor ouderen vaak verschillende zorgpaden zijn waartussen weinig
communicatie is en er bijgevolg vaak polyfarmacie is. Daarnaast duren consultaties vaak veel te kort om een
,volledig holistisch en biopsychosociaal beeld te krijgen. Er wordt dus ook vaak gepleit dat de zorg naar ouderen
anders verloopt, geconnecteerd en geïntegreerd.
OUDEREN: WIE?
Verschillende termen: senioren, bejaarden, … → OUDEREN
Welke leeftijd?
- Chronologische leeftijd
➢ 65-74 jaar: “jonge” ouderen
➢ 75-84 jaar: “oude” ouderen
➢ > 85 jaar: “oudste” ouderen
➢ > 100 jaar: “centenarian”
➢ > 110 jaar: “super centenarian”
De meeste mensen gaan tot 75-80 jaar op een gewone manier ouder worden met een achteruitgang maar
geen die interfereert met het dagelijkse leven. Bij 80-85 zien we een knik waar er vaak meer problemen en
achteruitgang voorkomen. Er komen meer pathologiën op de voorgrond. Als er niets echt gebeurd wordt dit
relatief onder controle gehouden maar bij het minste dat gebeurt (bv. val van de trap) is er een versnelling in
het proces en komen de dingen die op de achtergrond zaten meer naar voor.
- Functionele leeftijd
➢ Biologische leeftijd
= gebaseerd op de kwaliteit van de werking van de lichaamssystemen/organen
“Biologische leeftijdstest” (nagaan levensverwachting + hoe gezond men gaat ouder
worden) en aan de hand hiervan zou je een predictie kunnen maken van hoe gezond je
zou verder leven. Komt niet altijd overeen met kalenderleeftijd (bv. progea, kinderen zijn
8 jaar maar hebben biologische leeftijd van 80 jaar).
➢ Psychologische leeftijd
= gebaseerd op het functioneren op psychologische/cognitieve tests (geheugen,
intelligentie, leercapaciteit,…). Er zijn situaties waarin er een groot verschil is met
kalenderleeftijd bijvoorbeeld bij dementie of jongdementie.
➢ Sociale leeftijd
= gebaseerd op welke sociale rollen een persoon inneemt (familie, werk, gemeenschap)
Vb.: een grootouder heeft een hogere sociale leeftijd dan een ouder; een
gepensioneerde is “ouder” dan een werkende persoon
Functionele leeftijd capteert de diversiteit maar is enorm dynamisch dus moet continue in kaart gebracht
worden.
CHRONOLOGISCHE leeftijd = meest gehanteerd (= “leeftijd volgens de jaren”)
- bevolkingspiramides
- bevolkingsvooruitzichten
Grafiek: ouderen worden steeds ouder. Er zijn veel mensen binnen
woonzorgcentra die 100 worden, is geen exclusief verhaal meer.
,ENKELE CIJFERS
Vergrijzing van de bevolking (dubbele vergrijzing)
Aantal ouderen neemt toe en oude ouderen gaat ook
enorm toenemen waardoor kans dat je werkt met
chronische problemen, neurodegeneratieve
aandoening gaat ook groter worden. Vandaar dat men
vaak spreekt van dubbele vergrijzing: aantal ouderen gaat stijgen en oudste oudren gaat ook stijgen.
Babyboomers: naoorlogse generatie, mensen die tussen
1945-1960 geboren zijn, grote cohorte van mensen,
behoren nu tot de groep van de ouderen. Dus is grote
groep dat eraan komt.
Bepaalde streken waar er meer ouderen worden
(gebieden met donkere kleur). Aan de kust wonen
de meeste ouderen, mensen beslissen vaak na hun
pensioen om aan de kust te gaan wonen. We zien
ook echter dat aantal eenzame ouderen hier ook
groter is omdat mensen verhuizen en hun sociaal
leven achterlaten maar vaak alleen achterblijven als
een van beide sterft.
Levensverwachting (België) 81,7 jaar
Stijgt altijd. In 2020 even dip door
coronacrisis hier zijn veel ouderen
gestorven door de pandemie maar
we zijn alweer aan een
inhaalbeweging bezig.
Man die in 2000 geboren is wordt
gemiddeld 74,5 jaar, man geboren
in 2021 wordt gemiddeld 79 jaar.
Vrouw geboren in 2021 wordt
gemiddeld 84 jaar.
, Pensioenleeftijd: mensen willen graag 2010 2015 2020 2030 2040 2050 2060 2070
Gemiddeld aantal kinderen per vrouw 1,84 1,69 1,66 1,88 1,88 1,89 1,89 1,88
vroeg op pensioen om ook veel te Levensverwachting bij de geboorte - Mannen 77,36 78,55 79,75 81,81 83,64 85,25 86,73 88,05
kunnen genieten maar daar mensen Levensverwachting bij de geboorte - Vrouwen 82,64 83,17 84,19 85,49 86,67 87,75 88,76 89,69
ook steeds ouder worden merken we Levensverwachting op 65 jaar - Mannen 17,03 17,68 18,40 19,84 21,16 22,37 23,47 24,47
Levensverwachting op 65 jaar - Vrouwen 20,49 20,83 21,44 22,47 23,44 24,34 25,17 25,96
dat er ook veel verveling is aangezien
het bv niet simpel is om 20jaar zonder werk zinvol in te vullen. Ruimte na actief leven wordt steeds groter
waardoor mensen dingen moeten vinden om dit goed in te vullen en daarbij een steeds grotere kans op aantal
ziektes.
2. BIOPSYCHOSOCIALE PERSPECTIEF
Bij het werken met ouderen is dit perspectief enorm belangrijk omdat er een heel grote interactie is tussen
deze domeinen (bv. incontenentie is biologisch probleem maar heeft ook invloed op sociaal vlak aangezien
persoon vaak niet meet naar sociale bijeenkomsten gaat – eenzamer wordt - cognitief weinig uitgedaagd
wordt, depressiever wordt op psychologisch vlak).
= ontwikkeling/veroudering is een complex samenspel van biologische, psychologische en sociale processen
• Biologische: Werking van de lichaamsfuncties en structuren doorheen het verouderingsproces
• Psychologische: Cognities, gevoelens, emoties, persoonlijkheid
• Sociale: Positie binnen sociale structuren (familie, cultuur, wereld, land, gemeenschap,…)
3. VIER PRINCIPES VAN “HET OUDER WORDEN”
1. Veranderingen in de levensloop verlopen continu
• Continuïteitsprincipe: hetgene dat gebeurt op oudere leeftijd bouwt voort op gebeurtenissen uit
het verleden. Gedragingen die we stellen op jongere leeftijd heeft invloed op hoe gezond we
ouder worden (bv. hele leven roken heeft invloed op hoe je oud wordt).
• Onthoud dat mensen die ouder worden niet veranderen omdat ze oud zijn. Mijlpalen voelen niet
meteen anders: 100 jaar is niet zo verschillend van 99 jaar.
2. Enkel de “overlevenden” zijn diegenen die oud worden
• De enige voorwaarde om oud te worden = NIET DOODGAAN`
• Let op met veralgemeenbaarheid bij ‘ouderen’ want het zijn enkel diegene die het overleefd
hebben die de groep ouderen vormen. Dus als je bijvoorbeeld dingen leest over 85-plussers dan is
dat een segment van de vroegere 60-plussers. Een groep die bijvoorbeeld wat betere genen
gehad hebben, biologisch gezonder waren, zich omringd hebben met een goed sociaal netwerk,
die cognitief heel gezond gebleven zijn, … Als er bijvoorbeeld gezegd wordt dat 85-plussers
minder risicovolgedrag vertoont dan 70-plussers dan kan dat ook gewoon zijn omdat diegene die
risicovolgedrag vertonen op hun 70ste niet 85 jaar worden en eerster sterven.
3. Individualiteit doet ertoe
• Mythe: als mensen ouder worden lijken ze steeds meer en meer op elkaar
• Hun persoonlijkheid is nog steeds heel verschillend ondanks ze misschien allemaal grijs haar
zullen hebben.
• Interindividuele verschillen worden groter omdat hoe ouder je bent, hoe meer keuzes je in je
leven hebt gemaakt en hoe meer mensen kunnen verschillen.